NIEUWE NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR BURN, BUNSCHOTEN, EEMNES, HAMERSVELD, HOEVELAKEN, HOOGLAND, LEUSDEN, SOEST, VUURSCHE, SCHERPENZEEL EN WOUDENBERG, Feuilleton. RENÉ GIRONDIN. No. 103 Maandag 24 December 1883. Twaalfde Jaargang. Uitgever: A. M. Slothouwer, BuitenlandscR Overzicht. AMERSFOORTSCHE COURANT. Abonnementsprijs voor Amersfoort per 3 maanden f 1, Franco door het geheele Rijk1,10. Afzonderlijke nummers3 Cent. Dit Blad verschijnt des Woensdags en des Zaterdags. te Amersfoort. Advertentiën van 16 regelsf 0,40. Iedere regel meer 0,05. Voor het Buitenland0,07® Reclames per regel 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte Advertentiën kunnen ingezon den worden tot uiterlijk 's mor gens 10 mir des Woensdags en Zaterdags. Eene viermaal geplaatste ad vertentie wordt slechts driemaal iu rekening gebracht. Voor den Franschen Senaat was het erg gemakkelijk dat hij twee vliegen kon slaan in één klap het oude Tongkin-cre- diet van 9 milliosn frans en het nieuwe ten bedrage van 20 millioen. Zij wer den met slechts weinig tegenstemmers aangenomen. Tot dezen voor de Regee ring gunstigen uitslag kan ook de om standigheid medegewerkt hebben, dat de -strijd om Sontay en Bacninh goed op gang is. De Minister Ferry kon aan de heeren mededeelen dat admiraal Courbet na hevigen strijd van eerstgenoemde ves ting de buitenwerken heeft genomen, en dadelijk daarna op de citadel aanrukte. Dat zou den I6en December geschied zijn. De aanval der Franschen werd onder nomen met 4000 man en 3000 man re serve. Er werd een krachtige tegenstand geboden: de Franschen verloren 70 sol daten en 3 officieren aan dooden, en tel den 180 gewonde De Minister verklaarde verder in den Senaat dat hij niet kon zeggen op wel ken grondslag onderhandelingen worden gevoerd. Aan het bestaan van een over eenkomst der onzijdige mogendheden hechlte hij geen geloof, onder haar is nergens iets van ontevredenheid of ge mis van welwillendheid te bespeuren. Het Een verhaal ten tijde der Fransehe Revolutie. Wij bevinden ons aan den voet van den Mont Blanc, en wel in het heerlijk dal van Chamounix. In dit dal staat een hutje, hetwelk wij even zullen binnentreden. Veel huisraad zien wij er niet in op een bed, als men het ten minste dien naam wil geven, ligt eene oude vrouw ziek, bij het bed zit een jongen, van ongeveer twaalf jaar oud. Dit was René met zijne stervende grootmoeder. Wij hooren dat zij tegen hem zegt„René, ik voel mijn einde naderen, ik geloof dat ik niet lang meer bij je zal zijn. „O neen, grootmoeder," zeide de knaap, gij moet nog niet gaan sterven, want ik bezit im mers op de gansche wereld niemand anders dan u, en als gij dan ook heen gaat sta ik ge heel alleen, en door iedereen verlaten. Ik zal hard voor u en mij werken, en dan ga ik even als mijn vader deed, naar Parijs. Ik zal daar veel geld verdienen, dan kunnen wij een eigen hut, zooals deze van mijnen vader, koopen." Zoo praatten zij nog wat voort, totdat zijne grootmoeder opeens zeide „René, hoordet gij daar niet een zacht gerommel. Ik dacht, dat ik iemand hoorde naderen maar ik kan het mij ook verbeeld hebben. Och René, doe het ven ster voor mij eens open." „Maar grootmoeder, 't is koud daar buiten, dus als het venster open is, zal het u stellig tochten, en dan zult gij nog zieker worden, zei de René. „O! neen, René, doehetmaar, dat ik, misschien wel voor de laatste maal, de heldere lucht