NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR
AmersfoortBaan, BmstM, Mes, Haw®, Mih, Hooglaml
NIEUWE
IN BEWEGING.
Zaterdag 18 Februari 1882. Elfde Jaargang.
ZONDER MASKER.
No. 14.
AdTertentiën kunnen inge
zonden worden tot uiterlijk
's morgens 8% uur des Woens
dags en Zaterdags.
ene viermaal geplaatste ad
vertentie wordt slechts drie
maal in rekening gebracht.
FEUILLETON.
AMERSFOORTSCHE
Advertentiën van 16 regels 0,40.
Abonnementsprijs voor Amersfoort per 3 maanden 1,Iedere regel meer 0,05.
Franco door het geheelc Kijk1,10. t'It^CTCrï A. I%ï. Slothouw er. Voor het Buitenland0,07^
Afzonderlijke nnmmers 3 Cent. AMERSFOORT. Reclames per regel0,20.
Dit Blad verschijnt des Woensdags- en des Zaterdags. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Over het algemeen is de geschiedenis der
volken nog weinig bekend buiten den kring
der geleerden. De meesten hebben eenige
zeer oppervlakkige begrippen van het ont
staan en de lotgevallen der Statenalsmede
van de daden van hen die aan het hoofd
stonden.
Men behoeft zich daarover volstrekt niet
te verwonderen. Tot voor betrekkelijk kor
ten tijd vernam niemand die heette onder
wijs in geschiedenis te ontvangen, iets meer
dan het zoo even genoemde, 't Was
zoo gemakkelijkmen behoefde het
elkander maar na te praten en in 't ge-
hengen te pompen. Eerst in de laatste
jaren is dat anders gewordenen be
gint men te begrijpeD, dat de wereld
geschiedenis is,—ja, de geschiedenis der
wereld, der menschbeid, en niet die van
eenige individuen. Laat het. ons evenwel
niet bevreemden, dat zoo lang een eenzij
dige richting bij de studie der geschiede
nis werd gevolgd. De vorst was nu een
maal het middenpunt van al wat er ge
beurde: het wel en wee van zijn dynastie
besliste in hoogste instantie over het lot
van zijn volk: het huwelijk van twee vor
stelijke personen koppelde twee volken of
volksgroepen aan elkander: het kinderloos
overlijden van een potentaat maakte van
XLVI.
Vader en zoon.
„Deze kennis en ervaring hebt ge niet op één dag
opgedaan," sprak Rudolpb, „en er behooren verschei
den jaren van strijd toe, voor men het waagt, de
menschelijke wetten ten spot, alleen de regels van het
eigen hart te duiven gehoorzamen, en zijne doordrin
genden blik zag als tot op den bodem van Anton's
ziel. Deze antwoordde eenigszins verlegen, als durfde
hij zijn eigen gevoelens niet als iets algemeen geldigs
doen beschouwen, maar als meende hij, dat het slechts
grillen waren, voor anderen van geene beteekenis:
„Wat zal ik u hierop antwoorden!" sprak hij. „De
w ereld glijdt ons zoo koud, zoo stil en gevoelloos voor
bij, dat men vragen zou: heeft ze dan geen ziel, geen
hart? Wel ziet men soms hare hartstochten tot eenc
uitbarsting komen,'maar deze zijn niet de uitvloeisels
van den strijd tnsschen goed en kwaad, maar komen
voort uit iets, dat van buitenaf aangebracht w oidt; uit
partijzucht. Gaat men over straat, zoo zijn 't koude, ijs
koude blikken, die ons ontmoeten. Zoo staat de wereld
tot ons hart, dat leeft, gloeit en streeft in de grootst
mogelijke tegenoverstelling, en ik onderdrukte dikwijls
met geweld mijn innerlijke gevoelens om gelijk te wor
den aan de volmaakte orde en rust, die om mij heerschen.
Dat ik daaronder lijd, daarom strijden moet is waar, en
ik voer daardoor een leven, afgescheiden van alles, en
schep om mij een wereld, die een andere is, dan die ik
zie. En doe ik soms pogiDgen mijn hart tot zw ijgen te
brengen, mede te leven dat groot, daarcenwoelende le
ven, dan voel ik mij zoo vreemd als kwam ik ondereen
volkstam, wiens naam ik nooit had hooren noemen. -
Doch deze strijd zal wel van geen heteekennis wezen en
zijn onderdanen lijdelijke objecten, om wel
ker //bezit" een paar hooge heerschappen
hun soldaten lieten vechten, hun staats
lieden deden intrigeeren, een enkele maal
zelf dobbelden. Waarom zou dus de be
oefenaar der historie niet hen bij voorkeur
op het oog hebben? Alleen, men had ook
wel even aan het volk kunnen denken.
