NIEUWE NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR Amersfoort, Baan, MM, Eemaes, Haiameli, Hoerelata, Honlanl Lensden, Soest, 'L t Zaterdag 27 Augustus 1881. ZONDER MASKER. IN 't VUUR. No. 69. Tiende Jaargang. Uitgever: A. M. Slothouwer, Advertentlën kunnen inge zonden worden tot uiterlijk 's morgens SV2 uur des Woens dags en Zaterdags. Eene viermaal geplaatste ad vertentie wordt slechts drie maal in rekening gebracht. PREMIE dertig Cents, M. DE VRIES, Suit-Affrikaaüsche Republiek van die laaste tienjaare, ELAAS WAARZEGGER, AMERSFQORTSCHE COURANT Abonnementsprijs voor Amersfoort per 3 meenden 1, Franco door het geheele Rijk1,10. Afzonderlijke nummers 3 Cent. Dit Blad verschijnt des Woentdage- en des Zaterdag t. te Amersfoort. Advcrtentiën ven 16 regelsJ 0,40. Iedere regel meer 0,05. Voor het Buitenland0,07s Reclames per regel0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. bij de Aan H.H. abonnenten en begun stigers en zij die zich abonneeren op de Nieuwe Amersfoortsche Courant wordt door den Uitgever als PREMIE aangebo den voor een oorspronkelijk werk van den Heer Oud-Voorzitter van den Volksraad der Zuid-Afrikaansche Republiek Transvaal getiteld of die gevertel door aan zijn Neeft MARTINUST in Hollant, in die eige boere syn taol. FEUILLETON. Van Kind tot Man. I. De late najaarszon lag over het landschap uitgebreid; de heldere stroom blonk en glansde over zijn geheele oppervlakte, en weerkaatste het beeld van den kleinen heuvel, die zich, begroeid met cederhout en dennen groen, in schilderachtige schoonheid op den oever ver hief, terwijl de hooge eiken van het naburig bosch klaar en duidelijk in het verschiet zichtbaar waren, en als het ware een grens vormden aan de uitgestrekte weiden, waar het vee dartelt en graast en nu en dan door een vroolijk geloei de plechtige stilte verbreekt. Aan den voet van den heuvel, bet hoofd gesteund op de morsige vuist, zat, in half liggende houding, een knaap. Zijn gelaat, ietwat door de zon gebruind, spreekt maar al te zeer van lijden en vroege smart; zijn brnine oogen getuigen van schranderheid en openheid, en hoe wel nauwelijks zestien zomers over zijn hoofd konden zijn heengevaren, breDgt hij toch reeds waar hij komt een open aanbevelingsbrief met zich, waarin eerlijkheid en goede trouw met leesbaar schrift zijn neergegrift. Zijne kleeding draagt sporen van armoede en verval. Hij scheen in ernstige gedachten verdiept, en gaf er geen acht op dat reeds meer dan eeDS de roepstem „Anton, Anton," weerklonken had, voordat een jong meisje met lachend gelaat, uit de struiken voorwaarts dringend, hem bereikt, en de hand op zijn schouder leggend spreekt.Anton, kom naar huis; moeder heeft n reeds zoo dikwerf geroepen. Spoedig, of gij weet wel wat u weer wacht, wanneer «Wanneer vader thuiskomt, en mij niet vindt," viel hij haar knorrig in de reden. „Ga Emma, gij en ik, we hebben niets zamen gemeen I" «Niets zamen gemeen Zijt gij dan niet mijn eenige Een gedeelte van onze provincie is in rep en roer geweest, 't Heeft er eenige dagen achtereen verbazend gespookt: het dof gebulder van het geschut, afgewisseld door het knallen der geweerkogels, joeg den landbouwer een schrik om het harte, die niet weinig toenam wanneer hij des morgens in zijn courant las, dat de vijand zich den vorigen dag op korten afstand van zijn woning had vertoond. Wel had hij van dien vijand niets bespeurd, maar juist dat maakt hem des te gevaarlijker een troep die z66 