NIEUWE NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR Amersfoort, BaarnBbMd, EenesHamersveM, Matn, Dotulanl, LensdenSoest, ei Zaterdag 3 December 1881. ZONDER MASKER. No. 97. Tiende Jaargang. Uitgever: A. M. Slothouwer, Dit Nommer bestaat uit Twee bladen. EERSTE BLAD. Advertentiën kunnen inge zonden worden tot uiterlijk 's morgens 8V2 uur des Woens dags en Zaterdags. Eene viermaal geplaatste ad vertentie wordt slechts drie maal in rekening gebracht. BERICHT. VEERTIG CENTS, In heilige stemming. AMERSFQORTSCHE COURANT Abonnementsprijs voor Amersfoort per 3 maanden f 1, Franco door het geheele Rijk1,10. Afzonderlijke nnmmers 3 Cent. Dit Blad verschijnt des Woensdags- en des Zaterdags. te Amersfoort. Advertentiën van 16 regels0,40. Iedere regel meer 0,05. Voor het Buitenland0,075 Reclames per regel0,20. Oroote letters worden berekend naar plaatsruimte. Als pemie op ons blad voor het jaar 1882kunnen wij onze abonnees aanbie den, een fraaien SCHEURKALENDER, getiteld opgedragen aan Z. M. den Koning. Uitsluitend verkrijgbaar voor onze abon- neéstegen betaling van terwijl bij in den handel vijf en zeven tig Cent kost. Zijdie dezen Scheurkalender, op zede- lijk-maatschappelijk gebied, door een zeer bekwame hand, wenschen te bezitten, ge lieve te teekenen op de Inteekenlijst, die hen binnenkort zal worden aangeboden. Naar buitentegen overmaking van het bedrag per postwissel, vóór 15 Dec. a. s. FEUILLETON. De teleurgestelde verwachting. XXVII. „Gave de hemel, dat bet zoo ware," antwoordde zij weemoedig; „doch, wat mij betreft, ik heb de hoop op zijn behoud verloreu." Hij ging. Johanna wachtte hem in de woonkamer, en snelde hem tegen, toen hij binnentrad. „Ach, Egbert," zeide zij, „vader zegt dat het onmogelijk is, dat hij de drie weken haalt; arme, nrine Catharina!" „Moed gehouden, mijn meisje," antwoordde hij, „we willen nog hopen." „En gij gaat toch," vroeg zij, licht verwijtend. „Ik moet wel. Reeds te lang was ik van huis, zonder orde op mijn zaken gesteld te hebben. Doch beslist over morgen kom ik terug, en hoop u dan met vroolijk gelaat te knnnen ontmoeten." Johanna wendde zich naar het venster, en zag onver schillig naar buiten „Ik begrijp me niet," zeide zij, dat die zaken plotseling zulk een beteekenis gekregen hebben. Ik begrijp uw geheel gedrag in de laatste dagen zoo weinig, Egbert." Hij drukte haastig den zakdoek tegen de lippen om baareen glimlach te verbergen; Johanna stond met den mg naar hem, en bemerkte deze bcwegiDg niet. „Waart gij niet zoozeer hartelijk," ging zij voort, „tegenover Cateau en mij, zoo zou ik bijna denken, dat gij een doo- de in hnis vreeat, en daarom op de vlucht gaat, doch zulks zou eën lafaard in n verraden." „Johanna," antwoordde hij opgewonden, „hoe koel bloedig spreekt gij dit uit. Weet gij, dat ik dit als eene beleediging zon kunnen opnemen, die geen man zich ongestraft door eene vrouw laat aandoen, zelfs wan neer hij haar bemint?" Denken we ons terug in bet tijdperk, toen we nog op de meest stellige wijze overtuigd waren van de komst diens voortreffelijken, die voor onze kinderlijke verbeelding de ver persoonlijking was van onbegrensde mild heid, dan is het of we een voorhistorische wereld in de gedachten weeromroepen. Alles was toen zoo geheel anderser lag een bij zondere tint over menschen en dingen en toestanden, van welke wij de eersten liefhad den en de laatsten eenvoudig namen voor 't geen ze waren. Bovendien hadden we te be schikken over een zeer groote mate van geloof en van vertrouwen, en nog zeer weinig van dien critischen geest van latere dagen, die ons, ja, de menschen