BIJVOEGSEL Nieuwe Amersfoortsclie Courant Zaterdag 19 Januari 1884. behoorende bij de van Uit het Stenographisch verslag der ge meenteraadszitting van Donderdag 10 Ja nuari '84 stippen wij eenige punten aan van het verhandelde, doch geven geheel terug wat gesproken is over de Zon dagswet om dat het besluit daarom trent genomen het ongenoegen van vele ingezetenen, van alle gezindten heeft op gewekt. Mededeeling wordt gedaanvan het besluit van Ged. Staten van Utrecht, be helzende goedkeuring van het raadsbe sluit dd. 27 November 1883, om aan A. de Bree onderhands aan te besteden, voor den tijd van 3 maanden, ingegaan 1 Januari 1884, het ophalen der haard- asch en vuilnis, met toekenning eener tegemoetkoming in de kosten tot een maximum van ƒ100 's maands. Goedkeuring der raadsbesluiten tot verhooging van het vergunningsrecht en afschaffing van de belasting op het ge bruik der werven en goedkeuring van het raadsbesluit dd. 12 Dec 1883, om aan de firma L. E. Bosch Sc Zoon te Utrecht, voor den tijd van één jaar, met ingang op 1 Januari 1884, onderhands aan te besteden, voor eene som van 300, de levering van de verslagen der gemeen teraadszittingen. Deze mededeelingen worden voor ken nisgeving aangenomen, Aan de orde is; Aangehouden beslissing over het voor stel van den heer mr. J. G. A. van Zijst, in zake het adres met betrekking tot de Zondagsrust; en, bij verwerping, voort zetting der beraadslagingen over dat adres. Het voorstel wordt bij stemming ver worpen met 8 tegen 7 stemmen. Voor stemden de hh. Scheltus, Lagerweij, Ce- losse, van Beek, Visser, van Zijst en Croockewit. De beraadslagingen over het ontwerp- adres worden nu hervat. De heer van den Wall Bake wenscht zeer kort een paar bezwaren te weer spreken, die in de vorige zitting tegen het adres werden ingebracht. Vooreerst werd opgemerkt, dat het adres niet al gemeen genoeg was gesteld en te veel betrekking had op het belang der ge meente Amersfoort. Dat bezwaar kan spr. echter niet gegrond achten. De com missie heeft in hoofdzaak gewezen op het belang, dat gelegen is in een zelfde wijze van uitvoering der wet in het ge- heele land. Het gaat echter niet aan, dat de raad daaromtrent zou requestreeren aan de regeering, indien er niet een feit in de gemeente had plaats gehad, dat daartoe aanleiding geeft. Vandaar dat de commissie het ongerief heeft gereleveerd, dat de uitvoering der wet hier deed ont staan. Een andere grief was, dat in het adres van apothekers speciaal wordt mel ding gemaakt. Daarmede is niet bedoeld een persoonlijke aanval op wien ook, maar alleen kwam het de commissie van belang voor er op te wijzen, dat volgens de wet de apothekers even goed aan het verbod, in art. 2 vervat, zijn onderworpen als andere winkeliers. Eindelijk werd er aanmerking op gemaakt, dat de commissie de regeering om milde toepassing van de wet wilde vragen. Men begreep niet wat daaronder moest worden verstaan. Spr. erkent, dat ook hem die bedoeling niet heel duidelijk is, maar die uitdruk king is in deze vergadering gebruikt door rechtskundigen; daarom heeft de com missie zich er ook van bediend. Zij heeft de meeningen, die in deze vergadering werden geuit, tot leiddraad genomen; en niets gedaan dan die in het adres formuleeren. De heer van Beek kan zich met dit adres niet vereenigen. Daarin wordt ge zegd, dat door den burgemeester, toen hij de winkeliers liet aanzeggen, dat zij het verbod van art. 2 der Zondagswet hadden in acht te nemen, iets is gedaan, wat vroeger nimmer had plaats gehad. Dat nu is onjuist; het tegendeel is waar. Al moge onder den burgemeester van Persijn geen dergelijke aanzegging heb ben plaats gehad, onder diens voorganger, den burgemeester Wijers, is dat tot twee malen geschied. Daarenboven heeft de af kondiging van dit verbod geregeld jaar lijks plaats gehad bij publicatie in de Amersfoortsclie Courant. Die bewering van het adres is dus geheel onjuist. De heer Calkoen wenscht, alvorens het concept-adres in stemming