NIEUWE
NIEUWS- M ADVERTENTIEBLAD VOOR
Amersfoort, Baarn, Bunschoten, Eemnes, Hamersvelö, Hoevelaken, Hoogland, Lensden, Soest,
Ssherpenzeel, Stontenhnrg, Vnnrsche en Woudenberg.
Zaterdag 2 April 1881.
|,|No. 26.
Tiende Jaargang.
Advertentiën kunnen inge
zonden worden tot uiterlijk
's morgens 8'/s uur des Woens
dags en Zaterdags.
Eene viermaal geplaatste ad
vertentie wordt slechts drie
maal in rekening gebracht.
FEUILLETON.
De Toren van Treviso.
XVI.
IMERSF00RTSC1E COUR
Advertentiën v»n 16 regel»0,40.
Abonnementsprijs voor Amersfoort per 3 maanden 1.-. Uitgever: A. H®. Slothouwer, Iedere regel meer O,OS.
Franco door het geheele Rijk1,10. Voor het Buitenland0,07'.
Afzonderlijke nummers 3 Cent. TE AilKRSFOORT. Reelamei per regel0,80.
Dit Blad verschijnt des Woensdags' en des Zaterdags. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
ten hebben dan de werkliedenzij moe
ten netter gekleed gaan, zijn eenigermate
gebonden in de keus eener woning, kun
nen hun kinderenwant sommigen
hunner zijn huisvaders! niet op scholen
voor onvermogenden plaatsen, kortom,
zijn verplicht op het altaar van „liet fat
soen" zekere offers te brengen.
Het spreekt van zelf dat dit nergens kan
van 9 tot 12 gulden per week, allerminst
in de hoofdstad. De heeren hadden daarom
besloten een poging tot lotsverbetering aan
te wenden. Zij stelden een adres op aan
den Minister van Marine, ep gaven dit
ter inzage aan hun Chef, den boekhouder,
met verzoek het te willen ondersteunen.
Vier dagen later verklaarde deze dit niet
te kunnen doen, omdat hij met de strek
king van het adres niet was ingenomen:
hetzelfde werd door den hoofdingenieur
verzekerd. „Toen daarop, zegt de Werk
mansbode verder„gevraagd werd wat
met het adres te doen, antwoordde een
der beide heeren: Als vrije Staatsburgers
heb jelui het recht je tot den Minister te
wenden."
Aan dien wenk werd gevolg gegeven en
het antwoord des Ministers liet zich
niet lang wachten. Het luidde afwijzend
wellicht, om redenen van financieelen aard?
Ja, ware het dat slechts geweest, er zou waar
schijnlijk geen haan naar gekraaid hebben:
de noodlijdende heeren" zouden met een
zucht kennis van de zaak genomen heb
ben en daarmede ware 't uit geweest.
Maar de Minister schreef eenvoudig aan
de directie dat adressanten, die het ge
waagd hadden zich tot Z. Exc. te wenden
zonder dat hun onmiddellijke chefs het
verzoek hadden ondersteund, gestreng moes
ten gestraft worden. En zoo geschiedde
het.
Waarin nu die straf bestond?
Ozeer menschkundig en menschlievend
heeft men de lieden voor hun stoutigheid
op de gevoeligste plaats weten te treffen.
Gedurende drie maanden wordt hun 50
cents per dag van hun bezoldiging afge
houden.
Die ontevredenenZij moeten zich nu
maar eens een poos leeren behelpen met
f6 a 9 per week, dan kunnen zij bij
ervaring te weten komendat f 9 a 12
waarlijk zoo'n kleinigheid niet is. 't Is
waar, vrouwen en kinderen worden nu
eigenlijk gestraft, en dat is niet volkomen
in overeenstemming met gezonde rechts
beginselen, maar een ambtenaar kan
zich niet met een gewoon mensch gelijk
stellen.
Voor de schatkist wordt dat nog een
profijtje van f 8 X 12 X 13 f 468.
Op die manier zou men haast de rente
belasting niet noodig hebben om onze
financiën in orde te brengen.
Wij geven het verhaal zooals we het
gevonden hebben. De geijkte uitdrukking
„commentaar is overbodig," is hier waar
lijk overbodig.
