NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR t, Baarn, Bunschoten, Earns, ïïainersYelfl, lente, VnnrschB. Schernenzeei t, Van't öufle in't Nieuwe. NIEUWE Zaterdag 30 December 1882. Een Schijndoode. No. 104. Elfde Jaargang Uitgever: A. M. Slothouwer, te Amersfoort. Advertentiën kunnen inge zonden worden tot uiterlijk 's morgens S'/j uur des Woens dags en Zaterdags. Eene viermaal geplaatste ad vertentie wordt slechts drie maal in rekening gebracht. FEUILLETON. IV. Abonnementsprijs roor Amersfoort per 3 maanden f 1, Franco door het geheele Fijk1,10. Afzonderlijke nummers 3 Cent. Dit Blad verschijnt des Woemdagt- en des Zaterdagi. Advertentien van 16 regels0,40. Iedere regel meer 0,05. Voor het Bnitenlsad0,07' Reclames per regel0,20. Groote letters vrorden berekend naar plaatsruimte. Het is waarlijk een plechtig samenzijn, wanneer we, te midden der onzen, het oogenblik verbeiden waarin het midder nachtelijk klokgebrom den overgang in een nieuw jaar zal verkondigen. We gevoelen ons dan, of er iets geheel bijzonders staat te gebeuren en toch, is het geen avond als ieder andere Voor het prozaïsch oog dat niet tot het hart der dingen vermag door te drin gen, ongetwijfeld. Maar dewijl het niet de uitwendige gebeurtenissen zijn die haar stempel op ons leven drukken, doch wel de invloed dien zij hebben op ons denken en op ons doen, meenen we te mogen blijven gelooven aan de meer dan gewone beteekenis van den oudejaarsavond. Het schijnt dan, alsof er weer een bladzijde vol is van ons levensboek. Punt, zand er over Of neen, dat niet, thans nog niet. We verwijlen nog zoo gaarne een poosje bij het jongst verleden. Al was het niet alles naar onze opvatting goede gave wat het ons bracht, in deze oogenblikken zijn zelfs de smartelijke herinneringen ons dierbaar. Onder al deze, voor mij zoo vreeselijk onheilspellende werkzaamheden, was het drie uur in den namiddag geworden. Allen verlieten vervolgens het vertrek en de deur werd achter hen gesloten. Daar lag ik dan, aan mij zeiven over gelaten, op een handvol stroo 1 o, IJselijke oogenblikken, ik heb geen woorden om u te beschrijven Vergeefs zou ik pogen den angst af te malen, welken ik onder vond, en die al hooger en hooger steeg Nu eens viel ik in bezwijming, dan kreeg ik het bewustzijn terug, om telkens met te meer zielsangst mijn ellendigen toestand te doorgrondenl Dan weder verhief zich mijn stil gebed tot God, dat Hij mij tot Zich mocht nemen, of verhoeden, dat ik levend begraven werd. Daar is geen denkbeeld, waarvan de ziel meer terugbeeft, dat dit Een verschrikkelijker toestand dan de mijne, kan men zich niet voorstellen Kas zou ik in de enge kist besloten wordenik zou den doffen klank hooren der aard klompen, die op mijn laatste woning zou den worden neergeworpenik zou den folterendsten marteldood sterven, in den bloei mijner jareD, terwijl mij wellicht En ontbreekt er soms een geliefd reisge noot aan het gezelschap, waarmede we hoopvol de reis bij den vorigen mijlpaal hebben voortgezet, het is ons een behoefte de gedachte aan hetgeen hij voor ons was nog eenmaal te doen verlevendigen. En vriendelijk als altijd zullen morgen weer de nieuwjaarsklokken ons in de ooren klinken. Elk gelaat waarop onze blikken rusten, vertoont dan iets buitengewoons er ligt meer hoop, meer moed, meer wel willendheid op uitgedrukt dan andere da gen. Knorrige lieden mogen zich al eens druk maken over de routine, om juist op dezen geheel willekeurig aangewezen mor gen elkander goede wenschen aan te bieden, wij zien in dat gebruik iets meer dan een dooden vorm, en nemen ons tevens voor, in het nieuwe jaar dat voor ons aanlicht meer te doen dan we vroeger