wordt ge bracht, een paar veranderingen daarin voor te stellen. In de eerste alinea wenscht hij te doen vervallen de woorden»waar- onder ook apothekers." Het hoofd der politie toch heeft verklaard, dat het in zijne bedoeling lag, niet op de apothe kers het verbod, waarover het adres zich bezwaart, toe te passen; 't is eene ver gissing geweest, dat ook aan hen de aan zegging is geschied. Verder wenscht Spr. uit de laatste alinea te laten vervallen het verzoek om »de uitvoering der wet wederom te doen plaats hebben in den milden geest, waarin dit tot onlangs in deze gemeente, en zulks in overeenstem ming rnet vele anderen, geschiedde." Het kan niet aan Z. M. verzocht worden, den geest van eene wet te wijzigen; zoolang die wet bestaat, moet zij worden uitge voerd; men moet öf hare herziening, óf hare intrekking vragen. Spr. wil daarom voorstellen, de laatste alinea van het adres aldus te lezen: „Dat adressant zich derhalve tot Uwe Majesteit wendt met het eerbiedig verzoek, om eene herzie ning van art. 2 dier wet in overweging te willen nemen," De heer van de Wall Bake zegt, dat de vorige Spr. twee bezwaren tegen het concept-adres inbracht. Wat het eerste betreft, dat de vergissing er in werd ge releveerd, om ook tot de apothekers de aanzegging te richten, is 't niet de be doeling der commissie geweest om ge bruik te maken van eene vergissing, maar het feit, dat de ambtenaar, die door den burgemeester met de uitvoering van zijn bevel was belast, de apothekers onder dezelfde rubriek bracht als de overige winkeliers, kwam haar voor van genoeg zaam belang te zijn om er de aandacht der regeering op te vestigen. Omtrent het tweede bezwaar merkt Spr. op, dat de uitvoering van de wet is opgedragen aan de regeering, en we ons dus tot haar dienen te wenden met onze klach ten omtrent die uitvoering. Die uitvoe ring is hier thans strenger dan in andere gemeenten. Er is dus niets vreemds in, dat we ons tot de regeering wenden, om van haar te vragen, 't zij hier wat mil der, 't zij elders even strenge toepassing van de wet, opdat die overal op dezelfde wijze worden uitgevoerd. De heer Gerritsen wil het bezwaar van den heer van Beek met een enkel woord wederleggen. Wat die Spr. aan voerde omtrent de jaarlijksche afkondi ging der wet, komt hem niet overwegend voor; dat geschiedt eenvoudig krachtens een voorschrift en heeft met ons request niets te maken. Iets anders is de bewe ring van den heer Van Beek, dat de vroegere burgemeester Wijers tot twee malen toe aanzeggingen heeft laten doen, die dezelfde strekking hadden als waar over het adres zich beklaagt. Wanneer men dat echter zoo boudweg zegt, dan moet men meer dan dat een', oudig hier mededeelen men moet die aanzeggingen hier met den datum aanwijzen. De een voudige verklaring, dat het door den burgemeester Wijers, die zoolang reeds overleden is, ook is gedaan, is moeielijk aan te nemen, wanneer zij niet door deugdelijke bewijzen wordt gestaafd. De Voorzitter vraagt, of de heer Cal koen van zijn verlangen een bepaald voorstel maakt. De heer Calkoen zegt: Ja, mijnheer de Voorzitter. Komt in een voorstel van den heer Calkoen, om a. uit al. 1 van het concept-adres weg te laten de woorden«waaronder ook apothekers." b. uit de laatste alinea weg te laten de woorden«de uitvoering der meer genoemde wet wederom te doen plaats hebben in den milden geest, waarin dit tot onlangs in deze gemeente, en zulks in overeenstemming met vele anderen, geschiedde, of voor 't geval dat naar het oordeel van U. M. van eene dergelijke uitvoering geen sprake meer kan zijn." Dit voorstel wordt ondersteund. De heer Van Beek wenscht den heer Gerritsen even te antwoorden, dat wat hij zeide alleen een motief is geweest voor zijne stem tegen het adres. Spr. ziet geen reden om in eene weerlegging te treden van 't geen daartegen werd aangevoerd. De Voorzitter wenscht ook nog een enkel woord naar aanleiding van het adres te zeggen. Hij heeft nooit goed kunnen begrijpen, waarom er in