nog eens bewondere, en de lieve sterren zie flikkeren. René gehoorzaamde, en deed het eenig gevaar voor Frankrijk zou zijn Tongkin te verlaten. Admiraal Courbet is reeds op de tij ding der aanvankelijke voordeelen be noemd tot groot-officier van het Legioen van Eer. Die haastige decoratie heeft wel iets van een stukje suikergoed bij den bitteren pil dien de Regeering hem te slikken geeft, nu een nieuw opperbe velhebber is benoemd in den persoon van generaal Miilotdeze gaat met 3000 man vestingtroepen op Eersten Kerstdag (Vrede op aarde!) naar Tongkin, terwijl een tweede bezending van 2000 man veertien dagen later vertrekt. Al die troepen expedities kunnen, volgens verklaring van generaal Compenon, plaats hebben zon der eenige wijziging in de formatie van het leger. Aan Millot is een zeer uitge breide volmacht gegeven, alles omvatten de wat tot de bevoegdheden van een le gerhoofd in oorlogstijd behoort, zijnde het recht van bevordering tot en met den rang van bataillonscommandant, het ver- leenen van ridderkruizen, enz. Wat ver schil het dus zou maken, of de oorlog door China officiéél was verklaard, is moeielijk te begrijpenmen doet het mis schien alleen daarom niet, om de kans van een schikking open te houden. Voor stellen schijnen weer te zijn aangebo den, die niet bijzonder aannemelijk zijn, omdat er weer sprake is van een neu traal gebied." Het krooonprinselijk bezoek aan Z. H. den Paus heeft plaats gehad, de Prins heeft te Rome van de zijde der Italiaan- sche regeering en ook van die des volks veel sympathie ondervonden, en is thans weder te Berlijn teruggekeerd. Dat te recht veelbesproken reisje naar het Zui den behoort alzoo tot de geschiedenis. De samenkomst met den Paus was kort, venster open, en nadat zij langen tijd naar bui ten gezien had, zeide zij tot René „Lieve René, houdt bij alles wat gij doet, steeds den goeden God voor oogen." Weinige oogenblikken daarna, toen zij eeist afscheid van René genomen had, was zij kalm en zacht ont slapen. Daar stond nu René, geheel alleen in de hut met zijne gestorven grootmoeder. Wat zijne grootmoeder gehouden had, voor iemand die naderde, was niets anders als eene lawine. Met donderend geraas viel de sneeuw neder en binnen weinige oogenblikken was de hut geheel onder de sneeuw bedolven; en waren al de balken van de hut ingestort, wat moest René nu doen Geheel alleen in de hut met een lijk, zelfs begraven onder de sneeuw, en bijna niets geen voedsel. De balken waren kruiselings over elkander gevallen, doch zoo, dat er nog eene kleine opening was, waardoor René de kast kon bereiken, en er nog het laat ste stuk brood uit kon krijgen. Dit had zoo ee- nigen tijd geduurd, toen René iets meer.de te vernemen. En jawel, het geluid kwam hoe lan ger zoo meer naderbij. Eindelijk kon hij duide lijk verstaan, dat iemand zeide „Ik geloof wel, dat het hier op deze plaats is, werkt maar vlijtig door, mannen." René voelde zijnen moed weder herleven hij hoorde de slagen al duidelijker en duidelijker, totdat hij op eens iemand hoorde uitroepen „Jawel,mijnheer hier is het, dit is de goedeplaats, zie inaar, daar staan nog de overblijfselen van de hut." Spoedig daarop trad een heer de hut binnen, in wien René den rchout van het na burige dorp herkende. De schout ging naar René toe en vraagde hem „Waar is uwe groot moeder." Och, mijnheer, hernam René, „ik ben gansch alleen, mijn arme grootmoeder is ge storven. „Wat, is