deden, om die wenschen tot een werkelijkheid te maken. Gevoelen wij niet juist op dien dag dieper dan ooit, dat de maatschappij in welker midden wij ons bewegen, meer is dan een logge massa, die in evenwicht wordt gehouden door de worsteling ter bevordering van tegenstrijdige belangen? Hebben wij dan wel behoefte aan uit voerige staathuishoudkundige bespiegelin gen, om te weten dat de mensch slechts in zooverre leeft, als zijn individueel be staan het welzijn der menschheid in het algemeen ten goede komt? O, wel is het ons, indien we, aan het einde van een jaarkring, naar het bekende voorbeeld van dien Komeinschen Keizer Titus, die een nog een gelukkig leven had kunnen wach ten. Door ieder als dood beschouwd, door mijne vrienden betreurd, door mijne dier bare bloedverwanten met heete tranen beweend, zouden de laatste stuiptrekkin gen van mijn nameloos lijden voor ieders oog verborgen blijven, mijn laatste zucht in den schoot der aarde worden versmoord Onmogelijk is het mij al de pijnigende denkbeelden, die mij onophoudelijk fol terden, te schetsen. Ik had het volle ge voel, het levendigste bewustzijn van mijn rampzaligheid, maar vermocht niets, niets om haar te doen eindigen. Zoo zal ik, ten prooi aan de hevigste gemoedsaandoeningen, en mij zelveu reeds als een slachtoffer van den afgrijselijksten dood beschouwende, ongeveer drie uur gelegen hebben, toen de deur mijner kamer wederom geopend werd, en de chirurgijn majoor, vergezeld] van twee dokters, andermaal aan mijne sponde verscheen. Zij voerden een levendig gesprek in het Latijn. Het laken, dat mij bedekte, werd weggenomen, en ik zag dat een van hen een mes of een scherp instrument in de hand hield, en daarmede al sprekende op mijn borst wees, nadat hij haar geheel ontbloot en bevoeld had. Nu beving mij de vrees levend geopend te zullen worden Doch moet het zijn, dacht ik toen al verder, nog liever d&t, dan met mijn volle bewustzijn onder de aarde bedolven te heiden was, maar die eiken dag verloren achtte dien hij niet door een weldaad had geteekend, als slotsom van ons zelfonder zoek kunnen verklaren, dat we dat jaar niet te vergeefs hebben genoten en gele den, gearbeid en gestreden, en dat ons kapitaal aan menschenmin rente heeft opgebracht en vermeerdering onderging. Levende te midden van den partijstrijd, die zich meester maakt van alle vraag stukken op kerkelijk, staatkundig en maatschappelijk gebied, en zeer dikwijl» genoodzaakt op besliste wijze post te vat ten tot handhaving van een gevestigde overtuiging en van onmisbare beginselen, komen we toch, naarmate de jaren onze ervaring vermenigvuldigen, tot het inzicht dat alleen dan de strijd een goed einde kan nemen, als wij daarbij de liefde niet uit het oog verliezen. Overeenstemming van alie menschen, of zelfs een binnen betrekkelijk kleinen kring van menschen, in denken en oordeelen, is evenmin wen- schelijk als mogelijktoch kan er gelijke ernst zijn in het zoeken naar waarheid, in het streven naar verbetering, en moet er waardeering zijn van het karak ter, dat zich in den strijd der meeningen openbaart. Zelfs als er in het kamp des tegenstanders met oneerlijke wapenen wordt gestreden, dan nog is het plicht, niet zijn persoon te haten en zijn beginsel te veroordeelen, maar alleen op waardi- gen toon te protesteeren tegen de wijze waarop hij dat beginsel tracht te doen zegevieren. Werd dit meer in acht genomen, zeker worden. Men ging echter tot de operatie niet over. De flauwe hoop, die bij het binnen komen der drie geneesheeren in mij ont waakt was, dat een van hen mijn werke- lijken toestand zou ontdekken, vervloog weldra, toen ik vernam, dat de op nieuw iu het werk gestelde