Hadden wij de geschiedenis aangetee-
kend gezien uit den tijd van de opper
macht der regenten, we zouden zeggen:
Hoe gelukkig dat we niet meer leven on
der zulk een despotieke administratie. Werd
het uit Eusland verteld, we zouden er een
We kunnen niet alle dagen over poli
tiek redeneeren. De dingen des gewonen
levens vragen ook onze belangstelling,
misschien nog in meerdere mate dan die
diep- en hooggaande kwestiën, waarmede
we ons zoo gaarne bezig houden.
We verzoeken thans een oogenblik Uw
opmerkzaamheid voor een Amsterdamsche
historie, waarvan we het verhaal vinden
in „De Werkmansbode" van 26 Maart,
en die zich, naar luid van dat blad, aldus
heeft toegedragen
Op het kantoor der Eijks-Marinewerf
der hoofdstad zijn een 12tal schrijvers
werkzaam, wier werkuren geheel overeen
stemmen met die der gewone arbeiders.
De loonen zijn echter niet gelijkde man
nen van de pen ontvangen f 9 h 12 per
week, hetgeen de werklieden vroeger ook
genoten, maar het loon der laatsten is af
en toe verhoogd. Dat der schrijvers niet,
omdat men voor die betrekkingen steeds
mededingers genoeg kon krijgenhetgeen
met de werklieden niet het geval was.
Nu is het ontegenzeggelijk, dat de
„heeren" van 't bureau meerdere behoef-
„Ik dank U zeer voor uwe goede zorgen
oom. Mijne slede zal zoo als ik hoop nog
niet uitgespannen zijn, ik denk dat zij wel
vooruit gereden zal wezen. In ieder geval
zal ik mij niet in Hohenbruch ophouden."
„Het verder rijden zult gij u wel degelijk
uit het hoofd moeten stellen," mompelde de
oude edelman.
De graaf bleef zoo nadrukkelijk hij zulks
vermocht voortdurend tegenstribbelen, en
zelfs zijn bediende hielp hem daar zoo goed
hij kon. Nu zijn heer wat bekomen was,
scheen zijne voornaamste zorg hierin te be
staan, om hem maar weer in veiligheid naar
Harthaüsen te vervoeren. De heer von Eh-
renfels wilde echter naar geene tegenwerpin
gen luisteren en riep toornig„Al ware het
dan ook maar alleen ter wille der gasten,
zoo moet gij toch op Hohenbruch blijven,
Egon. Gij kunt toch wel denken dat men
zeer bekommerd over u zal zijn. En gij
hebt het daarenboven geheel en al in uwe
machtom het gezelschap in de Mare
stemming te brengen die voor een jacht-
diner past. Daarenbovenzoo ging hij
fluisterend voortalsof hetgeen nu volgde
een geheim wasen niet bestemd voor de
ooren van den bediende „de zaak kan
heden bijzonder belangrijk worden, ik heb
nog eene kleine verrassing in pettoik
wil nog een koppelaarsgeschenk verdienen,
gij begrijpt mij
De graaf begreep hem maar al te goed.
Had hij tot hiertoe op vrij kalme en be
daarde manier het verblijf op Hohenbruch
geweigerdnu riep hij al zijnedoor zijn
ongeluk wel is waar half verlamde geest
kracht samenom zich als het ware met
handen en voeten tegen die uitnoodiging
te verzetten.
„Ik bid u oom! om niet langer bij mij
aan te dringen. Als gij niet verlangt dat
mijn ongeval zeer ernstige gevolgen na
zich zal sleepen zorg er dan voor dat ik
zoo spoedig mogelijk weg kom. Eeeds het
afleggen van de pels waarin ik nu zoo
warm geworden benkan mij eene zware
ziekte op den hals halenen nu spreek
ik nog niet eens van de onmogelijkheid
om bij zulk een diner het voor mij thans
zoo noodige dieet in acht te kunnen ne
men."
De graaf sprak snel door en zocht alle
mogelijke uitvluchten op die hij nog maar
zou kunnen bijbrengen. Daardoor had hij
niet eens opgemerkt dat de slede reeds
lang het park van Hohenbruch was bin
nengereden, dat de helder verlichte vensters
reeds door de kale takken der boomen
skhemerdenen het geblaf der honden
alsmede het geluid van vele door elkander
pratende stemmen duidelijk gehoord werd.