onze hulp dan toch nog te laat ge- ongeveer drie kwartier, maar hartelijk. De Prins had zich naar het gebouw der Pruisische ambassade begeven, reed van daar naar het Vaticaan, zóó was het bezwaar opgeheven dat de Paus een gast uit het „Quirinaal zou moeten ontvan gen en werd, bij het binnentreden der Pauselijke vertrekken door den H. Vader tegemoet gegaan, iets verdei zelfs dan het gebruikelijke ceremoniëel voor schrijft. Van hetgesprek, dat in 't Fransch werd gevosrd, vernam natuurlijk niemand iets, evenmin als van het onderhoud dat de Prins vóór het verlaten van het Va ticaan had met den Pauselijken Staats secretaris Jacobini. Het uiterlijk des Pau sen teekende vriendelijkheid en goedhar tigheid, maar ook lichamelijke zwakheid. Nu deze historie achter den rug is komen de couranten in Duitschland met het zeer waarschijnlijk beweren voor den dag, dat het geheele plan is uitgegaan van den Rijkskanselier; dat in het eerst de Keizer er weinig heil in zag en de Kroonprins zelf het alles behalve toejuich te zelfs moet hij half knorrig half lachend hebben opgemerkt, dat men hem zoo doende wel de halve wereld kon laten rondreizen. Nog trachten de bladen aan te toonen, dat de zoogenaamde quaestie van Rome thans is opgelost, want dat het duidelijk is gebleken hoe volmaakt vrij de Paus ten opzichte der besprekin gen met souvereinen of hun vertegen woordigers gebleven is in de hoofdstad van het Koninkrijk Italië, een bewe ring die de ultramontaansche woordvoer ders niet zoo heel vriendelijk aanhooren. Ook zal, zegt men, thans spoedig ook de Keizer van Oostenrijk zijn langverwacht bezoek aan Koning Humbert komen bren gen, een bezoek zoo lang uitgesteld omdat het nergens anders kan plaats heb- komen „Neen, mijnheer, hernam René, „dat denk ik niet, want voor dat de sneeuw ons bedolven had, was mijne grootmoeder reeds gestorven." Op dit oogenblik kwam er een rijtuig aan rollen, dat dicht bij de hut stil hield. Daaruit kwamen een heer en een jongejuffrouw, de graaf de Montbiis met zijn dochtertje Eleurette. De schout ging den graaf te gemoet en verhaalde hem het voorgevallene. De graaf ging toen naar René toe, en vraagde hem, wat hij van plan was te doen. „Ik ga naar Parijs, zooals mijn vader ook gedaan heeft, en wil daar eenen inkthandel beginnen. Onder weg zal ik geld, zien te verdienen met mijn marmotje, dat o zulke aardige sprongen kan doen." René was erg bedroefd, en dit zag Fleurette. Zij ging naar hem toe, en poogde hem te troosten, liet geen haar dan ook gelukte. Toen de graaf met Fleurette vertrok, gaf hij aan den schout geld, om de grootmoeder te laten begraven, en het overi ge aan René te geven, als hij naar Parijs zou gaan. Den volgenden dag werd de grootmoeder be graven en René begaf zich een paar dagen daar na op reis. Alvorens hij echter vertrok, ging liij nog eerst den schout bedanken voor hetgeen deze altijd aan zijne grootmoeder gedaan had. Van daar begaf hij zich naar het kerkhof, naar het graf zijner grootmoeder. Hij knielde er eerbiedig op neder, en zeide daar: „grootmoeder ik zal uwen raad opvolgen, en bij alles wat ik doe, hoop ik steeds den goeden God voor oogen te houden." Nu vertrok René, en verdiende, daar zijn mar motje aardige sprongen kon doen, zooveel geld, dat hij onder weg geen gebrek hoefde te lijden Toen hij Parijs bereikt had, had hij twintig sous verdiend Hij ging Parijs in, en was geheel bedwelmd door die pracht, door