NIEUWS- M ADVERTENTIEBLAD VOOR Amersfoort, Baarn, Banschoten, StoutoÉirg, 14, NIEUWE Zaterdag 8 Juli 1882. I, Volksfeest. No. 54. Elfde Jaargang. Uitgever: A. Af. Slothouwer, Advertentiën kunnen inge zonden worden tot uiterlijk 's morgens uur des Woens dags en Zaterdags. Eene viermaal geplaatste ad vertentie wordt slechts drie maal in rekening gebracht. Brieven uit mijn' molen. Abonnementsprijs voor Amersfoort per 3 maanden 1, Franco door het geheele Iiijk1,10. Afzonderlijke nummers 3 Cent. Dit Blad verschijnt des Woensdags- en des Zaterdags. te Amersfoort. Advertentiën van 16 regelsJ 0,40. Iedere regel meer 0,05. Voor het Buitenland0,075 Reclames per regel0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Vrijdag den 14en Juli a. s, zal in Frank rijk, evenals de beide laatste jaren en overeenkomstig een wettelijke bepaling, het jaarlijksch volksfeest worden gevierd ter herinnering aan de inneming der Bastille. Deze omstandigheid bepaalde de keus van ons hoofdartikel voor heden, dat we zullen doen bestaan uit een vraag, met een poging tot beantwoording. Is het niet een groot voordeel dat de Franschen boven ons blijken te hebben als wij zien dat zij in hun historische herinneringen de stof vinden voor een algemeen, voor een nationaal feest, dat een datum in staat is hen met geest drift te bezielen Op het eerste gezicht zou men hier ter stond in toestemmenden zin beslissen. En dan gaan we dadelijk zeggen: ziet eens, onze Nederlandsche historie is waarlijk rijk genoeg aan merkwaardige gebeurte nissen, die als een keerpunt in ons volks leven zijn te beschouwen. Plaatst men zich meer op een afgetrokken standpunt, en beschouwt men het feest van 14 Juli als een herdenking der verovering van constitutioneele rechten, laat ons dan Diet vergeten dat het democratisch begin sel hetwelk zich toen baan brak, bij ons FEUILLETON, naar het eransch van A. DAUDET. I) door Lobé. Eenige jaren geleden werd door Al- phonse Daudet, wonende te Parijs een' windmolen gekocht, gelegen in het dal van de Rhone in het midden van Pro vence, deze molen was sedert twintig ja ren onbewoond en onbruikbaar zooals blijkt uit de planten waarmede hij tot aan de wieken begroeid was. Van uit dezen mo len schreef hij de volgende landelijke ver halen in den vorm van brieven. De konijnen waren het meest veiwon- derd. Daar zij sints lang de deur van den molen gesloten en de muien en het voorplein met gras begroeid gezien hadden, eindigden zij met te gelooven dat het ras der molenaars uitgestorven was en het eene geschikte plaats vindende, hadden zij er eene algemeene verblijfplaats en een mid delpunt voor hunne roofzuchtige onder nemingen van gemaakt. Op den avond van mijne aankomst waren er zeker wel1 reeds lang inheemsch was, en het misschien niet moeilijk zou zijn, ook in onze geschiedenis een aangrijpingspunt te vinden, een bepaald feit, waaraan de ge dachte aan de zegepraal van dat beginsel kan worden vastgeknoopt. En toch doen wij het niet. Er zijn pogingen in het werk gesteld om de blij vende sympathie te wekken voor de vie ring van een der min of meer algemeen herdachte grootsche feiten uit den wor stelstrijd tegen Spanje, maar noch de in neming van den JBriel, noch de Alkmaar- sche Victorie, noch het Ontzet van Lei den, bleken de elementen aan te ge ven om ons geheele volk meer dan hoog stens éénmaal tot een zekere mate van geestdrift op te voeren. Latere, zeker niet mindere, ofschoon minder geruchtmakende gebeurtenissen, de Unie van Utrecht, de afzwering van Filips, vermochten niet eens de belangstelling te doen aangroeien tot een feestelijke herdenking. Voor een groot deel moeten we de redeD van dat verschijnsel zoeken in de omstandigheid, dat