NIEUWE
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR
Amersfoort, Baarn,
L
Zaterdag 23 September 1882.
t,
M, nr
Na vijftien jaar.
No. 76.
Elfde jaargang.
Uitgever: A. AfSlothouwer,
Advertentiën kunnen inge
zonden wordentot uiterlijk
's morgens 8'/2 uur des Woens
dags en Zaterdags.
Eene viermaal geplaatste ad
vertentie wordt slechts drie
maal in rekening gebracht.
18)
Abonnementiprij» voor Amersfoort per 3 naanden 1,
Franco door het geheele Fijk1,10.
Afzonderlijke nummers 3 Cent.
Dit Blad verschijnt des Woentdagt- en des 2aterdagt.
te Amersfoort.
Advertentiën van 16 regelsJ 0,40.
Iedere regel meer 0,05.
Voor het Buitenland0,076
Beclames per regel0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
De jongste berichten, langs particulie
ren weg van Atjeh tot ons gekomen, zijn
alles behalve opwekkend.
Een marcheerende kolonue, ter sterkte
van pl. m. 90 man, den 7en Augustus
op weg van Lambaroe naar Pajoe, werd
tegelijk met laatstgenoemden post aange
vallen door een overmachtigen en welge-
wapenden vijandvan onze troepen waren
ongeveer 140 man in het vuur. De uit
slag van het gevecht, waarin onze strijders
hun heil in de vlucht moesten zoeken,
was dat er aan onze zijde 44 dooden en
gewonden vielen, waaronder 2 officieren
zwaar gewond, terwijl 7 stel wapens met
de elf gesneuvelden in 's vijands handen
vielen.
De berichtgever schrijft o.a.//Het vuur
was zeldzaam hevig en vernielend. De
grond was in een ommezien met onze
lijken en kermende gewonden bedekt, die
zooveel mogelijk door hun kameraden
moesten vervoerd worden, waardoor de
troep tot op 40 strijdvaardigen slonk.
Een op den grond liggenden gewonden
hoornblazer zag men te laat met de hand
FEUILLETON,
NOVELLE
van
BEftftQ Bit AU ft.
z/Wat is dat?" riep Paul. //Er moet
iets bijzonders gebeurd zijn, want anders
duurt het spelen en drinken tot aan het
eerste morgen grauwen. Het spijt mij,
want nu zal ik zelf mijn verzoek moeten
doen aan den baron. Enfin, wij zullen er
maar het beste van hopen," en dit zeg
gende gingen beiden terug naar hunne
woning, waar zij weldra gerust lagen te
slapen.
Het was dien avond niet zeer rustig
toegegaan onder de vrienden des barons
en een zeer onstuimig tooneel had een
plotseling einde aan hun samenzijn ge
maakt. Keeds den ganschen dag had von
Selchow in eenen buitengewoon opgewon
den toestand verkeerd, die er niet op ver
beterde, toen hij zich roet zijne gasten
onbeperkt aan den wijn overgaf. Daar het
gewoonlijk nog al zeer ongedwongen toe
ging bij dergelijke bijeenkomsten, had men
in den beginne niets bijzonders aan den
om hulp wuiven; een zestal Atjehers
omringden hem en maakten hem, daarbij
dansende, met klewanghouwer. af. Enkele
oogenblikken smeekte de troep hun aan
voerder hen toch uit den kogelregen te
voeren, doch dit was bijna ondoenlijk, en
ware de in aanbouw zijnde weg naar
Toengkoep niet reeds zoo ver gevorderd
geweest, dat zij dien spoedig bereikten,
dan ware hun aller lot niet te overzien
geweest, daar hun de terugtocht was af
gesneden. Op 4 Augustus sneuvelde de
schout, en leden de onzen mede verlies
aan dooden en gewonden, waaronder één
officier; hun getal is mij niet bekend.
Het getal gesneuvelden en gewonden is
nu tot ongeveer 140 gestegen. Waar het
hier heen moet, vragen we ons niet meer
af; het is treurig!"
Het door de Staatscourant medegedeel
de Regeerings-telegram over deze jam
merlijke zaak luidt eenvoudig als volgt
„Eenige benden Pedireezen, onder aan
voering van Nja Hassan, hebben op 4 en
7 Augustus aanvallen op militaire trans
porten en patrouilles gedaan. Aan onze
zijde werden 3 officieren gewond, zoomede
31 minderen, terwijl er 12 minderen
sneuvelden. Ook sneuvelde de schout van
politie Yan der Zijl."