De tegenwoordige geschiedkundige studie
herstelt dat onrecht en we mogen niet
anders dan dat streven toejuichen, alleen
opmerkeude dat men zich moet wachten
voor een tegenovergesteld uiterste, en, ge
lijk sommigen doende bekendheid met
vorstenhuizen, oorlogen, vredesbepalingen,
tractaten, en al hetgeen vroeger op den
voorgrond stond, geheel te veronachtzamen.
Die bijzonderheden blijven het geraamte,
het netwerk, ja, tot op zekere hoogte de
leiddraad der geschiedenis, tot aan de
opkomst van het constitutioneel regeerings-
stelsel.
Wie zich de moeite geeft de geschie
denis der volken tot aan haren oor
sprong op te sporen, zal tot de ontdek
king komen dat de staatkundige verdee
ling van Europa weinig in overeenstemming
is met het resultaat dier onderzoekingen.
Inderdaad, de politieke grenzen scheiden
zeer dikwijls wat vereenigd moest zijn, en
onder hetzelfde Rijksbestuur zien we zeer
vaak samengebracht, hetgeen eigenlijk vol
strekt niet bij elkander behoort. Nationa
liteiten, verschillend in afstamming, in taal
in zeden, leven gezamenlijk in hetzelfde
staatsverband, en gunstige gevallen daar
gelaten, is er slechts een geringe aanleiding
noodig om den rassenhaat, die meer nog
dan godsdiensthaat eeuwen noodig heeft
om te vergroeien, niet nieuwe kracht te
doen herleven. "Van die gunstige uitzon-
mijne verbeeldingskracht wel de schuld aan deze e;en-
triciteit zijn! De wereld is toch zoozeer daarvan ver
schillend, en zij zal wel recht hebben, wanneer zij mijn
idealen, als droombeelden veroordeelt!"
Bij deze woorden zag hij voor zich, en een treurige
lach speelde om zijn mond. Het was als verwachtte hij
wederom niet verstaan te worden, en als klonken hem
weder eenige algemeene troostredenen in de ooren, als
„Ge moet het leven niet zoo beschouwenof: „De ja
ren zullen wel verandering in uw stemming brengen!"
of zelfs als zag hij een blik, een blik, die hem zoo bang
maakte, omdat die vol schrik op hem gevestigd werd!
Doch wat was dat? Was dat een hemelsche verschij
ning, die mau, die door de nevelen die voor zijn oogen
dwarrelden, op hem toetrad, en de hand op zijn schouder
legde? Was dat hemelsche muziek, die ontroerde stem,
die zich een weg tot zijn oor baande?
„Mijn vriend! Ik heb u lief, ik acht u hoog! Neen,
dat zijn geen droombeelden. Dat is het echt menschelijk
hart, zooals het in ieders boezem moest kloppen. Gij
hebt, misschien door tegenheden daartoe geleid, reeds
vroeg leeren nadenken over dat wat in en om u voor
gaat, en ge hebt den weg gevonden, tot het eenig ware
standpunt, dat den mensch kan innemen. Gij hebt de/
stem die in u innerlijk spreekt, leeren onderscheiden van
de stem, die het stof op de krachtigst mogelijke wijze
vernemen doet! Toch vreest ge nog dat die stem niet de
eenig ware zou zijn, het is slechts schuchter, dat ge voor
de heerlijke waarheden uitkomt? Leer meer luisteren
naar u zelf, en ge zult grooter, immer grooter ontdek
kingen doen waarover ge zelf verbaasd zult staan! Ik
spreek tot u als iemand, die meerder ervaring heeft op
gedaan van het leven, hoewel ik voor kort nog den he-
vigsten strijd streed, dien ik, naar ik hoop, thans over
wonnen heb."