deze vergadering eene groote beweging is ont staan naar aanleiding van den door hem verordenden maatregel. Hij had dat kun nen begrijpen, als de aandrang tot het zenden van een adres, naar aanleiding van de eenvoudige herinnering door de politie, dat de Zondagswet bestaat en moet worden geëerbiedigd, van het pu bliek was uitgegaan. Daarvan is echter niets gebleken. Ook is geen enkel proces verbaal van overtreding der Zondagswet behoeven opgemaakt te worden, en dit zou eigenlijk eerst als uitvoering der wet door het hoofd der politie kunnen gelden. Men doet in het adres uitkomen, dat het zoo nadeelig is voor de ingeze tenen van deze gemeente, dat aan deze wet de hand wordt gehouden. Spr. geeft toe, dat het de goede zijde is van dit adres, dat er in gewezen wordt op de belangen der gemeente Amersfoort. De raad toch heeft zich alleen die belangen aan te trekkenmet de algemeene be langen heeft hij als zoodanig niets te maken. Spr. heeft dat reeds vroeger op gemerkt en gezegd, dat, als men in dit adres zich zou plaatsen op het standpunt van het algemeen belang, hij bezwaar zou moeten maken het adres op te zen den. Indien men nu meent, dat de be langen der gemeente te dezer zake be nadeeld zijn, dan ligt het zeer zeker op den weg van den raad, om voor die be langen op te komen. Maar worden de belangen van Amersfoorts ingezetenen benadeeld? Het staat in het adres, dat ontevredenheid over den maatregel is ontstaanmaar dat is, voor zoover Spr. kan nagaan, geheel onjuist. Integendeel is hem van verschillende zijden gebleken, dat een aantal personen zeer dankbaar waren, dat aan het bestaan der wet is herinnerd, omdat zij nu konden doen wat zij reeds lang wenschten, en rust nemen op den Zondag. Een onjuiste on- onderstelling is het verder ook, dat de toepassing van de Zondagswet ten nadeele van de Israëlieten zou zijn; eerder onder vinden die daarbij voordeel, want wie op Zondag koopen wil, zal juist naar hen toegaan, omdat rncn weet bij hen terecht te kunnen. Wil men het adres ver zenden, dat staat aan den raad te be- oordeelen, maar in ieder geval zou Spr. in overweging geven, de zinsnede omtrent de apothekers er uit te laten, omdat daardoor een verkeerde schijn naar bui ten zou ontstaan; alsof het er om te doen ware, om te doen uitkomenZiet, wat een belachelijken burgemeester heb ben wij hierhij wil de apothekers zelfs verbieden, den menschen op Zondag re cepten af te geven. Hoewel hij nu gaarne aanneemt dat het de bedoeling der com missie niet is geweest hem belachelijk te maken, zou hij er prijs op stellen, als die woorden er uitgelaten werden. Verder meent hij dat t niet aangaat in het adres te zeggen, dat men wenscht de toepassing van de wet in milden geest. Men zou dan toch moeten aantoonen, dat de wet hier niet met verstand wordt toegepast. Bovendien sluit de redeneering niet, want vroeger werd de wet volgens de bewering op eene andere plaats van het adres, in 't geheel niet toegepast. Dat zijn enkele opmerkingen, die Spr. heeft omtrent het adres zelf. Overigens moet hij er nog op wijzen, dat de wensch van de commissie, om overal eene vol. komen gelijkvormige uitvoering te heb ben van de wetten, in de practijk eene onmogelijkheid is, doch in elk geval nim mer aan hem, die geroepen is de wetten uit te voeren, kan worden verweten, dat hij de wet uitvoert. Volkomen gelijke toestanden in alle gemeenten zijn boven dien onbereikbaar. Zoo is aan de ge meenteraden het recht verleend, veror deningen vast te stellen binnen den kring van hnnne bevoegdheid. Nu ligt het in den aard, dat de voorschriften, die deze bevatten, op de eene plaats veel stren ger zijn dan op de andere. In het stelsel der commissie zou men er dan toe moe ten komen, aan de gemeenteraden het recht tot het maken van verordeningen te ontnemen, en dat zal zij toch zeker wel niet willen. De heer Gerritsen kan niet toegeven, dat er strijd zou bestaan tusschen wat de commissie zegt aan het slot van het adres in hetgeen zij bij den