NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR
Amersfoort, Baarn, Bunschoten, Eemnes, HamersvelQ, Hoevelaken, Hoogland, Leusden Soest,
NIEUWE
Woensdag 5 Juli 1882.
Bloed om Bloed.
No. 53.
Elfde Jaargang.
Uitgever: A. M. Slothouwer,
Advertentiën kunnen inge
zonden worden tot uiterlijk
's morgens §'/2 uur des Woens
dags en Zaterdags.
Eene viermaal geplaatste ad
vertentie wordt slechts drie
maal In rekening gebracht.
Abonnementsprijs voor Amersfoort per 3 maanden 1,
Franco door het geheele Eijlc1,10.
Afzonderlijke nnmmers 3 Cent.
Dit Blad verschijnt des Woensdags- en des Zaterdags.
te Amersfoort.
Advertentiën van 16 regelsJ 0,40.
Iedere regel meer 0,05.
Voor het Buitenland0,07'
Reclames per regel0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
OFFICIËELE PUBLICATIE.
De Burgemeester en Wethouders van
Amersfoort brengen ter kennis van de in
gezetenen dezer gemeente, die ter erlan
ging van het EERETEEKEN wegens eer
vollen langdurigen werkelijken dienst bij
de SCHUTTERIJEN, in de termen van
Zijner Majesteits besluit d.d. 5. Decem
ber 1851 (Staatsblad No. 149) mochten
gekomgn zijn en verlangen met het eere-
teeken te worden begiftigd, dat zij zich
tot het doen van de vereischte aangifte
ter Secretarie kunnen vervoegen op Maan
dag, den 17. Juli aanstaande, 's morgens
tusschen 10 en 1 uur.
Amersfoort, 3 Juli 1882.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Secretaris, De Burgemeester,
W. L. SCHELTUS. VAN PERSIJN.
Amersfoort, 5 Juli 1882.
De heer W. v. Eed Jr. heeft j.l. Za
terdag te Groningen met gunstig gevolg
zijn Apothekers-examen afgelegd.
Bij den uitgever J. L. Beyers te Utrecht
is verschenen, en voor 25 cent verkrijg
baar gesteld, een geschrift waarvan we de
lezing zeer aanbevelen. Het navolgende
moge iets bijdragen om dat te bevorderen.
FEUILLETON.
uit het hoogdu1tsch
van
CLAIRE VON GLUMER.
Ik ben hier niet om te haten,
maar om lief te hebben.
26)
i/Leeft hij nog vroeg Kato zich
zelve af, toen zij in den stillen, gouden
herfstmorgen reed. Maar terwijl zij aan
niets anders denken kon en iedere hart
slag deze bange vraag herhaalde, bleven
hare zinnen voor iederen indruk ontvan
kelijk. Zij rook de krachtige geur van
het dennebosch, dat door den straatweg
werd doorsnedenzij zag hoe in de hel
dere lucht witte draden zweefden en hoe
de sorbeboomen langs den weg met roode
bessen prijkten zij hoorde het zoete ge
zang der spreeuwen, die hier en daar in
de hoornen zateD, het gekras van eenen
voorbij vliegenden troep kraaien en het
eentonige ruischen der dennentakken.
Toen kwam zij in het open veldeen
herder dreef zijne kudde daarop voort.
Onder den titel //Een beleefd verzoek
van een Milicien aan alle onderwijzers in
Nederland" behandelt deongenoemde schrij
ver eeen. klacht, waarvan ieder die ooit
met militairen in aanraking is geweest,
de gegrondheid dadelijk zal erkennen. »Ik
ben," zegt hij, „de wettige zoon van wel
opgevoede. Hollandscbe ouders, die mij van
kindsbeen af hebben opgevoed in de stren
ge beginselen van het //plichtbesef", de
eenige vorm waaraan zij zich hielden en
waarbij zij zich gelukkig gevoelden.
Op mijn 18e verjaardag zeide mijn va
der mij, dat ik weldra een grond wettigen
plicht voor het vaderland zou moeten ver
vullen, het dragen der wapens tot bevei
liging van het grondgebied, volgens de
grondwet een der eerste plichten van elk
ingezetene. Hoewel mijne ouders niet rijk
waren bezaten zij toch wel de middelen
om een plaatsvervanger voor mij te stel
len; maar mijn vader getrouw aan zijne
beginselen wilde dit niet, en gaf mij op
de meest stellige wijze te kennen, dat ik
mijn militairen dienstplicht persoonlijk zou
vervullen."
