Nieuwe ImMé Courant
van Zaterdag 3 Dee- 1881.
Dit Nommer bestaat uit
twee bladen.
EERSTE BLAD.
De Tentoonstelling in Amicitia.
OFFICIËELE PUBLICATIE.
De Burgemeester en Wethouders van
Amersfoort
Gezien art. 8 der wet van den 2 Juni 1875
(Staatsblad n°. 95),
Brrengen ter kennis van het puhliek, dat
door hen aan den kapitein, eerstaanwezenden
Ingenieur en zijne rechtsverkrijgenden ver
gunning is verleend om een laboratorium
bestemd tot het verwerken van BUSKRUIT
en het opbergen van ontplofbare stoffen, op-
terichten op de perceelen, alhier gelegen aan
den Leusderweg, bij het kadaster bekend on
der Sectie B, n°. 363 en 364.
Amersfoort, den 28 November 1881.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De SecretarisDe Burgemeester
W. L. SCHELTUS. VAN PERSIJN.
Amersfoort, 2 December 1881.
Heden morgen ten 10 uur werd de ten
toonstelling van aquarellen in de zaal van
Amicitia voor het publiek toegankelijk ge
steld. Ons verblijdende in het voor Amers
foort ongewone verschijnsel, eener kunstbe
schouwing, wenschen wij met enkele woor
den de gevoelens mede te deelen, die zich aan
ons opdrongen bij 't aanschouwen der porte
feuille van het genootschap /Kunstliefde"
uit Utrecht.
Aangenaam werden wij bij het binnen
komen der zaal verrast door de verschei
denheid van onderwerpen en van behande
ling der ter bezichtiging gestelde teekenin-
gen. ,/Elk wat wils" is een spreuk, die on
willekeurig op de lippen zweeft, wanneer
men zijne oogen over de kunstwerken laat
ronddwalen. Hier wordt men getroffen door
een waar gevoeld, en gelukkig weergegeven
landschap en ginds vallen de blikken op een
vriendelijk kerkgebouw om eindelijk te blij
ven rusten op de zee, die zich, door de be
kwame hand van den heer vonKellner weer
gegeven, in al hare grootschheid voordoet,
of op de Oostersche landschappen van den
den Heer de Famars Testas, die zich in den
glans der middagzon schijnen te baden.
Even verschillend als de onderwerpen is
ook de wijze van behandeling. Zie de teeke-
ningen van den heer Testas, die in uitvoerig
heid en in nauwkeurigheid van teekening
huns gelijken zoeken, en plaats die naast de
aquarel van Roelofs, of naast de veelbeloven
de schetsen van den Heer van Rappard, die
met brutale maar toch geniale breedheid als
het ware op het papier zijn geworpen, en de
vraag zal bij u opkomen of zulke zoo bijzon
der verschillende wijzen van behandeling
recht hebben van bestaan en of zij beiden in
hun hemelsbreed onderscheid aanspraak mo
gen maken op den naam van kunstproduc
ten. Het antwoord kan niet anders dan be
vestigend luiden. Het gebied der kunst
toch is zoo uitgebreid, dat er naast het
weergeven van het schoone plaats genoeg
overblijft voor de uiting van subjectieve op
vatting des kunstenaars, die zich dikwijls het
liefst inde wijze van uitvoering uit.
Boven alle andere munt de teekening
van onzen grootsten landschapschilder den
Heer Roelofs uit. Wel is waar heeft hij er
wel schoonere gemaakt, maar toch, hoe waar
en hoe grootsch is hier de natuur opgevat,
hoe zijn hier alle conventioneele kunstjes
vermeden en hoe raken wij ten laatste onder
den indruk der waarheid, die eruit spreekt!
En tevens moeten wij ten zeerste het savoir
faire van den artist bewonderen, die met
zulke geringe middelen en schijnbaar zoo
zonder eenige inspanning zoo veel weet te
geven.
Doch de heer Roelofs staat op het gebied
van het landschap niet alleen en zijne mede
dingers hebben er voor gezorgd, dat zij in de
tegenwoordigheid dier machtige persoonlijk
heid niet vergeten worden. Van Everdingen
levert liefelijke aquarellen, die men gerust
naast Roelofs mag plaatsen en die ook dan
nog hunne waarde behouden. En ook van
Oppenoorth geeft veel schoons, dat ons,
vooral wat kleur betreft, aan Maris zou
doen denken, ware het niet dat de behan
deling uitvoeriger en nauwkeuriger is. De
Heer C. W. Hoevenaar beoefent ditmaal voor
het eerst het landschapen dat wel met groot
geluk. Hoeveel poëtischer zijn zijne avond
en nachtgezichtjes niet dan zijne voorstellin
gen uit de koeienwereldl
Omtrent den Heer Wisseling, voor wiens
oog Amersfoorts omstreken, en dat wel met
recht, eene groote bekoorlijkheid schijnen te
bezitten, moeten wij opmerken, dat deze kun
stenaar het meest schijnt uit te munten in
kleine schetsjes, en dat zijn werk minder
wordt, naar mate het papier, waarop hij het
ons te aanschouwen geeft in oppervlakte
toeneemt. Iedereen zal erkennen dat de
kleine studies allerbekoorlijkst zijn en dat
zijn groot gezicht op Amersfoort, daarbij ver
geleken, totaal verdwijnt. Wat bem er toe
gebracht heeft een Indisch landschap te be
proeven, is ons een raadsel. Eene gelukkige
ingeving is het zeker niet geweest.