verdekt weet te mar- cheeren dat niemand hem opmerkt, is gewis niet weinig te duchten. Geen won der dat hij zich voornam, 's avonds zijn kippenhok zorgvuldiger te sluiten dan ooit. Maar het ligt geenszins in ons plan, ons vroolijk te maken met de vertooning op en rondom de forten benoorden Utrecht. Men zegt dat die oefeningen in het af weren van een denkbeeldigen vijand zeer nuttig zijn, inzonderheid voor de officie ren, want de manschappen begrijpen er niemendal van en behoeven er ook niets van te begrijpen, vooreerst om dat zij ook in oorlogstijd gaan waar zij gestuurd worden zonder het waarom te kunnen vragen, ten tweede, omdat zij over een paar jaar toch niets meer met militaire zaken te doen zullen hebben. Als de deskundigen, de militaire speciali teiten die oefeningen mooi vinden, dan moeten wij, niet-deskundigen, het ook wel doen. Afgescheiden echter van alle oordeel broeder, die mij tot hiertoe steeds met liefde omriDgd heeftwat scheelt u, Anton De jougen sloeg het donker oog op de kleine spreek ster, en zijn blik werd verzacht toen hij Bntwoordde „Wat mij scheelt, o Emma kunt gij het vragen? Ziet, ik heb me moede geloopen, ik heb me in de stad overal aangemeld om werk, doch overal het hoofd gestooten. Dat ik hier langer blijven moet, nog laDger de twistap pel moet zijn, die mijne ouders van elkander verwijdert, dat ik het moet aanzien, hoe ook hij in een complot tegen mij getrokken werd, zoodat vader u verboden heeft tegen mij te spreken, als ware ik de slechtste schnrk, dat, ja dat smart mij diep. „En weder leunde bij bet hodfd op de hand, en staarde in het ver verschiet. „Anton, gij ziet het immers," onderbrak het meisje de stilte, „hoe weinig ik acht geef op het hevel mijns vaders, waar zulks in strijd komt met mijne liefde tot n; kom naar huis, mijn broeder, en voorkom den storm, die gewis u anders weder wacht." „Kom naar hnis! O, dat ik een thuis had, waar liefde mij tegenkwam, maar ik armeik heb geen thnis. Ik heb ouders, maar zij beminnen mij niet; ik heb eene zuster maar zij moet mij vliedenwaarom, waar om?" De stem van den knaap klonk hartstochtelijk, en zijne zuster trachtte te vergeefs weder zijne hand te vatten, en hem tot bedaren te brengen. „Verklaar mij het raad sel, Emma," hield hij aan, „verklaar mij, waarom gij geliefd zijt van vader en moeder beiden, wasrom ik een uitgeworpene ben?" „Doch moeder is immers goed voor u," vleide zij, „ook nu is zij het die mij zendt, en n smeekt om thnis te zijn, eer vader komt." „Ja moeder behandelt mij met goedheid wanneer vader afwezig is, doch wanneer hij mij dreigt en slaat, wendt zij geen poging aan om het te verhinderen. Ach Emma, kon ik maar elders werk vinden, ik bleef geen dag langer in het huis, waar slechts verdriet mijn deel was van af reeds mijne geboorte." „Spreek zoo niet, Anton, doe liever het werk dat vader van u eischt, en tracht hem voor u te winnen door ijver en volharding." vellingen over de bijzondere voorvallen van den //oorlogstoestand" op de forten, 't is wel aardig, in Nederland een kunst- matigen oorlog, in Atjeh een dito vrede! mogen we toch weieens vragen, of de na tie, voor wier goede geld al die de fensie-proeven worden genomen, iets zal te weten komen van de resultaten. Ziet, men heeft getoond een denkbeeldigen vij and zich van het lijf te kunnen houden: welke waarborgen bezitten we nu, dat een vijand van vleesch en been, een, die er geen been in vindt de verdedigers overhoop te schieten, en die van