over de waarde der historische feiten niet eenstemmig wordt gedacht. Een aanzienlijke minderheid van ons volk ziet in de daden van het voor geslacht, op welke wij roem dragen, niets anders dan daden van geweld cn van rechtsverkrachting. Zonder nu juist te wil len beweren dat zij hunkeren naar de vleeschpotten van Spanje, is hun eerbied voor de mannen die ons uit het dienst huis uitgeleid hebben, zoo gering moge- lijk. Dat we in dit opzicht lijnrecht tegen over elkander staan, spreekt te duidelijk dan dat wij het behoeven aan te stippen. Maar en ziehier juist het punt waar twintig in de rondte op het voorplein ge zeten, druk bezig hunne pootjes in den maneschijn te warmen. Nauwelijk had ik het dakvenster geopend of daar blies de geheele bende den aftocht, en vluchtte met hun' staart in de lucht het bosch in. Ik hoop dat zij terug zullen komen. Weet ge wie ook zeer verwonderd was mij te zien? 't was de bewoner van de eerste verdieping, een oude sombere uil, die er zeer diepdenkend uitziet en sinds meer dan twintig jaren in den molen woont. Ik vond hem toen in den molen onbe- weegelijk en recht op een' balk zitten te midden van stukken pleisterkalk en afge vallen pannen. Hij keek mij een oogen- blik met zijne ronde oogen aan, en ge heel ontsteld daar hij mij niet herkende, begon hij //hu! hu!" te roepen en met moeite zijne met stof bedekte vleugels te schudden; die vervelende geleerden! zij borstelen zich nooit af. Hoe het ook zij! deze stille bewoner met zijne knippende oogen en zijn knorrig uiterlijk bevalt mij beter dan anderen, ik zal hem dus maar rustig laten blijven. Hij bewoont zooals vroeger het bovengedeelte van den molen meteenen ingang door het dak. Voor mij zelf houd ik het benedengedeelte, eene kleine kamer met gepleisterde muren, laag het op aankomt, bij zoo belangrijk verschil van opvatting, kan er van nationale gedenkdagen, op een der boven genoemde feiten gebouwd, en waarbij na tuurlijk de namen der zoo onderscheiden beoordeelde persoonlijkheden mede tot de elementen der feestelijke stemming zou den moeten behooren, geen sprake zijn. Een volksfeest moet algemeen zijn of achterwege blijven: althans is bij ons geen meerderheid tyranniek genoeg, om de minderheid tot deelneming aan open bare vreugdebetooning te dwingen, wan neer de aanleiding haar sympathie niet heeft. In dit opzicht staan de Eranschen be paald bij ons achter. In de waardeering van de Bastille-verovering en van de daar uit voortvloeiende of daarop gevolgde ge beurtenissen is het verschil bij hen nog veel grooter, dan bij ons over de hoofd punten van den bevrijdingsoorlog. Het oude regime in zijn uiterste consequentie wordt misschien daar alleen teruggewenscht door de afstammelingen van eenige adel lijke geslachten en fanatieke Vendeeërs; doch de verheerlijking van het republi- keinsche denkbeeld vindt daarom nog geen algemeene instemming, vooral nu men begint te bemerken dat er haast even veel //republieken" zijn als personen die gaarne de eerste viool zouden willen spe len. Er is slechts een kleine kentering in de publieke opinie noodig, en de meer derheid slinkt, de gemeenebestelijke staats vorm verliest zijn aantrekkelijkheid. Een herleving van, hetzij het bonapartisme, hetzij van een of ander koningschap, schijnt op dit oogenblik wel tot de onmo gelijkheden te behooren: maar met man nen als Gambetta en Freycinet is de toe en gewelfd als de eetzaal van een kloos ter. "Van uit deze kamer schrijf ik u, mijue deur staat wagenwijd open om de heer lijke zon in te laten. Een prachtig den nenbosch waar het licht door speelt strekt zich voor mij uit tot aan den voet van den heuvel. In de verte teekenen de spit se toppen der Alpilles zich scherp