aanvang van het adres zegt. Er wordt daar namelijk niet gezegd, dat de wet niet werd toe gepast, maar alleen dat eene dergelijke aanzegging als deze burgemeester liet doen, vroeger nimmer vernomen werd. Ook kan Spr. niet toegeven, dat'het adres den burgemeester een vreemd figuur buiten de gemeente zal doen maken, wanneer de zinsnede omtrent de apothe kers behouden blijft. Uit den geheelen zin blijkt duidelijk, dat den apothekers, evenals den anderen winkeliers is aan gezegd, dat zij hunne waren niet mogen uitstallen of met open deuren verkoopen op Zon- en feestdagen, maar er is geen sprake van, dat de burgemeester aan zegging zou hebben gedaan aan de apo thekers, om de menschen, die bij hen komen, niet te helpen. De heer van den Wall Bake wenscht nog te releveeren, dat door den Voorzit ter onderscheid werd gemaakt tusschen aanzeggen en uitvoeren. Spr. kan zich niet voorstellen, dat dit onderscheid be staat. Indien er nog geen uitvoering is geweest in den zin zooals de burgemeester dat opvat, dan is dat alleen daaraan te wijten, dat de aanzegging voldoende is geweest om de uitvoering der wet te verzekeren. De Voorzitter antwoordt op deze laatste opmerking, dat eene aanzegging naar zijne meening bedoelt, dat men verlangt, dat de burgerij de wet zal uitvoeren. Maar juist omdat de burgerij heeft gehandeld overeenkomstig den wensch, dat de wet zou worden uitgevoerd, is het nietnoodig geweest, dat het hoofd der politie in de ze is opgetreden. Die bereidvaardigheid der burgerij is tevens het beste bewijs, dat de gioote ontevredenheid, waarvan het adres gewaagt, niet bestaat. Het voorstel van den heer Calkoen tot weglating uit al. 1 van de woorden «waaronder ook apothekers," wordt nu in stemming gebracht en aangenomen met 12 tegen 3 stemmen. Tegen stem den de heeren van den Wall Bake, Huet en Gerritsen. Het tweede voorstel van den heer Cal koen tot wijziging van de laatste alinea, wordt mede aangenomen met 10 tegen 5 stemmen. Tegen stemden de heeren Scheltus, Huet, van den Wall Bake, Her schel en Gerritsen. Het gewijzigd adres wordt daarna goed gekeurd met 8 tegen 7 stemmen, die van de heeren: Scheltus, Lagersvij, Ce- losse, van Beek, Visser, van Zijst en Crookewit. Het zal derhalve worden op gezonden in voege als volgt: «Geeft met den meesten eerbied te kennen de raad der gemeente Amersfoort. «Dat de burgemeester het plichtmatig heeft geacht, de uitvoering der wet van 1 Maart 1815 )Stbl. no. 21) in deze gemeente te verzekeren, o. a. door aan de winkeliers te doen aanzeggen, dat zij op de in genoemde wet bedoelde Zon en feestdagen hunne waren niet mogen uitstallen of met open deuren verkoopen. «Dat van eene dergelijke aanzegging in deze gemeente vroeger nimmer werd vernomen en de nu aangekondigde wijze van uitvoering meer in het bijzonder voor deze gemeente tot ontevredenheid aan leiding geeft. «Dat toch een groot aantal neringdoen den hier ter stede niet behoort tot een der kerkgenootschappen van den christe- lijken godsdienst, maar tot een zoodanig, dat een anderen dag der week tot gods dienstige vereering heeft aangenomen. «Dat in vele andere gemeenten van het koninkrijk deze bepaling der wet niet wordt uit gevoerd, zooals dit thans in deze gemeente het geval is, zoodat twij fel ontstaat omtrent de juiste wijze van uitvoering. «Dat daarenboven door dit verschil de ingezetenen worden onderworpen aan de persoonlijke opvatting der wet van het hoofd der politie, en daardoor de inge zetenen van de eene gemeente meer vrij heid zullen genieten dan die eener andere. «Dat adressant zich derhalve tot Uwe Majesteit wendt met het eerbiedig verzoek, om eene herziening van art. 2 dier wet in overweging te willen nemen." Onfwerp-verordeningen tot heffing en invoering der hondenbelasting en in za ke de gemeente-reiniging hebben wij in ons nummer van Zaterdag den 12 Janu ari medegedeeld. Amersfoort. Snelpersdruk van A. M. Slothouwek.

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1884 | | pagina 5