elk ter reinvoordeel een listig gebruik weet te maken en die, als hij het heden niet klaar kan spelen, nog wel een paar daag jes er aan vast wil knoopen, een heuschelijke vijand, weet u, die niets en niemand ontziet, en een boerderij die hem in den weg staat even kalm omver smijt als-gij op uw wandeling een molshoop vertreedt, dat zoo'n barbaar van een vijand ook tot staan gebracht zal kunnen worden? En als daaromtrent geen twijfel bestaat, dan zouden we graag nog iets meer wenschen te vernemen: namelijk, hoeveel en welke soort van soldaten daar voor noodig zijn, en hoeveel elders, in verband met een volledig plan van verde diging van den vaderlandschen grond en waar we die mênnekes vandaan moeten halen Het zou ons insgelijks niet onwel kom zijn, als we eens aan de weet moch ten komen of de Minister het bepaald noodig acht dat juist de lagere volks klasse met dat verdedigingswerk blijft be last, dan of hij er ook jongelieden uit den beschaafden stand voor gebruiken kan. „Ik heb het beproefd, maanden lang. Waarlijk Emma, ik heb mijn best gedaan, geloof mij toch. In vaders oogen kan ik niets goed doen. Gisteren nog, toen ik ver moeid van den arbeid, in het vrije uur mij op het gras veld had uitgestrekt, en nieuwe liedjes probeerde na te zingen, stond hij eensklaps achter mij, en gebood mij op norschen toon op te houden en aan den arbeid te gaan. Waarlijk, het uur was nog niet om, en ik zeide zulks, toeno, Emma, ik kan, ik wil bet niet langer ver dragen, toen sloeg hij mij, dat de rotting op mijn rug door midden brak," en met een doffen snik zweeg de knaap. Het meisje hield de hand voor de oogen, en wischte haastig een paar tranen weg, die maar al te ge neigd w aren om te vlieten bij het gezicht van zooveel smart. „Kom, AntoD," sprak zij zacht, „verban thans deze droeve mijmerijen. Kom mede naar moeder, ik zal haar vragen om u te gebieden, dat gij een laDgc wande ling met mij maken gaat; dan kunnen we praten en vroolijk zijn, en gij zult mij de nieuwe liedjes voorzin gen, niet waar?" „Vragen, mij te gebieden," viel bij haar in de reden; „ja, het is waar, alleen door zulk een gebod kan ik sla gen ontgaan. Kom dan, Emma, gebruik deze list." Broeder en zuster sloegen een boschpad in, dat hen naar het dorp geleidde. Hoe verschillend zagen die beide kinderen er uit; zij, ietwat ouder dan haar broeder, was echter kleioer van gestalte, en terwijl zijn donker oog vurig en hartstoch telijk rond zich blikte, en men in zijn haastig voorwaarts schrijden beradenheid en wilskracht meende te mogen opmerken, bezat zij dat echt vrouwelijke, dat men zoo zelden geheel volmaakt aantreft, doch dat, waar men het bespeurt, eene atmosfeer rond zich wekt van zacht heid en liefelijkheid, van reinheid en vertrouwen. Haar blauw oog, schitterend van gezondheid en leven; moed, deed allerminst denken aan die sentimenteele vergeet- mij-niet oogen, waarvan een schrijver spottend zegt: dat zij, te veel gezien, een gevoel van afkeer verwekken; neen, wie eens in dat diepe blauw had gestaardver langde telkens, en telkens weer een blik daarvan op te vangen. Het jeugdig gelaat helde overigens zeer tot bet alledaageche over, alleen het voorhoofd waa edel en Over het algemeen vinden we het niet goed, dat men het een regeering erg las tig maakt, te veel potkijkerij is nooit ge- wenscht, en het eindeloos vragen en zeu ren en interpelleeren van sommige wet gevende vergaderingen lacht ons niet zeer toe. "We zijn geen Ieren, maar loyale