scherper heeft doen waarnemen, de dingen nauwkeuriger doen aanschouwen, de toestanden door een minder tooverachtig gekleurd glas leeren bezien, maar toch dooreengenomen, ons van meer heeft beroofd dan we er voor in de plaats kregen. Of misschien drukten we ons daar minder juist uit. Wat we verloren, de weel derige fantaisie, het onwrikbaar vasthouden aan de letter dier verhalen waarin de be schermheilige van een vroolijke kinderwereld de hoofdrol vervult, heeft, op een afstand gezien, mogelijk schijnbaar meer waarde dan zij in de werkelijkheid bezit. Toch meenen we, dat die poëtisch element heeft medege werkt om ons te maken tot hetgeen we zijn om ons gemoed open te houden voor iets hoogers en frischers en reiners dan feiten en cijfers. Het is een kostelijk opvoedingsmid del geweest, en als zoodanig verdient het onze vereering. In de dagen die wij beleven wordt niet al tijd rekening gehouden met de waarheid, De diepe toon waarop hij de laatste woorden uitsprak roerde het jonge meisje zichtbaar, en zich tot hem wen dende, zeide zij: „Vergeef mij, Egbert, zoo was het niet bedoeld; doch ik begrijp u in deze zoo weinig. Gij zijt gejaagd en afgetrokken, en nu ik uw steun behoef, ver laat gij mij plotseling." „Om bij u te zijn, wanneer ge me noodig zult hebben, liefste," zeide hij innig. „Vertrouw op mij, ik zal mij haasten en tot u gekeerd zijn, eer ge mij weer vernacht." Johanna zweeg onvoldaan, en toch zonder luide die onvoldaanheid te durven uitspreken tegenover den man, dien zij beminde. Hij echter bemerkte den op hem gerichten blik van het sprekend oog, waarvoor hij het zijne had moeten neerslaan, waDneer hij de man geweest was, dien hij vertoonde te zijn; doch thans boog hij het hoofd over haar, en haar hartelijk omhelzend, sprak hij met een gloed, waarvan zij de echtheid allerminst betwijfelde: lk zal de uren tellen tot op mijn wederkomst; vaarwel, mijn kind." Had Johanna geweten, dat werkelijk de gedachte straks door haar uitgesproken, zeer na aan de waar heid grensde, en dat Reede het huis ontvluchten moest, omdat het hem onmogelijk was, tegenover den dood te staan, terwijl zijn geweten zoo luide tegen hem getuig de, en hij niet geheel vrij was van een zeker bijgeloof, dat stervenden of pas ontslapenen diDgen zien, die ook voor hen een geheim als des grafs moeten zijn, had Johanna dit geweteD, ze zou hare liefde met alle macht die in haar was bestreden, ze zou de innige, diepe toon van zijne stem mistrouwd, ze zou hem als lafaard gebrandmerkt, en zich van dien man voor immer afge wend hebben. Doch zij zag slechts het oppervlakkige van hem, en haar rein gemoed zou de raadselen vaö zulk een leven als het zijne nimmer pijlen. Dat hij op den bepaalden dag terug zou zijn, daaraan twijfelde zij niet, en op de vleugelen der liefde snelde zij tot hare zuster om deze in den arbeid bij te staan, die zij met Vanessa deelde. De meisjes hadden het waarlijk volhandig genoeg, want niet alleen moest er een oog cp de bedienden geslagen blijven, en was het bij de drukte, dat de mensch, en vooral de jeugdige mensch van brood alleen niet leven kan. De ouders, uitzonderingen natuurlijk daargelaten, ineenen dat zij hunne kinderen niet te vroeg kunnen plaatsen voor de werkelijkheid; dat de tijd der voorbereiding voor een optreden in het practisch leven vooral positief moet worden benuttigd, en dat de geest zoo vroeg mogelijk moet worden vervuld met hetgeen degelijk is en steekhoudend. Weg alzoo met de ongerijmdheden van de sprookjeswereld; weg met nevelachtige begrippen die kant nog wal raken, en die men toch later over boord moet