Leed doet het ons, dat de Heer Soeterik,
anders zoo vrijgevig met schoone aquarellen,
ons nu niet anders dan schetsen met potlood
heeft geschonken. Ieder kenner zal evenwel
inzien, dat ook die potloodteekeningen met
eene virtuositeit zijn vervaardigd, die slechts
het resultaat van een gelukkigen aanleg en
veel studie kan zijn.
Over het landschap sprekende, mogen wij
den Heer de Famars Testas wel het aller
minst vergeten. Uit het land van nevelen
voert hij ons naar 't kleurenrijke Oosten en
zoekt zich zijne onderwerpen in Egypte en
Turkije. En hij vergeet ook niet ons met der
daad te toonen, dat hij daarin gelijk heeft.
Hoeveel meer voldoen niet zijne aquarellen
aan de Oostersche natuur ontleend, dan zijn
z/Utrechtsche Malibaan!" En toch is ook
deze eene verdienstelijke teekening.
Van het landschap tot de zee is op 't ge
bied der schilderkunst slechts eene kleine
schrede. De Heer von Kellner geeft een paar
aquarellen, die ons de woelende watervlak -
ten, zoo uitstekend dun gewasschen, met le
vendigheid voor den geest brengen. Ook de
Heer van Heerdt beweegt zich op dit gebied,
doch met minder groot succes, terwijl de
teekening van den Heer Veder, 't werk van
een liefhebber, uitstekend gelukt is.
Doch nu genoeg over de natuur; ook de
mensch en zijne wereld van lief en leed wekt
onze belangstelling op. Tot het zoogenaam
de genre overgaande, zien wij ook hier wêer,
dat de Nederlandsche artisten van nature
landschapschilders zijn en dat de onbezielde
natuur bij voorkeur door hen wordt bestu
deerd. Het aantal genre stukjes is dan ook
gering. Gelukkig echter bezitten wij in den
Heer Josef Hoevenaar een waardig vertegen
woordiger dezer richting. Zijne drie teeke-
ningen munten uit door gevoel van kleur en
door eene ware en toch poëtische opvatting.
De behandeling is, als altijd, uitstekend.
De Heer Nieuwenhuijzen schenkt een
paar fraaie kerk-interieurs, die juist getee-
kend en aangenaam van toon zijn.
Reeds vroeger hebben wij den Heer van
Rappard genoemd, wij vermeenen ook nu
nog op zijn werk opmerkzaam te moeten ma
ken. Menigeen zal die schijnbaar woest op
't papier geworpen kladden zonder belang
stelling voorbijgaan, de kenner evenwel zal
in die kladden een uitmuntenden aanleg ont
dekken, die het recht geeft groote verwach
tingen van dien jeugdigen schilder te koes
teren.
Ook de Heer Brummund dient, als lief
hebber genoemd te worden, 't Is waar, niet
al zijne studies zijn even uitstekend, een en
kele is zelfs zeer middelmatig, maar zijn
stadsgezicht is zoo goed, dat menig schilder
van beroep hem daarom kan benijden.
Verder willen wij nog wijzen op de aqua
rellen van Mevr. Landrevan der Keilen
en van de Heeren Koster, van Selm, Grol
man enz.die gedeeltelijk eene beschouwing
overwaard zijn. Gebrek aan tijd evenwel be
let ons die uitvoeriger te bespreken.
"Wij kunnen dit kort verslag niet eindigen
zonder den wensch te uiten, dat deze kunst
beschouwing niet de eenige blijve, maar door
vele gevolgd worde. Onder de middelen ter
ontwikkeling van den kunstzin neemt zonder
twijfel de schilderkunst eene voorname plaats
in en een harer voorrechten is, dat men met
betrekkelijk weinig moeiten en kosten van
haren beschavenden invloed kan profitee-
ren. Moge Amersfoort vooralsnog te klein
zijn om toone el voorstellingen en muziek
uitvoeringen volgens de eischen van een
verfijnden smaak te kunnen genieten, op
het gebied der schilderkunst kan het lot
ons minder ongunstig gezind zijn, dank
zij den geringen opofferingen die het ge
not ervan met zich brengt. Slechts een
weinig eendrachtelijke samenwerking is hier
noodig, en de toekomst zal, naar wij hopen,
bewijzen, dat die niet ontbreekt.
