NIEUWE
NIEUWS- EN ADYERTENTIEBLAD VOOR
BUN, BUNSCHOTEN, EEMNES, HELD, HOEVELAKEN, HOOGLAND, L
VUÜRSCHE, SCHERPENZEEL EN WOUDENBERG,
EUSDEN, SOEST
EDELMAN EN EABRIKANT.
Officiële Publicatie.
Feuilleton.
No. 2.4
Zaterdag 24 Maart 1883.
Twaalfde Jaargang.
Uitgever: A. M. Slothouwer,
Hoe jammer!
A. J. C. KRSMER.
Abonnementsprijs voor Amersfoort per 3 maanden f 1,
Franco door het geheele Rijk1,10.
Afzonderlijke nummers3 Cent.
Dit Blad verschijnt des Woensdags en des Zaterdags.
te Amersfoort.
Advertentiën van 16 regelsf 0,40.
Iedere regel meer z> 0,05.
Voor het Buitenlandv 0,Q7S
Reclames per regel0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte
Advertentiën kunnen ingezon
den worden tot uiterlijk 's mor
gens 10 uur des Woensdags en
Zaterdags.
Eenc viermaal geplaatste ad
vertentie wordt slechts driemaal
ia rekening gebracht.
Jamijne heerennu trekt ge misschien
een scheef gezichtmaar berouw
komt te laat
Iets dergelijks meenden we te lezen
eenige dagen nadat de Tweede Kamer
door haar votum van 20 Februari aan
het Ministerie Van Lijnden een zach-
ten wenk had gegeven dat hetop
het punt van kieswetpolitiek althans
geen al te hooge verwachtingen moest
voeden.
Immersde val van het Kabinet maakte
ook een einde aan het 'ministerieel leven
van den heer Reuther, wiens hervor
mingsijver gebleken is van het eerste
oogenblik af dat hij aan het hoofd van
het Departement van Oorlog is geplaatst,
en van wien gezegd mag worden dat hij
door zijn veelomvattende verbeteringen
den toestand van onze defensie zoo aan
zienlijk heeft verbeterd, dat onze ver
dedigbaarheid tegen een overmachtigen
vijand aan niet den minsten twijfel meer
onderhevig is. Later, toen hij met aide
collega's ontslag had aangeboden, en hij
nog maar als démissionair minister de
zaken gaande hield, toen deden de
couranten ons watertanden door het be
richt Ware de heer Reuther nog eenigen
tijd aan het hoofd van zijn Departement
gebleven, dan zou weldra de uniform
der infanterie een belangrijke wijziging
hebben ondergaan. Plannen waren in
door
VII.
Hij boog het hoofd: een doodelijk bleek be
dekte zijn gelaat; hij wilde spreken, maar zijn
keel weigerde alle geluid; met moeite scheen
hij adem te halen.
Toen de baron hem zoo voor zich zag, sloot
hij een oogenblik zijne oogen, hij liet zijne
handen nedervallen. De toornige trek op zijn
gelaat maakte plaats voor een vast beraden ernst
en eene koude gestrengheid en toen hij weder
opzag, wendde hij zijn blik van Hugo op Cilia
die angstig zich in de armen had geworpen der
doodelijk verschrikte goevernante. Beiden hiel
den zich met moeite staande, maar geen kreet
ontsnapte haren beknelden boezem. Cilia snikte
echter zenuwachtig.
„Dames!" zei de baron, zich tot beide wen
dende :„ik wenschte mijn zoon aleen te spreken!"
„Wij gaan al! wij gaan al!" snikte Cilia
,kom fraüleinkom!" en haar best doende om
'zich te beheerschen, trad zij naar de deur.
De baron ging op zijde om haai' voorbij te
laten, maar nu schoot Hugo toe.
