NIEUWE NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR IEHSVELD, HOEVELAKEN, HOOGU VUUBSCHE, SCHERPENZEEL EN WOUDENBERG, AMERSFOORT, BAARN, BUNSCHOTEN, EEMNES, HAMERSVELD, HOEVELAKEN, HOOGLAND, LEUSOEN, SOEST, DE POKINENTING Feuilleton. No; 32. Zaterdag 21 April 1883. Twaalfde Jaargang. Uitgever: A. M. Slothouwer, Ons politiek leven. door LOBÉ. FOORTSCRE COURANT. Abonnementsprijs voor Amersfoort per 3 maanden f 1, Franco door het geheele Rijk1,10. Afzonderlijke nummers3 Cent. Dit Blad verschijnt des Woensdags en des Zaterdags. te Amersfoort. Advertentiën van 16 regelsf 0,40. Iedere regel meer 0,05. Voor het Buitenland0,07s Reclames per regel0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte Advertentiën kunnen ingezon- i'en worden tot uiterlijk fs mor gens 10 uur des Woensdags en Zaterdags. Eene viermaal geplaatste ad- t ertentie wordt sleelits driemaal in rekening gebracht. Hugo De Groot schreef ergens„Is er éen volk, dat zich door geen ijdel eer bejag laat vervoeren, dan zijn het de Hollanders. Immers niemand jaagt er naar eereposten of begeert er zelfs naar. Zoo was het niet alleen in den bangen tijd onzer vaderentoen men geen regent kon wezen zonder zijn leven of eer in de waagschaal te stellenmaar ook in de rustige tijden van voorheen en thans in onze voorspoedige dagen evenzeer. Nu evenwel begint de tegenzin in eereposten te verminderennu wij ons aan de repu bliek, als aan ons vrij eigendom, meer laten gelegen liggen." (In vertalingaan gehaald bij Dr. Fruin, Tien jaren enz.) Toen het zoover wasdat de lagere en hoogere bestuursplaatsen werden be schouwd als iets begeerlijks, werd met een de gelegenheid om ze te krijgen tot weinigen beperkt. De Republiek der Geünieerde Provinciën droeg van den aanvang af een aristocratisch karakter, en de invloed van het volk op den gang der regeeringszaken hield geen gelijken tred met haar ouderdom. Even als in de meeste staten van Europa werd er gere geerd zonder Grondwet; alleen was er een verdrag tusschen de deelen van dien inerkwaardigen statenbonden van deze overeenkomst, wijdvermaard onder den NAAR HET DuiTSCH van Fr. GERSTACKER. naam van Unie van Utrecht, hebben de voornaamste' bepalingen toegepast met niet meer stiptheid dan de omstandig heden medebrachtenzoo goed en zoo kwaad het ging de uitgangspunten van het regeeringstelsel uitgemaakt. Van een volksregeeringin den gewonen zin des woords, zijn we steeds zoo ver mogelijk verwijderd gebleven. Een paar malen wanneer onze staatkun&ige onafhanke lijkheid op het spel stond, ging er van de lagere volksklassen een stoot uit(of wèl, wisten enkele handige lieden die achter het scherm bleven haar op te zetten tot het geven van dien stoot: men vergelijke het gebeurde bij den moord der De Witten,) maar, als de geëischte verandering had plaats gehad, ging dat zelfde volk weer rustig aan zijn werk en liet de heeren de dingen verder in orde brengen. De omwenteling van 1795 heeft in dien staat van zaken voor een korten tijd verandering doen ontstaan, dewijl de revolutionaire comité'sdie hun afgevaardigden zonden ter regeling van den voorloopigen toestand, ook onder de kleine burgerklasse hun leden telden, doch het duurde maar heel kortof bij de verschillende constitutiën die elkander opvolgden van 1798, toen de eerste in werking trad, tot 1810, toen de vierde door de inlijving bij Frankrijk verviel werd al meer en meer de invloed van het volk op den gang der regeerings zaken tot nul teruggebracht. Sedert de vorming van „Het koninkrijk der Nederlanden" is zeerzeer langzaam aan een deel des volks zekere invloed toegekend op de keuze der personen die met den Koning volgens de bepalingen der Grondwet de wetgevende macht dee len: eerst door getrapte, bij latere uit- EERSTE HOOFDSTUK. Dr. JULIUS FORBACH. II. „Ach, lieve God", klaagde de kleine jonge vrouw, „ze zijn juist naast onze deur uitgebro ken, Helenè van mijnheer Sommers heeft ze gekregen en de kleine Ernst ook, en de schoen maker vlak tegenover ons moet ze ook hebben, en in de huizen achter het onze liggen er twee huisgezinnen ziek aan. Het is toch verschrik kelijk, en ik hoor dat het zoo'n kwaadaardig soort is als hier nog nooit geheerscht heeft, ik weet van angst niet wat ik doen moet „Maar zendt dan om den dokter, en laat hem hierkomen, dat is toch het eenvoudigste, en dan kan hij het geheele gezin inenten en gij kunt dan na die voorzorg gerust zijn.,' „Dat wilde ik ook juist doen", klaagde Elise, maar het