Werd het misschien veroorzaakt door den
hevigen schok, dien zijn hoofd had moeten
doorstaan toen het zwijn hem tegen een
boom aanslingerdeof had de opwinding
waarin hem de gedachte om op Hohen
bruch te moeten blijken gebracht had er
het zijne toe bijgedragen, om niet op te
letten waarheen men hem voerde Hoe
dit zij, de slede beschreef een halvan cirkel
en binnen weinige oogenblikken hield zij
bij de door lantaarns en fakkelen verlich
te hoofdtrap stil. Verbijsterd keek de
graaf rond. Op de bovenste trap en in de
vestibule stonden al de gasten dicht opeen
gedrongenen beneden midden onder de
bedienden op den grond met de voeten
diep in den sneeuw bevond zich eene dame.
Zij had haar nieuw modisch licht zijden
kUed met de linker hand opgenomen
^n hield de rechter boven de oogen om
de nieuw aangekomenen beter te kunnen
zien. Ofschoon Ahlden de gelaatstrekken
der wachtende niet goed kon opmerken
zoo had hij haar toch herkend.
„Mijne slede, Johan! leg het dekkleed
er maar inen rijd mij dan dadelijk naar
huis."
Met eene vlugheid die men bij het zien
zijner grijze haren niet van hem zou ver
verklaring voor het Nihilisme in vinden.
Maar zulke diugen gebeuren in Nederland,
in de negentiende eeuw, onder een vrij
zinnig bewind En van de mannen, die
het Nederlandsche Volk op het Binnenhof
vertegenwoordigen, zal er wel geen worden
gevonden die het de moeite waard acht
den Minister naar deze zaak te vragen.
Wat drommel, er zijn zooveel gewichtige
zaken aan de hand, dat er voor de be
langen van een dozijn hongerlijdende kan
toorklerken geen „nationale tijd" te vinden
is.
Het is dan ook niet in de hoop, dat
eenig Afgevaardigde zich de tolk zal maken
van het billijkheidsgevoel, dat wij dit zaakje
ter sprake brengen. Wij willen er een
kleine leering uit putten, een kleine waar
schuwing aan vastknoopen.
Naarmate het onderwijs binnen het be
reik van de minst gegoeden komtopen
baart zich allerwege de zucht tot stand-
verheffing. Jongens die met gunstigen
aanleg zijn bedeeld worden menigmaal
door vader en moeder „te goed voor een
ambacht" gerekend. De knaap moet „een
heer" worden, dat is het ideaal; met een
net jasje langs de straat gaan, en wat al
verder tot de „heerachtige" eigenschappen
behoort. Is men zoo gelukkig, een plaatsje
op een kantoor te veroveren, dan is men
den koning te rijk. Men denkt niet aan
hetgeen er later volgt: aan de treurig lage
salarissen die de toekomst zal opleveren
aan den staat van diepe afhankelijkheid
waarin de ongelukkige geraakt wiens wel
zijn zoo wordt opgeofferd aan valschen
schijn. Want een werkman wien de han-
wacht hebben, was de oude man van de
slede afgeklommen en zonder zich om de
sneeuw die hem bijna tot de knieën reikte
ook maar eenigszins te bekommeren, liep
hij naar den stal, waar de bellen der juist
uitgespannen paarden nog duidelijk gehoord
werden.
„Egonde graaf wendde zich snel
omwas het de zoo eigendommelijk
zachte toon der stem, die hare M-egslependc
betoovering op hem uitoefende dit ten
minste was zeker hij kan het zelfs niet
laten om de spreekster aan te zien. „Egon,
gij blijft immers hier? Niet waar, gij
wilt ons immers Mei veroorloven om een
beetje voor u te zorgen gij hebt werke
lijk behoefte aan rust en eneige verpleging."
„Ik wil niemand tot last zijnfreule
von Lichtenhain. Gij zult het reeds zonder
mij druk genoeg hebben om voor al uwe
gasten te moeten zorgen. Daarenboven
voel ik mij werkelijk heel wel."
„Ik bid u Egonweiger het niet aan
uwekleine Lilly."
Dat was een woord uit de reeds zoo
ver verwijderde dagen der jeugdeen be
roep dat een weerklank in het treurige
hart van den graaf moest vinden.
Zonder een woord te antwoorden steeg
hij uiten het was alsof hij droomde en
geen eigen wil meer had. Toen de gasten
die boven aan den trap stonden merkten