Zietdaar dan de schoone vruchten van
de hooggeroemde reorganisatie van het
bestuur in Atjeh. Om deze en soortge
lijke in te zamelen, moest de man worden
verwijderd, wiens naam alleen den trou-
weloozen vijand deed sidderen, en onder
wiens hoede elk Nederlandsch soldaat
op Sumatra's Noordkust zich veilig ge
voelde. Hoe bitter steekt de toon van
baron gemerkt en was de eensgezinheid
door niets gestoord. De eenige, die het
gezien hadwas von Schmettoween
man met een sarcastisch gelaat en listige
oogenen die hoewel hij vlak tegen
over zijn gastheer zat, nog geen enkel
woord van dezen ontvangen had. Dit ech
ter verstoorde de bedaardheid van den
graaf niet, op wiens trekken men slechts
een flauw lachje ontwaarde telkens als hij
het woord tot von Selchow richtte en deze
zijn hoofd afwendde, om tot zijnen buur
man, den baron von Landwitz te spreken,
en dus deed alsof hij de vraag niet ge
hoord had.
Doch de wijn, die fiink door de heeren
werd aangesproken, begon zijne uitwerking
te doen en men werd hoe langer hoe spraak
zamer. De blonde Landwitz, die als ritmees
ter dienst deed bij de Ulanen en als zooda
nig menigen veldtocht had medegemaakt,
deed verhalen, waardoor de weinige haren
van zijnen rechter buurman, den graaf von
Boddin, te berge rezen. Een ander van het
gezelschap, die voor een geweldigen Nimrod
doorging, wist zulke amusante en bijna on
gelooflijke jachtavonturen te vertellen, dat de
afgeleefde heer von Marlitz telkens in een
schel gelach uitbarstte, terwijl de beide broe
ders Trebbin zich heimelijk vermaakten met
onder tafel hun geliefkoosde spel //even of
oneven" voort te zetten en elkaar op deze
moedeloosheiduit bovenstaand bericht
sprekende, af bij den kloeken geest die
ons leger bezielde, toen Yan der Heyden
het ter overwinning voerde.
't Is ergerlijk neen, meer dan dat,
't is een onuitwischbare schande. De
Nederlandsche naam wordt met smaad
bedekt, en we blijven lijdelijk toezien!
Onze soldaten, want, mijne heeren, al
zijn er onder die ,/minderen," die daar
werden vermoord, en wier lijken op af
schuwelijke wijze werden verminkt, een
zeker aantal Javanen, ook dezen zijn
onderdanen van onzen Koning, ook dezen
hebben recht op bescherming, al schijnen
sommigen dat moeielijk te kunnen ge-
looven onze soldaten vallen als slacht
offers van zeker iets, dat men staatkunde
gelieft te noemen, en dat niets anders
was en is dan een samenraapsel van in
triges en knoeierijen. Het Atjehsch be
stuur gewaagt in zijn rapporten van „ma-
raudeurs" en //kwaadwilligen," wier
misdaden //geen politieke beteekenis"
hebben, alsof het den armen drommels
die daar neergeschoten worden op de
//beteekenis" aankomt, en wij slikken
dat alles met een gelatenheid die alle be
grip te boven gaat!
Maar voor een oogenblik aangenomen,
dat die stoutmoedige aanvallers niet zijn
slechts op het papier en in de verbeelding
der civiele heeren ten onder gebrachte
vijanden, strijdende voor het herstel van
de onafhankelijkheid van hun land, gelijk
indertijd de Padri's van de Padangsche
bovenlanden, doch roovers die van
onze zwakheid en lamlendigheid gebruik
maken om hun moordlust te koelen en
buit te behalen, en dat er buiten die
scharen nog een //goedgezinde" bevolking
is, die zich in den nieuwen toestand
tracht te schikken en gaarne in vrede
onder ons gezag haar velden zou willen
bebouwen, dan nog moest het opper
bestuur begrijpen hoe gevaarlijk het uit
blijven van doortastende maatregelen wor
den zal. Immers, die //goedgezinden," van
wier sporadische blijken van toenadering
de rapporten allerlei moois weten te
vertellen, zullen spoedig ophouden het te
zijn, wanneer zij bemerken dat de (/uia-
raudeurs" straffeloos hun aanslagen ple
gen onder het schrikbewinddat de aan
voerders der vijandelijke benden uitoefe
nen, zullen zij wel gedwongen zijn, zich
bij hen aan te sluiten, hun schuilplaats
te verleeoen, hun belangen te dienen.