ongeluk wil, dat de eenige die goede stof heeft, de stadsgeneesheer Baumann, zoo veel te doen heeft, dat hij zijn huis niet kan verlaten. In de algemeene angst loopt ieder naar hem toe en een kwartier geleden heeft hij mij laten zeggen dat hij nieuwe, goede stof ge kregen heeft, maar dat ieder die ingeënt wil worden, bij hem moet komen en dat hij geen tijd heeft om met ons eene uitzondering te maken." „Dat is wezenlijk al heel onaangenaam," zeide Forbach, „maar 'tis heerlijk weer en de stads breiding van de staatsburgerlijke bevoegd heden, door rechtstreeksche verkiezingen. In welke richting die beweging tot ver meerdering van politieke rechten in de naaste toekomst zal voortschrijden is op dit oogenblik niet te zeggen: men ge voelt levendig, dat het tijdstip waarop zij zal moeten» tot stand komen nabij is en mist toch de sprekende en geest driftvoile overtuiging, die voor het sla gen eener vreedzame omwenteling onmis baar is. De wagen is vastgeraakt, en men weet niet recht hoe haar weder in beweging te brengende wielenin ons geval de staatspartijen, zijn verloopen, en op de vraag, hoe ze overeenkomstig de gewijzigde begrippen van constitutioneel recht door nieuwe zijn te vervangen, blijft men het antwoord schuldig. Intusscher. is het zeer noodig dat men zich afvrage, Waar we heen moeten. Al stond ons volk op den hoogsten trap van ontwikkeling, het spreekt vanzelf dat de taak om wetten te inaken en regeerings- daden te contróleeren steeds aan een klein getal personen moet zijn opgedragen, en waarschijnlijk zullen we het nooit zoo ver brengen dat we ei', bijvoorbeeld om beurten toe kunnen worden aangewezen. Nu komt het er, op den keper beschouwd, rneer op aanwie gekozen wordenals door wie dat geschiedt. Het kiesrecht legt geen hoogere verantwoordelijkheid op dan de zedelijke bewustheid dat men het zijne heeft toegebracht tot de be noeming van een of meer vertegenwoor digers, die om de eerlijkheid van hun karakter en de mate hunner kennis ver trouwen verdienenen wier begrippen omtrent een zeker aantal hoofdpunten door een kiezer worden gedeeld. Het zou alzoo onzinnig wezen van den kiezer een geneesheer Baumann woont niet ver uit uwe buurt, dus als gij er dadelijk heengaat kunt gij ook gauw van de zaak afzijn." «Dat was ik ook juist van plan, beste Doctor,» klaagde Elise, «en mijn man was klaar om met mij mee te gaan, toen hij bij eene stervende geroepen werd wier testament hij moest maken.» «Dat kon hij niet uitstellen,» zeide Forbach, «want daarbij werd spoed vereischt.» «Neen, dat weet ik ook wel,» klaagde Elise, «maar nu bekruipt mij ook nog de angst dat de stervende de pokken heeft en mijn man mogelijk aangestoken zal worden.» «Maar beste kind,» stelde de doctor haar ge rust, «wat maakt gij u toch zonder reden be zorgd bij wie werd hij dan geroepen?» Ja, dat weet ik niet, in mijne angst heb ik den naam niet gehoord, en toen Karei haastig zijn hoed nam en weg liep heb ik er hem ook niet naar gevraagd.» «Maar, lieve kind, kan de zieke niet even goed eene longontsteking, keeltering of eene dergelijke kwaal hebben.» Wie denkt nu maar dadelijk het ergste, en gij pijnigt er uzelven mede zonder eenige reden. Maar welke dienst kan ik u nu bewijzenDaar spraakt gij immers van?» «Ach ja lieve doctor,» zeide de jonge vrouw smeekend: «ik vertelde li al dat Karei mij juist wilde vergezellen toen hij weggeroepen werd, en ik zie er zoo tegen op om alleen naar den stadsgeneesheer te gaan. Daar zijn zeker heel veel menschen en ik verzeker u, ik zou het vreeselijk vinden om zoo lang alleen met het kind tusschen zoo vele vreemden Ie zitten.» «Dan zal ik met u meegaan?» vroeg Forbach. «O, als gij zoo vriendelijk zijn wilt, zult gij mij eene groote dienst bewijzen!» «Met het grootste genoegen,» zeide Forbach lachend, «ik heb toch niets bijzonders te doen, en dan woon ik de geschiedenis tegelijk eens bij. Maar gij wilt u toch ook laten inenten?» «Zeker, zeker,» riep Elise, «en het kinder-,' meisje ook, en de keukenmeid kan nadenmid dag gaan, en mijn man zoo gauw hij terugkomt. Maar ik ben te angstig om het een oogenblik uit te stellen gaat gij dus met mij inee7 Ik zal dan even het kind gaan helpen.» Zeker kind, zeker, ik ga met u meeknikte Forbach haar goedhartig to:. «Maak u dan maar spoedig klaar, anders wordt het zoo laat, en om 12 uur moet ik mij op eene bepaalde plaats bevinden om met oenen heer iets ge wichtigs te bespreken.»De bepaalde plaats was namelijk bij Rörichs op