werpen. Sinterklaas heeft met den strijd om het bestaan niets te maken; zijn hooge muts herinnert al te zeer aan het tijd perk van slaapmutsen en pruiken, en de roede waarmede hij dreigt zonder er bijzonder veel mee uit te voeren aan vroegere eeuwen, toen men ook deze of genen boeman meende noo dig te hebben om de menschen te brengen tot het besef hunner plichten. Hoe hoogen prijs we ook stellen op de verstandelijke ontwikkeling, en toegevende dat zij niet te vroeg kan worden aangevan gen, meenen we toch protest te moeten aan- teekenen tegen de eenzijdige richting die daarbij niet zelden wordt gevolgd. De kin derlijke voorstellingen uit de sprookjeswe reld zijn er volstrekt niet mede in strijd integendeel, zij vullen de zuiver logische be grippen aan tot een harmonisch geheel, zij sterken de ontluikende krachten en stellen haar in staat meer vorderingen te maken op het gebied van het weten en denken. Wie dat niet begrijpt, heeft nooit ernstig over het opvoedingswerk nagedachtnog minder zich beijverd om dien arbeid naar eisch te verrichten. Daarom, ontneem onzen kinderen hun Sinterklaas niet. Komt bij uw vijfjarigen die een zieke met zich brengt een groot gezin, dat thans op de villa verblijf hield, maar ook mocht de kleine erfgenaam en stamhouder niet uitsluitend aan Grethe's handen vertrouwd worden; het kind toch had rechten, die niettegenstaande de smart, die allen drukte; doch die hij niet begreep, gecerbiedigd moesten worden. Zoo ging onder allerlei bekommernissen die dag als de voor gaande en de volgende voorbij, en in plaats van de ge lukkige, door allen gehoopte wending nam d« ziekte nog immer in kracht toe, terwijl de overgroote zwakte en uitputting niet lang meer zou knnnen duren. De beidegeneesheeren waren het volkomen eens, om trent den afloop en het te zamen overeengekomen, dat zij de jonge vrouw hieromtrent niet onwetend mochten laten. Zoo naderde de een en twintigste dag; alles in huis was doodstil; men hoorde geen enkel geluid van voet stappen in de gangen, noch het kinderstemmetje in de huiskamer. Daar waren Adèleen Johanna te zameD, de laatste niet weinig ontstemd over een schrijven van Reede, dat haar met zijne langere afwezigheid verzoenen moest, terw ijl Vanessa met Rudolph op het balkon w ijl de, en het kind sprookjes vertelde die de kleine woel water reeht stil deden blijven. In het studeervertrek bevond zich de dokteren zijne vrouw; de deur, die naar de ziekenkamer leidde was gesloten, om alle mogelijke geruisch geheel te dempen; alleen Catharina waakte aan het krankenleger, dat nog heden een sterfbed koD wor den. De zieke was vreeselijk onrustig, en ijlde onophou delijk, De jonge vrouw leed vreeselijk, doch zij zweeg stil. In die laDge, laDge dagen had zij zooveel doorleefd, cn, wat anderen eerst najaren leerden, zij had hetthans begrepen en verstaan; zij bukte voor die Macht buiten haar, die in haar werkte, en baar tot zich trok. Zij had zich ingedacht in het leven buiten den geliefden echtge noot; zij had zich eenzaam gevoeld, maar zij had ook ge voeld, dat er nog iets anders, iets edelers is, dan deze aardsche liefde, en slechts die liefde had zij thans de ar men smeekend tcgengestrekt. Waar zij eerst smeekte: „Ontneem, ontneem hem mij kleuter het vermoeden op, dat het toch geen „zuiver spul" is met dat hooi en roggebrood, dat hij 's avonds onder den schoorsteen heeft nedergelegd als zijn bijdrage in de voeding van het beroemde paard, en dat hij den vol genden morgen vervangen ziet door precies die heerlijkheden op welker bezit hij reeds weken achtereen heeft gevlast, welnu, dan is het uit, want hij zal