„En t< ch klinken mij uwe woorden zoo schoon in de
ooren, zoo w aar, als ik ze sinds den dood van mijn, he
laas te vroeg gestorven vriend en beschermer niet ge
hoord heb! Al wat ge zegt, getuigt van zulk een vaste
overtuiging, dat ik er niets dan mijn „ja en amen" aan
deriugen sprekende, hebben wij het oog
op de volken bij welke de fusie reeds in
den aanvang der Middeleeuwen, althans
niet later dan het jaar 900 of 1000 heeft
plaats gehad: in ons vaderland kan moeie-
lijk scheiding meer worden gemaakt tus-
schen de nakomelingen der verschillende
volksstammen die zich hier bij vreedzame
nederzetting of na verovering hebben ge
vestigd, al zijn sommige bijzondere ka
raktertrekken nog hier en daar zeer goed
waar te nemen. In Frankrijk weet men
de grens niet tusschen de oorspronkelijke
Galliërs, de eerste veroveraars, (de Romei
nen) en de latere (de Franken)slechts
in de uithoeken, die van het verkeer met
de overige deelen des lands waren afge
sneden, treft men nog tot op zekere hoogte
en 't allermeest in de taal, de vrij zui
vere voortzetting van de oude en onver
mengde rassen aan. Doch verbindingen,
in eene latere periode tot stand gebracht,
zijn nog niet zoo onzichtbaar geworden.
De affiniteit der natiën is misschien min
der groot, dan slimme staatslieden en eer
zuchtige veroveraars hebben gemeend; de
sporen van kunstmatige samenkoppelingen
zijn nog duidelijk zichtbaar en wat erger
is, er wordt een algemeene werkzaamheid
zichtbaar om sommige historische beslis
singen aan eon herziening te onderwerpen.
De Ieren willen vrij zijn. Sedert 1800
aan Groot-Brittanië vastgekoppeldheb
ben zij van dat gedwongen huwelijk thans
genoeg. Nu kan men misschien met eeni-
gen grond beweren, dat zij er slecht aan
toe zouden zijn indien eens aan hun ver.
langen kon worden voldaan; maar dat is
natuurlijk de vraag niet. Het Engelsch be
stuur heeft het er voor zeer korten tijd niet
naar gemaakt, om de begeerte naar schei
toe kan voegen!"
„Zoo luister verder, en wend uw oog af van de dwaal
wegen, die zich om uw voet kronkelen, op eene wijze
kronkelen, dat ge uw eigen, zekeren maar moeielijken
weg zonder licht niet onderscheiden kunt. Want er zijn
een massa roepers bij eiken kruisweg, eu ge staat verbijs
terd over hetgeen u alzoo aangeprezen wordt. De één
belooft u vrijheid, genot in 't leven, op voorwaarde dat
gij al den ouden rommel, dien ge in hun oog bij u draagt
van u werpt. In plaats van vrijheid ontwaart ge aau
hun land slechts twijfel. Een ander voorspelt u ru^t in
dien ge aan wilt nemen hetgeen eeuwen van dwaling op
elkander gestapeld hebben. Daartoe geven ze u een mas
sa stelliugeneu wetten, die zoowel geestelijk als licha
melijk biudend zijn, zoodat ge ten slotte geen mensch,
maar een slaaf wordt. Toch veroorloven ze u onder
hoogdravende woorden vrijheid van onderzoek! Doch
wee u, indien ge het waagt iets anders dan hun stellin
gen en wetten te vinden. Een derde maakt het u bijzon
der gemakkelijk. Hij knevelt u aan handen en voeten,
zet u op een wagen en rijdt u zoo de gelukzaligheid bin
nen. Ge behoeft niets te doen en eenvoudig toe te laten,
wat hij voor u verkiest te doen. Geen van deze drie wilt
ge volgen, hetgeen u echter in groote moeiehjkheid
brengt, daar men u bijna met geweld dringt partij te
kiezen.
Sluit u aan, sluit u aan:" zoo roept men, „bij wie
ook? dat is hetzelfde. Afscheiding is niet hel kenmerk
onzer eeuw, en zoo ge alléén blijft staan, gaat ge te gron
de. Slechts door uw individualiteit op te offeren, kunt
ge u zelf redden." Ge ziet het, aanbiddend moet ge u
scharen om eer der hemelhoog verheven banieren, uw
köic buigen voor een der partijgoden, die vroeger uit
machteloosheid in schijnbaren vrede naast elkander
woonden, doch thans weer het zwaard tegen elkander
getrokken hebben: want wezenlijke verdraagzaamheid is
hun onbekend, daar die hun eigen dood tengevolge zou
hebben."