de markt, in welke restauratie hij zich geregeld eiken morgen om 12 uur bevond. «O!» riep de jonge vrouw blijde, «wij kun nen terstond gaan want ik ben bijna klaar en Rika zit boven op ons te wachten. Ik rnoet nog maar even mijne handschoenen halen, en ben dadelijk terug, en zij wipte de kamer uit om zooals zij beloofd had, dadelijk weder te ver schijnen. Het is echter een zonderling verschijnsel bij de meeste dames, dat zij, als zij zullen uitgaan nog onbegrijpelijk veel te doen hebben en bij gevolg nooit op hunnen tijd klaar zijn. In de slaapkamer lagen nog eenige kleedingstukken op eene stoel, die zij eerst nog moest wegber gen; dan wist Elise zeker dat ze hare parasol op het bed gelegd had, en nu lag deze daar niet meer en kwarn eerst na lang zoeken uit eene kast te voorschijn waar zij hem neergezet had toen zij hare hoed had gekregen. Op de hoed waren echter nog eenige pluisjes, die zij nu eerst bemerkte en waarmee zij toch niet op straat kon gaan, dus die moesten er afgebor steld worden. De keukenmeid kwam ook nog eenige orders vragen, eene huismoeder heeft het toch altijd drukToen kon zij de sleutel van hare schrijftafel niet vinden waaruit zij geld moest nemen daaraan had zij van te voren niet gedacht. En eindelijk de handschoenen bij ongeluk nam zij uit de kast twee voor de rechterhand en moest toen weer terug om de soort van examen te verlangen in de kennis van staatsinrichtingen of van hem te vorderen dat hij met den inhoud der voornaamste wetten vertrouwd zij. Maar wel eischt het staatsbelangdat zijn ver standelijke ontwikkeling, in den gewonen zin, niet beneden het middelmatige peil zij. Waar sprake is van opwekking van het politiek leven, moet nooit gedacht worden aan de mogelijkheid om aan het dilettantisme op staatkundig gebied groo- tere uitbreiding te geven. Aan staats mannetjes in klein formaat, zooals in Frankrijk het „wijnhuis" en het café, in België de „estaminet" in het groot aan- fokt, hebben we allerminst behoefte. Maar wel verlangen we en vuriger naarmate de onverschilligheid omtrent 's lands belangen schijnt toe te nemen, dat het gevoel van verwantschap tusschen het algemeen welzijn en de persoonlijke welstand van eiken burger ons volk meer doordringe. De verfoeilijke politiek van personen die onder gemeenebestelijke staatsvormen wel het weligst schijnt te tierenge tuigen Frankrijk en de Vereenigde Sta ten van Noord-Amerikamaar toch ook aan het constitutioneel koningschap niet zoo geheel vreemd is, blijve steeds ver van ons verwijderd. De beste burger is hijdie de meeste toewijding toont aan de maatschappij en door haar aan den Staat: wie arbeiden wil aan de op wekking van het politiek leven in Neder land beginne met daarbij alle egoisme volkomen ter zijde te stellen. Zij die ons vertrouwen hebben als vertegenwoordi gers der natie, behooren hierin vóór te gaan. andere te zoeken en toen zij die vond ont brak er een knoopje aan. Doctor Forbach zat ondertusschen met een bewonderenswaardig geduld een kwartier te wachten; maar na een half uur waren toch bijna alle hinderpalen uit den weg geruimd; alleen moest Elise nog de nauwe handschoenen aantrekken. Het meisje liep ondertusschen wat op en neer met het kind dat niet zoo geduldig de toebereidselen aanzag en begon te huilen. «Sust, sust, sust,» suste het meisje, maar het kleine ding begon hoe lang r hoe harder te schreeuwen en Forbach begon zenuwachtig te worden. Eindelijk gingen zij dan de deur uit. Gelukkig merkte Elise nog bij tijds toen zij al beneden aan de straatdeur waren, dat zij hare porte- monnaie had laten liggen en moest nog naar boven om die te halen; maar daar zij hard kon loopen was de zaak spoedig in orde en nu stond hun niets meer in den weg. Forbach bood haar onderweg den arm aan, het kindermeisje wandelde met de kleine, die weer zoet was geworden toen zij op straat kwam en zoo waren zij spoedig de plaats voor de in enting genaderd, waarvoor Elise nog altijd een weinig huiverig was. TWEEDE HOOFDSTUK. DIJ DEN STADSGENEESHEER. Het lokaal dat de standsgeneesheer voor de inenting gebruikte was waarlijk niet ver van Erich's woning verwijderd. Het eenige dat hunne wandeling vertraagde was, dat de kleine weer begon te huilen en Elise dus telkens moest blijven staan, om haar met een «ja mijn hartje, wij zijn er dadelijk, wees nu maar zoet, mijn schatje,» en andere lievigheidjes te troosten. (Wordt Vervolgd

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1883 | | pagina 1