In Tubantia", Nieuws en Advertentie
blad voor Twente, leest men onder datum
29 November j.l. het volgende:
Gisteren avond trad in de concertzaal
der groote Sociteit alhier (Enschedé) voor
een zeer talrijk publiek als Nutsspreker op
de heer P. H. Lamberts Jr. van Amsterdam.
Vóór de pauze droeg de geachte spreker
voor eene Betuwsche novellen van J. J. Cre-
mer, getiteld: KruuzemuntjeZoowel wat
stemverandering, karakteropvatting als ge
baren betreft, wist de spreker zijn gehoor
zoozeer te boeien, dat men wel eene speld
in de zaal zou hebben kunnen hooren vallen,
welke stilte echter dikwijls door daverend
applaus werd afgebroken. Na de pauze
droeg spreker eerst eenige luimige gedicht
jes voor, getiteld: 1. Eene Sunterkloassur-
prise. 2. De eerste lokkemetief. 3. Een
huiselijk tafereeltje. 4. De massemat. 5.
Jan, Pier en Kloas een oud vertelseltje nog
eens verteld. Ook de indruk van deze stuk
jes mag allergunstigst genoemd worden, zoo
dat op aanhoudend applaudiseeren de spre
ker nog twee verzen ten beste gaf, namelijk
1. Brug omhoog en 2. Hoe sommige juf
frouwen jyraten. Wij gelooven de tolk van
vaq alle aanwezigen te zijn, wanneer wij den
H er Lamberts een hartelijk „tot weer
zie, is" toeroepen.
Kin in de laatstgehouden openbare verga-
derin van de leden van ons Nuts-departed
ment t -„Voorzitter mededeelen dat het aan
tal ledet aanmerkelijk was toegenomen;
thans kunnen wij melden dat reeds meer dan
een vijftigtal nieuwe leden tot ons departe
ment zijn toegetreden. Te verwonderen was
het dus dat op de verleden week gehouden
huishoudelijke vergadering behalve het ge-
heele bestuur slechts zeven leden tegenwoor
dig waren. Toch was toen eene zeer belang
rijke zaak aan de orde, namelijk de oprich
ting eener school voor huisvlijt te dezer
stede. Na breedvoerige besprekingen werd
met algemeene stemmen besloten: lo. zulk
eene school hier opterichten en 2o. met het
toezicht daarop te belasten eene commissie
van zeven leden, van welke zes door de leden
van het departement en één door en uit het
bestuur zouden gekozen worden. De leden
kozen daartoe de Heeren: H. W.A.van
de Wall BakeB. W. van Burgsteeden, W.
van Eeden, J. C. van de Kasteele, B. van
Leer en G. Prins, terwijl uit en door het
bestuur als zevende lid werd benoemd de
Heer W. J. Bakkert, die bedankte en
vervangen werd door den Heer Dr. H. J.
Menalda van Schouivenburg, welke zich die
benoeming liet welgevallen. Mogten nu,
waaraan niet te twijfelen valt, de leden van
de afdeelingen Amersfoortvan „Fabriek
en Handwerksnij verheid" en van Volks
onderwijsdeze goede zaak willen steunen,
dan kan de „liuisvlijtschool" eene voor onze
stad hoogst nuttige inrichting worden onder
het bestuur van de zeven bovengenoemde
ijverige Commissie-leden en de leiding van
Mejuffrouw Verweij en den Heer vaji Gel
der, die beide van het Hoofdbestuur een
diploma verkregendat hen magtigt on
derwijs in „huisvlijt" te geven.
Een verblijdend verschijnsel.
Voor eenige dagen is te Parijs een merk
waardig boek verschenen, getiteld: //la mis
sion actuelle des souverains par Fun d'eux."
(De tegenwoordige roeping der vorsten, door
één hunner), en waarvan, naar men vermoedt,
koning Lodewijk van Beieren de schrijver
is.
De tegenwoordige toestand van Europa
wordt daarin een staat van beleg genoemd,
en de werkzaamheid der koningen (der kei
zers enz. natuurlijk eveneens) eene diploma
tieke, militaire wedstrijd, waarin hij, die de
hersenschimmige overwinning behaalt, bij
na evenveel verliest als die de nederlaag
lijdt.
//Wij, Koningen," zegt hij, //die in ons
bijzonder leven beschaafde Christenen zijn,
moeten in onze onderlinge verhoudingen
als souvereinen, een onchristelijke, barbaar-
sche, woeste en wreede politiek volgen,
van diplomatieke list en militair geweld
en onzedelijkheden, die wij in onze wet
boeken verbieden en in onze onderdanen
straffen, als zij zich er aan schuldigmaken."