Hier maakte Rudolph eene kleine pauze. Zijn donker
oog schitterde, zijn wangen kleurde een hoogere bios.
diüg geheel ongegrond te vinden, en,
is het bewezen dat een vrij, zelfstandig
Ierland niet in de toekomst ligt?
In Zuid-Oost Europa hebben, vier of
vijf eeuwen geleden, de Turken met hun
grooten sabei overal de in staat van wor
ding verkeerende nationaliteiten onder het
juk gebrachten later door hun onder
drukking geheel gedemoraliseerd. Maar
zij hebben ze niet kunnen vernietigen: dat
gaat zoo gemakkelijk niet: en, ze te as-
simileerenin zich opnemen en als het
ware een deel van zichzelf makendaar
voor was een langer tijdruimte noodig.
Turkije heeft zijn macht niet lang genoeg
behouden om de voltooiing van dat ver-
eenigiDgsproces af te wachten; al wat de
Aziatische veroveraars hebben opgebouwd,
ontvalt hun nakomelingen stuk voorstuk.
Zelfs in de zuivere mohammedaansche
landen zien we dat verschijnsel zich open
baren: herstel van het Egypte der Arabie
ren, herstel van het Kalifaat in Arabië,
niemand kan nog zeggen of het ooit zoo
ver zal komen, want het is uiterst moeie-
lijk, aan de sinds eeuwen verstijfde vor
men en toestanden opnieuw leven in te
blazen. Toch verdienen de verschijnselen,
dezer dagen door de couranten vermeld
(de oproerige bewegingen in Yemen, het
drijven der //nationale" partij te Kaïro) een
meer dan vluchtige belangstelling.
Evenmin als Turkije, gelooven we dat
de Oostenrijksche monarchie een toekomst
heeft, Het Habsburgsche vorstenhuis heeft
al maar veroverd: de Bohemers aan zich
onderworpen, de Hongaren onder 't juk
gebrachteen stuk van Polen aqn hun
grondgebied gehecht, verschillende Slavi
sche volksstammen tot gehoorzaamheid ge
drongen. De dag zal komen, hij ver-
Aöton die aandachtig had zitten toeluisteren en mede-
gesleept was door dc vurige taal, die zijn oor trof, ver
oorloofde zich thans een opmerking, die gewis velen
met hem maken zouden.
„Ik stem n toe," sprak hij, „dat de verschillende
stroomiogen der geesten hetoogenschijnlijk op elkanders
ondergang toeleggen, dat elk afzonderlijk zich het mo
nopolie der waarheid toeëigend, en zich zelfs een toe
komstige alleenheerschappij droomt. Eéue dezer stroo
mingen nu uit gewoonte gedachteloos te volgen, daarin
steekt weinig verdienste; is een verstandig mensch on
waardig. Deze zal zoeken en onderzoeken tot bij den
vorm gevonden heeft, waarmede hij zich het best veree
nigen kan
„Om ten slotte even onvoldaan te zijn als van te vo
ren. Want hij heeft zich zelf niet [voltooid, is geen man
uit één stnk, omdat hij/zich naar een bestaanden vorm
gemodelleerd heeft. Het is waar, het is gemakkelijk zich
aan ecu vorm aan te sluiten; maar dat gemak strekt den
mensch niet tot eer. Slechts met het waarachtige leven
kan hij zich tevredenstellen, en een vorm, welke ook,
gelijkt dit leven evenzeer als een dikke ijskorst op het
eenwig bewegelijk water. En zie, dit leven vindt gij
slechts in uw eigen hart." Rudolph's stem daalde mer
kelijk, bijna tot fluisterens toe, en toch lag er zulk een
heilige ernst in, dat Anton met de grootste belangstel
ling verder luisterde. „Hoor dan steeds," zoo ging hij
voort, met de grootste nieuwsgierigheid naar de bewe
gingen van uw hart; want God zelf zond een deel van
zijn eigen bestaan daarin. Door uw oor aan die roep
stem te leenen, luistert ge zonder het te weten naar
Hem, die zich dagelijks aan u openbaren wil. Niet in de
wereld, niet in het leven, niet in de nitbliukende ge
beurtenissen onthult God zich aan uw oog. Slechts in
het 6uizen van den zachtcn wind is Hij verneembaar.
Zoo ge dan uw oor scherpt, leert ge Ilem meer verstaan.
Wordt vervolgd..)