Onze man vertelt vervolgens, dat hij
voorstander was van het anti-dienstver-
vangingbond, dat denkbeeld reeds met de
moedermelk had ingezogen.
Hij wordt dan infanteristen ofschoon
veel hem tegenviel, (geen wonder de
bewustheid, een plicht te vervullen, 'sKo-
nings kleeren te dragen, een Landskind
te heeten, deed hem over alle bezwaren
heenstappen, ten einde een geoefend oog
en een sterken arm te krijgen, tot afwe
ring van vreemd geweld. Niet dat hij
zoo'n vechtersbaas isintegeldeel, bij
schuwt den oorlog als het grootste kwaad,
als de pest der menscheid, daar waar hij
En toen kwamen tuinhekken en kleine
huizen, en een tuinmuur met ijzeren tra
liehek en een paviljoen met gesloten lui
ken.
Dat was het tooneel van die ongeluk
kige gebeurtenis, die oom Anton's weer
zin tot haat had doen stijgen en die
misschien nu nog na bijna twee en
twintig jaren een nieuw offer eischte.
En nu ratelde de wagen over het plavei
sel der staddaar was de havenplaats
weder, ginds het venster, waaraan Kato
op dien mei-avond gezien en van Frede-
rik gedroomd haddaar was het ouder
lijke huiszou hij het ooit weder
zien?
Voort ging het, aan de tegenoverge
stelde zijde de stad uit, en eindelijk was
het station bereikt. De trein stond daar
nog en spoedig zat Kato ook in eene der
coupé's hoe zij daarin gekomen was
wist zij niet de deelnemende nieuws
gierige blikken der medereizigers hin
derden haar en het geraas van het ver
trek werkten verdoovend op haar; terwijl
zij weder iedere bijzonderheid onderscheid
de: het loopen en roepen der conducteurs,
het rollen der bagagekarren, het toeslaan
der portierdeuren, de helle klank der per-
ronklok, het sissen, zuchten en fluiten van
ontstaat uit ulieb- en heerschzuchtMaar
iets anders is het, waar hij dient „om
het goed recht te verdedigen, zelfs dan
nog, als de kans op succes bijna tot nul
gereduceerd is." Hoezeer moest hem dan
ook hinderen, wat hem overkwam toen hij
een paar dagen met verlof was bij eene
tante, met twee zeer aardige nichtjes, en
er voor zijn pleizier gezelschap van jongelui
was gevraagd, en hij, trotsch op zijn
uniform, niet minder op zijn bajonet,
moest ervaren dat men die spullen met
den nek aanzag! Tante riep hem in een
andere kamer, legde allerlei kleedingstuk-
ken voor hem neer, en//Trek dat
soldatenpak uit en deze kleeren aan",
zeide zij; //de nichten willen u zoo niet
zien op de partij."
Onze milicien had het slecht getrof
fen zijn //aardige" nichtjes zijn een paar
vervelende nuffen. Zijne tante sprak
hij flink aan en vertikte het om zijn
uniform uit te trekkenlaterop bed
heeft hij geschreid over de onverdiend^
schandelijke bejegening die hem was aan
gedaan, en kwam toen op het idee
aan alle onderwijzenden in Nederland te
vragen, aan dien staat van minachting
waarin het Nederlandsche leger verkeert,
een einde te maken.
Wat hij wil van de Onderwijzers, leer
aren van Burgerscholen en Hoogleeraren?
zullen wij in korte trekken zijn gedach-
tengang schetsen.
Het leger is hier te lande niet populair.
z/Toen ik tijdens mijn verlof", zegt schr.
z/in uniform gekleed, plaats nam in een
der groote koffiehuizen, en een glas bier
bestelde, werd mij dit niet gebracht, ter
wijl er voor en pa Hs'ilvous plaït meneer'
gespeeld werd tegen allerlei soort van men
den locomotief, hoorde zij steeds het vree-
selijke: //Leeft hij nog?" en gaven de ra
telende slagen van den steeds snel voort
snellenden trein daaraan eene cadans-aar-
tige begeleiding, terwijl velden, bosschen
en dorpen te voorschijn kwamen en ver
dwenen en altijd nieuwe velden, bosschen
en dorpen urenlang, dagenlang, eene eeu
wigheid naar 't haar toescheen en
altijd dat cadans-aartige ratelen en slaan
met de vraag: //Leeft hij nog?"