De Koningen zouden in dien toestand
verbetering kunnen brengen door een nieuw
blad om te slaan, en als eerlijke mannen
eendrachtig samen te werkenals wanneer
zij meer voor de beschaving en verbetering
der maatschappij konden doen dan eenige
republiek. Doen zij dat echter niet, dan
volgt er een rassen oorlogdie eindigen
zal met een wrekenden inval van Aziati
sche volksstammen.
Over Vorst Bismarck velt de schrijver
een zeer streng oordeel. Den oorlog van
1870 en het daarop gevolgde tractaat noemt
hij eene schandelijke onrechtvaardigheid,
en hij acht den Kanselier en zijn stelsel
hoogst gevaarlijk, zoowel voor de belangen
der Vorsten als voor die der volken.
N. v. d. D.
Gelukkige tijd als alle vorsten den oor
log verklaard zullen hebben aan den oor
log 1 De volkeren, althans de beschaafde
natiën, hebben bij herhaling hun diepen I
afkeer van oorlog betuigd.
Bij Kon. Besluit is aan Zijne Excel
lentie Mr. J. A. C. baron De Vos van-
Steenwijk, op verzoek, eervol ontslag ver- I
leend als Commissaris des Konings in de
prov. Utrecht, met dankbetuiging voor de
diensten, door hem den lande bewezen,
en in zijne plaats benoemd den Heer Mr.
E. H. s'JacobStaatsraad in buiteng.
dienst.
Z. M. heeft benoemd tot Surnumerair bij
het vak der posterijen de Heeren H. B.
Graswinckel te Amersfoort en A. M. La-
gerweij te Westbroek.
BUITENLAND.
Een hevige storm woedde Zaterdag ir
geheel Engeland; groote schade werd in
de kuststeden veroorzaakt.
In 1880 stierven in Pruisen 51 man
nen en 75 vrouwen, die een ouderdom
van meer dan 100 jaren bereikten.
l'n
De beweging, ten gunste van de we
derinvoeriDg der doodstraf, heeft in Zwit n
seriand een échec geleden.
De Groote Raad van Bern heeft, over-
eenkomstig het gevoelen van de meerder-
heid, met 115 tegen 88 stemmen beslo
ten een petitie ten gunste van de dood- 1
straf niet in behandeling te nemen;
In Constantinopel moet, voor de hon
derd en zooveelste maal, weer een com
plot tegen het leven van den Sultan ont
dekt zijn. Er moeten een twintigtal per
sonen zijn aangehouden.
Het prefectuurgebouw tö Algiers is doo;
misdadige handen op twee plaatsen ii
brand gostoken. Men heeft echter de po
ging tijdig ontdekt.
BINNENLAND.
De heeren Fabius, Maas en Bok heb
ben het plan opgevat om in het volgent
jaar te Naarden eene tentoonstelling t«
organiseeren van Gooische oudheden.
Met het oog op de wenschelijkheid on
aan de manoeuvres op groote schaal meei
uitbreiding te gevenzullen waarschijnlijl
bij volgende gelegenheden drie regimentei
divisie aan de manoeuvres deelnemen.
Alle gekwetsten bij het spoorwegonge
luk te Rotterdam, op een na, hebber
thans het ziekenhuis verlaten. De eenigt
nog niet geheel herstelde is de vrouw vai
den politieagent Wink aldaar.
Een onlangs te Bloemendaal overledei
dame heeft een legaat, groot f 14000 be
sproken aan het Oranje weeshuis te Huizen.
Generaal van der Heijden heeft protes f
bij de Tweede Kamer ingediend tegen di
woordendie de Minister van Koloniei
zich omtrent zijn beheer in Atjeh heef
laten ontvallen en welke deze moeielijk za
kunnen verdedigen.
GEMENGDE BERICHTEN.
Een Rotterdamsch scheepskapitein hadir
zijn eigen kajuit een mand fijnen wijn staan
Toen hij zijnen voorraad eens natelde, vonc
hij, dat er meer ontbrak dan hij zich kondt
herinneren gedronken te hebben. Zijn ver- j
moeden viel op den kajuitsjongen, die hem
bediende en meest altijd in de kajuit was
Om de waarheid te ontdekken, verborg hi
zich in een kast, tegen den tijd dat de jon
gen de tafel moest dekken. Deze kwam, er
zijn bezigheid verricht hebbende, ging hi
naar de mand, nam eene flesch daaruit er
zeide: Jan Van Dorsten, geboren te Rotter
dam, is voornemens in den echt te treden mei
jonkvrouw Rosine Clairet, geboren in Bour
gogne, en wordt hiermede voor de eerste,
tweede en derde maal afgekondigd; en zoc