af tegen <le blauwe lucht. Nergens eenig geluid.Alleen hoort men van tijd tot tijd de tonen van eene fluit, of het belle tje van een' muilezel op den weg. Het geheele landschap baadt zich in eene zee van licht. Hoe wilt ge nu dat ik naar uw woelig en somber Parijs terug verlang? Ik ben zoo naar mijn' zin in mijn' molen, 't Is juist wat ik zocht, een warm rustig plekje, ver van alle tijdschriften, rijtuigen en mist.Er is zooveel moois rond mij. Nauwelijks acht dagen ben ik hier en mijn hoofd is reeds overvuld met indruk ken en herinneringen. Onder anderen gisteren avond heb ik de terugkomst der kudden in eene boerderij aan den voet van den heuvel bijgewoond, en ik kan u verklaren dat ik dat schouwspel niet zou willen ruilen voor al de optochten die gij deze week te Parijs gehad hebt. Oordeel komst alles behalve gewaarborgd. En zegeviert eenmaal het monarchisme, onder welken naam en vorm ook, een zijner eerste daden zal zijp het zingen van de //Marseillaise" te verbieden en het 14e Julifeest af te schaffen. Historische gedenkfeesten zijn uiterst geschikt om het nationaal gevoel te ver sterken, dat in onze dagen van kwalijk begrepen en verkeerd toegepast cosmopo- litisme wel eenigszins dreigt verloren te gaan. Maar de keuze is verbazend moeie- lijk. Men zou zich bijvoorbeeld, en on ze historie leent zich daartoe niet al te best, moeten bepalen tot het lang ver- ledene, en een feit tot grondslag der feest viering moeten nemen, dat van het ont staan van het volk als zoodanig of van de bevestiging zijner onafhankelijkheid het zinnebeeld uitdrukt. Zoo kunnen we ons voorstellen dat de Duitsche natie, in hoe veel groepjes later ook verdeeld, steeds eerbied bleef koesteren voor de nagedach tenis van Herman den Cheruskiër, die in het Teutoburgerwoud de Romeinsche le gioenen van Varus versloeg: en eveneens, dat op den duur deze geschiedkundige herinnering, voornamelijk ook door het ne velachtig, dichterlijk waas dat haar om hult, meer in staat zal zijn de geestdrift tot een feestviering te doen voortleven bij onze Oostelijke buren, dan bijv. de Kei zerskroning te Versailles of eenige andere gebeurtenis van den oorlog van 1870. Konden wij Nederlanders er ooit toe besluiten, bij de Wet een nationalen feest dag in te stellen, en zoo daartoe een maal een bruikbaar voorstel mocht wor den aangeboden, zullen wij het met warm te ondersteunen, het zou moeten zijn een herinnering aan het herstel onzer on zelf maar. Eerst moet ik u vertellen, dat het in Provence de gewoonte is om wan neer het warm begint te worden de kud den naar de Alpen te zenden. De herders blijven vijf of zes maanden met hen daar boven, zij slapen in de open lucht, en loopen tot over de knieën in het malsche gras, als de eerste herfstkoude zich doet gevoelen, dalen zij weder af naar de hut ten en komen zij terug om op de kleine heuvels met rozemarijn begroeid te grazen. Gisteren avond kwamen zij hier aan. 's Morgens vroeg stonden de twee deuren in het voorhuis reeds open om hen te ont vangen, de schaapskooien waren voorzien van frisch stroo. Van unr tot uur zeide men tot elkander. //Nu zijn zij te Eyg- nières, nu te Paradab." Eindelijk tegen den avond hoorde men eensklaps de vreug dekreet: //Daar zijn ze!" en werkelijk zagen wij in de verte de kudde zich in eene wolk voortbewegen. De geheele weg scheen met hen mede te gaan.Vooraan liepen de oude rammen die er met hunne vooruitstekende horens woest uitzageD, achter hen de schapen, de moeders met hunne zuigelingetjes waren erg moede; dan volgden de muilezels met roode hoofdsiersels, zij droegen de pasgeboren lammejets die zij wiegden onder het Ioq-

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1882 | | pagina 1