Terwijl wij onze posten één voor één in
trekken, die posten, door Pel en Yan
der Heyden aan het hoofd van ons dap
per leger zoo moeitevol veroverd! en
zelfs onze hoofdvestiging geen veilig ver
blijf meer aanbiedt, moet de Atjeher zich
wei aansluiten bij cfie zijde, waar de macht is.
Kookt het ons niet daarbinnen, als
we vernemen dat in den mond der Atje
hers de woorden //kompani" en //smeer
lap" synoniem zijn geworden, dat men
ze onzen schildwachten toezingt?
Wat is dat daar ginds voor een boel,
als het civiel bestuur, om toch vooral te
bewijzen dat het recht van bestaan heeft,
stelselmatig eiken aandrang tot krachtig
optreden van de hand wijst? Kunnen,
mogen we darrin berusten?
Wat hebben we toch aan al die pa
pieren autoriteiten, die ons gezag niet
onschuldige en geestige wijze etterlijke som
men gelds afhandig maakten. Von Schmet
tow echter hield zich volkomen bedaard,
luister,de naar alles, wat er gezegd werd
en wierp slechts nu en dau een sarcas
tisch woordje in het midden. De baron
von Selchow evenwel was de luidruchtig
ste van allen, had dan met den een en
dan weer met den ander eene hevige
woordenwisseling, terwijl zijn gelaat steeds
rooderen zijne oogen meer en meer fonke
lend werden. Het was, als deed hij zich ge
weld aan, zijne gedachten eene andere rich
ting te geven.
z/Kom," riep hij op eenmaal zeer onbeleefd
zich tot den verhaler der jachtgeschiedenis-
sen wendend, //houd toch eens op met die
aardigheden, die wij reeds honderd maal ge
hoord hebben en vertel ons wat anders, want
waarachtig, anders spring ik nog van verve
ling uit mijn vel
Deze onaardige toespeling op het geliet-
koosde onderwerp van den ruwen jager
maakte deze boos en met bevende stem zei-
de hij: //Och kom, van Selchow, gij zijt
niet wel, er is met u van avond niets aan
te vangen. Het kan ons dus niets sche
len, of gij uit u vel springt of niet."
Als ik er zoo'n roode huid op nahield als
onze gastheer, "riep van Schmettow spottend,
//dan hield ik het er zeker ook niet in uit."
Een algemeen gelach volgde, doch het
verhitte gelaat van den baron teekende de
grootste woede aan.
z/En wie zegt u, dat ik gaarne in de uwe
zou steken?" gilde von Selchow, niet in staat
zich langer te beheerschen.
//Zwijgt een oógenblik, gij kemphanen,"
riep de graaf van Boddin lachend uit, //opdat
wij met een eed bekrachtigen, wie van u
beiden wel in het kostbaasste vel steekt."
//Wanneer het op taxeeren aankomt,"zeide
de baron op grimmigen toon, //dan verlies
ik het. Yraag dat maar eens aan von
Selchow, want die heeft veel gewonnen,
wat ik-'verloren heb."
z/Wat bedoelt gij toch?" vroegen de an
deren. //Wat scheelt ge van avond? Zit u
iemand in den weg?"
z/Ja, een vos en nog wel een zeer listige!"
brulde de baron een blik slaande op von
Schmettow, die met het innigste welbehagen
zijn glas aan de lippen bracht.
z/Maar een vos brengt geluk aan," riep
een van het gezelschap.
z/Mij niet," was het antwoord.
z/Kom, zullen wij gaan banken?" vroeg
een der broeders Trebbin, //anders voor
zie ik niet veel goeds van dit gesprek.
Bovendien, von Landwitz, ik moet nog
revanche halen."
Deze voorslag vond algemeenen bijval,
alleen von Selchow deed, alsof hij dien
niet begrepen had.