al die lichtjes, die hij daar aanschouwde, 't Was geen wonder ook, voor dien eenvoudigen jongen, die nooit ben dan te Rome, en waarmede de ver zoening tusschen Oostenrijk en Italië vol tooid zou zijn. In het Italiaansch Parlementsgebouw hebben een paar lui geroepen„Leve Oberdankop den verjaardag van de executie van genoemden Triëster bom- menman. Op een meeting van „onver- zoenlijken" werd afkeuring uitgesproken van de politiek van den Koning, die zich meer en meer verlaagt tot een vazal van den Oostenrijkschen „dwingeland." De beide Huizen van den Pruisischen Landdag zijn tot na Nieuwjaar uiteenge gaan, als wanneer de belastiugplannen aan de orde komen. Naar aanleiding van de terechtstelling van O'Donnell is weer gisting ontstaan onder de dynamietlui, en heeft men on- dei anderen maatregelen moeten nemen om op Hawarden-Castle den heer Glad stone tegen een aanslag te beveiligen. Op een avond in het begin der vorige week voerde de spoortrein een waggon vol po litiemannen met revolvers gewapend daarheen, die aanstonds alle toegangen bezetten en nauwkeurig den omtrek on derzochten. Over Engelands voornemens ten aan zien van Egypte hoort men weinig al leen is er een klein corps troepen heen als gewone aanvulling. Van terugkeer is in elk geval vooreerst geen sprake. In Soedan blijft de toestand dezelfdealleen zegt men dat Soeakim minder nauw is ingesloten, zoodat er levensmiddelen in gebracht konden worden. Ook zouden een groot aantal bergbewoners, volgelingen van den malidi, hem verlaten hebben. LATER BERICHT. Parijs, 21 December. De Minister heeft iets anders dan zijne bergen gezien had. Nau welijks had hij een half uurtje geloopen, toen er een jongen naar hem toekwam. Deze zeide tot hem „Ik zal je den weg wel wijzen, je zoekt zeker een nachtverblijf, is het niet „Ja," hernam René. Toen René met dien jon gen straat in straat uit was gegaan, miste hij in eens zijne twintig sous. Hij keek naar den jongen, met wien hij geloopcn en gesproken had, maar deze was reeds lang verdwenen, waar of René al heen keek, nergens was die jongen meer te zien. René was zeer bedroefd over het verlies van zijne twintig sous want hij was voornemens om voor die twintig sous, vaatjes, en al het overige wat hij voor zijnen inkthandel noodig had, te koopen. Hij liep maar verder voort, en zag op eenigen afstand, eenen man op eene bank zitten, wien hij om raad wilde vragen. Hij deed zulks, doch de man antwoordde Gij zijt dan aan een verkeerd kantoor te land ge komen, want ook ik moet zelf van de giften, die de menschen mij willen geven, leven. Doch zooals ik zie, hebt gij daar een marmotje bij u, misschien kunt gij daar wel zaken mede maken. Kan hij aardig springen „O ja, antwoordde René en hij liet zijn mar motje eenige sprongen doen. Dit trok al lengs de opmerkzaamheid van de voorbijgan gers, die hem maar ook zijn metgezel, bijna allen iets gaven. Toen den dag ten einde was vraagde René :J„Wij hebben aardig wat verdiend" maar wie zijt gij toch, ik weet van u niets af „Ik van u ook niet," hernam den ander, „ik ben Lafart, en ben, zooals gij ziet, niet meer in staat te werken. Met dat houten been. kan ik niet zeer goed vooruit komen, het loopen valt mij altijd nog wat moeilijk. Maar wie zijt gij „Ik ben René, eu nu verhaalde hij Lafart alles wat met hem gebeurd was, van het over- lijden zijner grootmoeder af. Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1883 | | pagina 1