proeven geen ander dan het voor mij noodlottige gevolg had den, dat zij mijn dood nader en als op nieuw bevestigden. Zij maakten eene schriftelijke verklaring van hun bevinding en onderteekenden haar. Te zelfder tijd kwam ook de Plaats majoor binnen. Hij bracht een man meê, tot mijn grooten schrik niemand anders dan de timmerman, om de maat van mijn doodkist te nemen, die, naar ik hoorde, den volgenden dag gereed en van eiken hout gemaakt worden moest, voorzien van stalen hengsels. De wanhoop greep mij aan toen de onverschillige werkman zijn maatstok langs mij uitstrekte, doch ik kon geen lid van mijn lichaam bewe gen, ik moest alles lijdelijk verduren. Reeds had ik een voorgevoel van de benauwd heid die mij zou bevangen, als de kist werd dichtgeschroeftIjzingwekkend was mijn toestand 1 De le Luitenant K. vermeerderde op dit oogenblik het mij omringend gezel schap met zijne tegenwoordigheid. Hij be tuigde zijn innig leedwezen mij verloren zou de wisseling der jaren ons een minder rijken oogst aan teleurstellingen opleveren. Vanzelf zouden we er toe gebracht wor den, meer den nadruk te leggen op het geen ons kan vereenigen en tot samen werking nopen, en de ontwikkeling van vele kiemen van heerschzucht en egoïsme zou, bij gebrek aan voedsel, wor den voorkomen. De nieuwjaarsmorgen is ons daarom ook zoo dierbaar, omdat hij zooveel handen in elkander legt, zooveel harten elkander doet naderen. Er is misschien in dezen of ge nen donkeren hoek van ons gemoed nog een overblijfsel aanwezig van ten vorigen jare opgezamelden wrok, welnu: de man wien hij geldt wil misschien even gaarne als gij dat gevoel uitwisscheD. Wat belet ons hem heil te wenschen, en in dien wensch zooveel warmte te leggen dat geen ijskorst daartegen bestand is? De jaarsovergang spreekt van verganke lijkheid, maar ook van vernieuwing; hij spoort ons aan om vele dingen beter te doen zijn dan zij tot dusver waren. Een nieuw bewustzijn van onze maatschappe lijke plichten, nieuwe geestdrift voor 't geen goed i» en schoon; een nieuw be sef van de noodzakelijkheid om ieders rechten te eerbiedigen; een Dieuw besluit om bij toeneming nuttig te zijn voor ons gezin, voor ons Vaderland, nieuwe ijver om de idealen naderbij te streven, die ons in onze beste oogenblikken voor den geest staan. Moge voor ons allen het jaar 1883 in dit opzicht rijke vruchten dragen! te hebben, enbelastte zich met de bestel ling der militaire honneurs bij mijne be grafenis, daar hij de eenig aanwezige offi cier was van de compagnie, waarbij ik gediend had. De vrouw des huizes werd nu op last van den chirurgijn-majoor boven geroepen en haar bekend gemaakt, dat het lijk beneden moest gekist worden, en daar blijven staan tot den tijd der begrafenis, dewijl de wenteltrap niet toeliet dat het boven zou geschieden. Daar begon de vrouw, die veel op deze noodzakelijke schikking tegen had, te tieren en te razen. Zij verwenschte en schold den doode, den chirurgijn-majoor, haren man, de geheele wereld, en zei dat alles samen spande om haar, een eenvoudig mensch, ongelukkig te maken, en 't van schrik en verdriet te doen besterven. 't Was als draaide alles om mij heen. Ik was wonderlijk te moede. Ik wilde met mijn armen voelen of ik reeds in de kist lag, of het deksel al boven mijn hoofd was toegeschroefd, doch te ver geefs. Ik kon mij niet verroeren. Ik ver loor mijn kennis. Toen ik weder bijkwam, was alles om mij heen stil en donker ge worden als de nacht, als het graf dat mij wachtte. En nog begaf mij de hoop toch niet geheel. Ik voelde mij zelfs weêr iets meer getroost, 't Was mij als hoorde ik een

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1882 | | pagina 1