Eindelijk hoorde men: //Bosch-station."
Kato stond op het perron en de trein snor
de verder. Daar was eene kleine opene
wachtkamer, een klein schuifraampje voor
de afgifte der kaartjes aan de overzijde
van den rijweg, die zich rechts en links
der baan in het bosch verloor, een baan
wachtershuisje.
Met geweldige inspanning ging zij daar
heen; een zwaarlijvig heer van middel
baren leeftijd, die ook uitgestegen was,
haalde haar in en ging naar binnen.
- //De medicinaalraad!" zeide zij in zich
zelve. Nu had ook zij de opene deur be
reikt; stemmengemompel was hoorbaar.
z/Leeft hij nog?" riep haar hart, en de
handen samenknellend, overschreed zij den
drempel.
Het kleine vertrek was helder verlicht;
schen, die daar zaten in 't burgerpak. »Wie
en wat waren zij? Daar vraagt men niet
naar! En wat was het antwoord, toen ik
mijn beklag indiende? Dit: //Wij tappen
hier niet aan soldaten 1" Maar genoeg, het
leger is niet populair, omdat men niet
van de noodzakelijkheid van zijn bestaan
is doordrongen, overtuigd als men is dat
Nederland toch niet te verdedigen is. Dat
betwist hij met alle macht, en hij wil op
de openbare meening gewerkt hebben, om
het ongelukkig begrip van onze weerloos
heid te doen verdwijnen. Dat moeten zij
doen, in wier handen de toekomst van ons
volk ligt, de onderwijzers. Wekelijks
één uurtje besteden aan onderricht in het
krijgs- en defensiewezen, en we komen
klaar. Dan zal de natie der toekomst gaan
begrijpen dat wij ons kunnen en moeten
verdedigen, dat het ieders plicht is, de
roeping om zich daartoe bekwaam te ma
ken, te volgen, en niet zich daarvan af
te koopen met geld. Zoodat, als eindelijk
alle standen hun contingent aan onze le
vende strijdkrachten moeten leveren, zelfs
het allerlaatste voorwendsel moet wegvallen
om den milicien in uniform met een schuin
oog aan te zien.
Wij dringen onze vrienden zeer aan ken
nis te maken met dit geschrift, mocht men
met den schrijver in meening verschillen
het zal hem dan zeker aangenaam zijn we-
derlegd te worden, het moet een volkszaak
worden.
BINNENLAND.
Bij den gemeenteraad van Haarlem is
ingekomen een voorstel, om een belasting
in te voeren op den grondslag van wer
kelijke vertering.
ook met het leger, waarop Frederik lag,
was dit het geval. Bleek, bewegingloos,
met gesloten oogen lag hij daar. De me
dicinaalraad en een jong man met don
ker haar waarschijnlijk de geneesheer,
die, zooals Hellborn gezegd had, tot hulp
van den gewonde hier gebleven was wa
ren om hem heen bezig. De consul
Kato vermoedde dat hij het was stond
met den rug naar haar toe, aan het voet
einde van het bed.
Kato bleef ademloos luisterend aan
den iDgang staan en weder zag en hoor
de zij alles wat gebeurde, alhoewel hare
geheele ziel van doodelijke angst voor
Frederik vervuld was.
z/Het bloedverlies is gedurende de reis
reeds zeer beduidend geweest en ik heb
moeite gehad het te stuiten," zeide de
jonge geneesheer. „Nu is het verband
weder in orde, maar
„Gij hebt toch geene ernstige bezorgd
heid, mijnheer de medicinaalraad mijn
heer de docter viel de consul in, en
de anders zoo harde koude stem beefde.
De medicinaalraad trok de schouders
op. Hij onderzocht nogmaals pols en hart
slag, toen richtte hij zich op en zeide tegen
den jongen geneesheer een paar Latijnsche
woorden, die Kato niet verstond.