„Een oogenblik," zeide hij. „Vader, gij doet
deze dames en mij een groot onrecht. Nooit zijn
zij voorheen op den koepel geweest, waar ik
geen dames ooit ontving, 't Was een toeval dat
k de dames voor den koepel op den weg ont
moette; daar het begon te regenen heb ik ze
uitgen odigd hier een oogenblik te schuilen en
mijne collectie vlinders te zien.
gereedheid gebracht om de kapotjas te
vervangen door een soort van attila
eenigszins overeenkomende met
Och waarmee dat kornt er mis
schien minder op aan. 't Is beter het niet
te zeggenons leed zou bij een heldere
voorstelling van 't geen ons ontgaan is
nog grievender worden, 't Is om te her
sten van spijt, nu onze infanterie-regi-
menten de hemel weet hoe lang.nog zich
moeten blijven bewegen in de bekrom
pen keuze tusschen kapotjas, wapenrok
en .mouwvest.
Dat alles is uw schulduw schuld
leden van de Tweede Kamer, die tegen
de behandeling der censuswet hebt ge
stemd. Gij hebt gemaakt dat wij voor
eerst geen attila's meer te zien krijgen
dan die de mannelijke gestalte van een
cavalerist omgeeft. Schaamt uheeren
en hebt berouw! Ja, vereenigt u in op
tocht gaat naar het Plein en smeekt
eerbiedig aan Zijne Excellentieof hij de
zaak van de attila s dei' infanterie toch"
alsjeblieft aan de goede zorgen van zijn
opvolger wil recommandeeren.
Want ziet ge, op dat beetje na is
onze defensie precies in orde!
Doch laat ons niet schertsenwaar
het zulke gewichtige belangen geldt. Is
het eigenlijk niet om te koken van ver
ontwaardiging dat al wat onze opvol
gende Ministers van Oorlog aan de zaak j
der landsverdediging kunnen doen, zich
schijnt op te lossen in uniformveranderin
gen, afgewisseld door wijzigingen in den
vorm van randsels en patroontasschen'?
Hoe bitter klein zijn dan toch die mannen,
op wier schouders zulk een zware ver-
antwoordelijkheid rust!
Want let weler is in Nederland nie-
mand zelfs onder de meest optimistische
deskundigen, die in gemoede durft ver
klaren dat onze defensie eenics/.ins vol-
„A1 wel, al wel!" viel Van Oosterwoud hem
in de rede. ,,'t Is voldoende. Laten wij dit too-
neel niet langer rekken, ik houd niet van ko
medies."
De beide dames gingen daarop de deur uit
en de trappen af.
„Wat ligt daar?" vroeg de baron, wiens oog
nu op den in der haast en de ontroering van
het oogenblik achtergelaten ruiker viel.
„Het boeket van Fraülein Becker;" antwoord
de zijn zoon.
De baron had zich reeds van de bloemen
meester gemaakt en het boeket tusschen twee
vingers houdende, even alsof het iets vuils ge
weest ware, door welks aanraking hij zijne han
den vreesde te bezoedelen, opende hij de deur
en wierp hem midden op den weg.
Een kreet van woede ontsnapte aan de be
klemde borst van Ilngo; de aderen van zijn
voorhoofd zwollenzijne oogen werden met bloed
beloopen; het suisde hein in de ooien; alles
draaide voor hem in de rondte met de grootste
inspanning van al zijn wilskracht gelukte het
hem zich te bedwingen orn geen aanval op
zijn vader te doen. Twee-, driemaal draaide
hij als een tol om zich zeiven rondzijne armen
werden, hoe hij ook trachtte deze in rust te
houden, als door reuzenkracht aangegrepen
rondgeslingerd; toen viel hij levenloos op
den grond.
IV.