van alle kanten be vestiging genoeg erlangen dat hij niet ten onrechte de zaak gewantrouwd heeft. Maar vóór dat inzicht bij hem rijp wordt, kunt gij hem gerust zijn gullen en liefdevollen vriend laten behouden. Immers, welke uitmutende eigenschappen bezit de grijze Sint niet! Zijn onvermoeidheid in de zorg voor het kleine volk overtreft de stoutste verbeeldingskracht; zijn vergevensgezindheid gaat boven alle be schrijving. Ieder jaar ontvangt hij de gloei- endste beloften van braafheid en van „ge- hoorzaam zijn", die helaas zoo erg gauw wor den vergeten: en ofschoon hij bij zijn eerst volgende terugkomst precies weet hoe het er mee gegaan is, hij rekent het den schuldige nimmer toe, maar bedekt alles met den man tel zijner grenzelooze goedhartigheid. Inder daad, zouden wij onze kinderen wel een dienst bewijzen, indien we hen beroofden van zulk een kostelijken vriend? En ook voor ons, volwassenen met of zon der kroost om ons heen, heeft de oude heilige nog veel te zeggen. Zijn verschijning is voor ons een wonderspiegel, waarin we zoo menig voorval uit de dagen der jeugd te voorschijn zien treden. Het ouderlijke huis en alle die ons daar liefhadden, hetzij ze heengegaan zijn tot de laatste rust, hetzij het lot ons verre van hen geplaatst heeft in een gansch nieuwe omgeving, hetzij ze gedurende de levensreis tot op den huidigen dag onze tochtgenooten zijn geweest, 't is alsof zij weer bij ons zijn niet," daar was allengs die bede gewijzigd tot die ande re: „Leer mij, dat wat Gij doet, welgedaan is, o God," en thans nn zij zag, hoe het lijden zóó hevig was, nu zij wist, dat de doktoren alle hoop hadden opgegeven, nn had zij allen uit de kamer verwijderd, opdat zij de ecni- ge mocht zijn, die zijn laatsten snik, misschien nog een laatste woord van zijne lippen afkuste. Hij kende haar immers reeds lang niet meer. Zoo bleef zij alleen, en langen, langen tijd staarde zij op dat uitgeteerde gelaat, op die doffe, stervende oogen, op die trekken, die haar zoo dierbaar waren. Hoe lief had zij hem gehad! En toen, een oogenblik toegevend aan haar doodelijke smart, wierp zij zich op de knieën en smeekte uit het diepst harer ziel: „Neem hem daD, o Heer, doch maak aan dit zijn lijden een einde. Ik geef hem aan U, ik geef hem aan U." En als hergaf deze klacht haar hare kalmte, herhaalde zij steeds inniger „lk geef hem aan U." Hoe lang zij zoo lag, wist zij zich later niet te herin neren, hare gedachten waren ver, zeer ver weggezweefd, en ze werden niet teruggeroepen door de benaauwdheid vaQ haren echtgenoot, want hij lag thans kalm, met ge sloten oogen. Plotseling ontwaaktzij uitharc mijmering, zij schrikt op, is het een droom? Neen, die trekken ze zijn rustig, de zachte adem bew eegt langzaam, doch dui delijk de borst. Zij omvat zijn hand de klamme koortshitte is geweken, ze betast zijn slapen ze bran den niet meer als vuur, en toch ademt hij, ademt steeds rustiger als iemand die in een zwaren slaap neerligt. Ja, hij slaapt, maar niet dien killen slaap, die rouw en droefheid met zich brengt voor de achterblijvenden; hij slaapt, doch het is een gezonde sluimering, profetes van het teruggeschonken leven. De jonge vrouw her neemt werktuigelijk hare plaats aan het ziekbed; zij heeft den moed niet, om de naaste kamer te openen en den dokter te roepen; het mocht haren echtgenoot wekken, doch met het bewustzijn, dat deze tijding slechts vreug de brengen moet, schrijft zij op een papier de twee woorden: „Gebied stilte, hij slaapt," en schuift dit on der dc reet van de deur. (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1881 | | pagina 1