Ne derlanders, die vertrouwen stellen in het be leid onzer voorgangers. Maar op 't gebied van oorlog is onze meegaandheid niet zoo onbegrensd meer als vroeger, daDk zij het leergeld dat we jaar in jaar uit hebbeu moeten geven. Het is meer dan tien jaren geleden, dat de hoogst onvoldoende toestand van onze verweermiddelen, inzonderheid wat de levende strijdkrachten betreft, zeer duidelijk in het licht trad en sedert dien tijd hebben we wel steeds hoogere begroo tingen bewilligd; doch de man moet nog geboren worden die op de vraag, wat we voor al dat geld hebben gekregen, een bevredigend antwoord kan geven. Bij al onze landgenooten staat de overtuiging vast, dat de verdedigbaarheid van ons land onder de tegenwoordige omstandig heden aan veel twijfel onderhevig is, en deze opinie is zeker in staat om ods na tionaal zelfgevoel te verhoogen. Ieder on zer wacht met smart Daar het oogenblik waar een man van kennis en gezag de eerste stappen zal doen voor een betere toekomst, en hij ons zal zeggen onder welke voorwaarden Nederland in staat zal zijn, aanrandingen van vreemden, zoo ze tot ons gericht mochten worden, af te weren. Omtrent dat alles verkeeren we in de diepste onwetendheid. En telkens, als we bij plechtige gelegenheden roem drogen schoon gewelfd, en de lijst van lichtblonde lokken die het omgaf, deelde er eene ODgewone weelde aan mede. Geen wonder voorwaar dat haar broeder niet zelden met bewondering en innige liefde dat jong gelaat gade sloeg; en wanneer zij liefkoozend den arm om zijn hals legde en hem zoete woordjes toefluisterde, om hem te troosten over het leed. hem door zijn vader berokkend, dan was bet hem onmogelijk eenig gevoel haar aan gaande te blijven koesteren van een hatelijke kwaal, de jalousie, die hem, niet geheel onrechtmatig, bezielde, wanneer hij bemerkte boe voor haar steeds het beste niet goed genoeg, voor hem het slechtste nog te goed w erd geacht. Zoo was bet gegaan van den eersten dag af, dien hij zich herinnerde. Hij was toen nog zeer jong, en gevoelde het diep boe weinig liefde zijne ouders hem toedroegen; hoe geheel hun hart aan hun eerstgeborene, hunne dochter hiDg. W at hem als kind bedroefde en menigmaal aanleiding was, dat hij zich 'savonds in slaap schreide; dat was thans begonnen hem tot nieuwsgie righeid te prikkelen, en niet zelden, waDnecr bij weder door slagen en barsche woorden gedreven, de eenzaam heid opzocht, en zich daarbuiten in de vrije natuur over gaf aan zijne droomen, die niet altijd van de onaange naamste w aren, vroeg hij het zich zelf af, wat toch de reden mocht zijn, dat zijue ouders hem zoo alkeerig ge stemd waren, waarom juist hij nimmer in hunne oogen iets goeds kon doen, waarom hij zoo weinig liefde on dervond? Doch, werd het antwoord hem hierop niet gegeven, evenzeer deed de smart zijn karakter vroeger rijpen, dan hij menig kind der weelde op zijn leeftijd het geval kon zijn, en wanneer het binnenshuis hem zoo bang en benauwd werd, dan vlood hij naar zijn gelief- koosden heuvel, en daar, alles vergetende, wierp hij zich op het gras, niet om de smart weg te schreien, maar om nu te fluiten en te zingsn, vroolijke liedjes, nu eens door Emma hem geleerd, straks afgeluisterd iu den omtrek van het heerenhuis, waar de jonge freule zoo liefelijk bij het klavier zich hooren deed, en haar fraaie klank volle stem door het geopende venster tot zijn oor doordrong. IVordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1881 | | pagina 1