Nog nooit had er in het huis van Beekman
eene ontsteltenis plaats gehad, gelijk aan die,
welke ontstond toen Fraülein Becker en Cilia,
na het gebeurde op den koepel, er in terug
keerden. Beide meisjes hadden het verschrik
kelijk op de zenuwen en niet dan met groote
moeite gelukte het mevrouw Beekman haar een
geregeld verhaal van de geschiedenis, die had
plaats gehad, te ontlokken, want ieder maal
doet aan de matigste eischen welke een
natie van den tweeden laat het zelfs
zijn van den derden rangen nu spreken
vye nog niet eens van hetgeen onze waar
digheid als kölonialé mogendheid vordert!
zich behoort te stellen. En zulkster
wijl de verdeeling yan het bedrag van
ons oorlogsbudget over bet bevolkscijfer
een uitkomst geeft, die met de voor mili
taire doeleinden meest belaste natiën
kan wedijveren!
Het is de gewone uitvlucht van Minis
ters, geroepen maar onmachtig om te
verbeteren dat zij eindelijk, om toch
eenig spoor na te laten van hun bestuur
aan de uniformen gaan knoeien. Dat zij
daardoor zoowel den staat als de officie
ren op groote onkosten jagenen bij de
laatsten den geest van misnoegendie
dieper en dieper, om velerlei, waar
onder zeer verklaarbare redenen! bij
hen doordringtnoodeloos versterken
schijnt niet in aanmerking te komen.
Jammer dat mén de verschillende deelen
van de militaire kleeding niet aanwijst
met den naam van den Minister onder
wiens administratie zij werden ingevoerd
een soldaat zou dan zijn een wandelende
staalkaart van ministeriëele opknappings-
vaaidigheid.
Wij zullen volstrekt niet beweren dat
de kleeding van sommige corpsen uit
munt door netheid, goeden smaak en
wat het eerst in aanmerking dient te
komen, door doelmatigheid. Zij vindt!
weieens haar beeld in die bekende pa-
troontaschdie de infanterist netjes op
gepoetst aan een blinkenden lederen
riem op den rug droeg: maar die zoo
volkomen onbruikbaar was dat de man,
als bij ging schijfschieten, zijn patronen
in zijn broekzakken stak. Maar bij andere
legers vergelekenschikt het nog al. De
aankleedkunst althans houdt bij ons vrij
wel gelijken tred met die bij andere volken.
Doch al waren die uniformen zoo
leelijk als de nacht dat is een zaak
van later zorg. Hoofdzaak het ééne
noodige, boven hetwelk al het andere
maar kinderspel is, achten we een goed,
inrichting van de levende strijdkrachter
De verschillende mannekens met hi
systeempjes treden op en gaan weer he,
na alles bij het oude gelaten te heb!
Schenkt ons, als eersten stap op
goeden weg dien gij toch einr
zult moeten bewandelengij hc-eren die
daar zetelt in het Departemant van Oor
log op het Pleinwant de natie zal het
eenmaal wel moede worden zich te laten
uitputten voor een defensie-regeling die
niet den minsten waarborg oplevert,
j schenkt ons persoonlijken oefenplicht,
opdat we de kern onzer jeugdige man
nelijke bevolking bereid en geschikt zien,
om zoo 't moetden geboortegrond te
beschutten tegen elke aanranding.
Of, is die hervorming een onmogelijk
heid, omdat zij afstuit op het egoïsme
van hen die invloed hebben op de politiek
zegt het dan ronduit. Maar tracht de
lieden niet in slaap te wiegen met de
fictie onzer verdedigbaarheidwaaraan
niemand toch meer gelooft zoolang de
toestand niet aanmerkelijk verbeterd is:
I en bovenalbedenkt dat de mooiste
attila's niets kunnen toebrengen om den
vijand buiten de grenzen te houden.
dat de herinnering er aan werd opgewekt, volg
den zeiiuwacbtig snikken en gillen.
De oude heer Beekman was woedend. Zoo had
dan de baron niet alleen hein de deur gewezen,
maar wat nog oneindig erger was zijne
dochter en hare gouvei nante smadelijk van den
koepel gejaagd. „Dat zal ik hem betaald zetten,"
dreigde hij. „Al moest het mij duizenden guldens
kosten. Hoogmoed komt voor den val, en ik wil
wel eens zien of hij dan geheel onkwetsbaar
is, die verwaande aristocraat," en toen hij,
een paar dagen later hoorde welk een ongeluk
den jonker getrolfen had op hetzelfde oogenblik
bijna, dat zijne dochter den koepel verliet, kon
hij den uitroep niet weerhouden. „Ziezoohij
nam het mij niet kwalijk, toen ik hern zeide,
dat God, als hij iemand in het ongeluk wil stor
ten, hern eerst van zijn verstand beroofd, mij
dunkt, nu heeft hij gelegenheid, daarover na
te denken. Intusschen spijt het mij van Hugo,"
sprak een betere stem in zijn hart. „Hij is nog
jong en een tlinke jongen: er kon een man van
hem geworden zijn, een degelijk man, zonder
vooroordeeleneen practisch man, een man
zooals onze tijd ze vooral in de hoogere stan
den noodig heeft, als hij niet in zulke ongeluk
kige handen gevallen was. Eu nu zegt men, dat
hij idioot is en blijven zal, als hij ei het leven
afbrengt."
De fabrikant had het bericht van den toestand
van Hugo op het kantoor vernomen en deelde
het aan tafel mede. „De baron moet radeloos
zijn," ging hij voort, „nu't is zijn eigen schuld
en 't is te hopen dat zijn geweten wakker wordt.
Mevrouw is half waanzinnig van smart het
trotsche wijf. Maar wat is dat, Cilia.
Er was niet anders, dan dat Cilia op wie hij
gedurende zijne mededeelingen en ontboezemin
gen niet gelet had, beurtelings rood en bleek
geworden, en toen zij, zich ongesteld gevoe
lende, zich van tafel wilde verwijderen in elkan-
De BURGEMEESTER van AMERS
FOORT doet te weten, dat aantevangen
i met de maand April e. k. door de Weer-
baarheids-vereeniging en de Schutterij
dezer gemeente zal gevuurd worden op
der gezakt was.
„Arm kind," zei haar vader, die met haar
broeder was opgesprongen en haar in een leu
ningstoel plaatste, „arm kind! O, die ellendeling,
niet alleen zijn eigen kind heeft hij ongelukkig
gemaakt, maar misschien ook nog mijn lieveling,
o, ik vervloek hem, hem en zijn geheel ras!"
„Evert, Evert!" smeekte zijne vrouw met ge
vouwen handen, „vervloek niet. Ook wij zijn wel
eens onbarmhartig geweest ook wij hebben
geen zuiver geweten herinner u maar eens.
toen, zie, het wordt al weer beter, veranderde
zij van onderwerp toen Cilia wier slapen zij
met azijn en water waschte, hare oogen weder
opende, en teekenen gaf dat zij bijkwam. „Hoe
is het nu, Clara?"
„Beter 'tis al weer over," zei het meisje,
dat eene poging deed om zich op te richten.
„Gij moet het mij vergeven dat ik zoo kinder
achtig ben; ik zal het niet meer zijn, dat be
loof ik u, maar het spijt mij zoo van Hugo, ik
ben zoo bedroefd, ik houd zooveel van hem!"
Op deze naive, nog kinderlijke ontboezeming
van Cilia, keken Beekman en zijn vrouw elkan
der eens aan. Zij hielden zich voor het oogen
blik of zij niets gehoord hadden, maar toen zij
alleen waren, zei de fabrikant: „Bij slot van
rekening is het misschien ons geluk dat het zoo
treurig rnet den jonker is afgeloopen. Er schijnt
tusschen hem en onze Cilia werkelijk een kin
derlijke genegenheid te bestaan, die minstens
haar veel verdriet kan veroorzaken, want er is
wel niet aan te denken dat ooit een Van Oosterwoud
zou trouwen met de dochter van een fabrikant
van heel, heel burgerlijke afkomst. Wie weet
voor welke ellende en schande wij zijn bewaard
gebleven, want dat volk geeft niet «m de eer
en het geluk van de „mindere menschen."
Wordt Vervolgd.)