NIEUWE
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR
AMERSFOORT, BAARN, BUNSCHOTEN, EEMNES, HAMERSVELD, HOEVELAKEN, HOOGLAND, LEUSDEN, SOEST,
STOUTENBURG, VUURSCHE, SCRERPENZEEL EN WOUDENBERG
XXXYIk LaninistailMii Coupes
No. 36.
Zaterdag 3 Mei 1884.
Dertiende Jaargang.
Foutieve berekening.
IM3SFN3"
Abonnementsprijs voor Amersfoort per 3 maanden f 1,Advertentiën van 1 6 regelsf 0,40.
Franco door het geheele Rijk1,10. UitgeverA. M. Slothouwer Iedere regel meer 0,05
Voor het Buitenland0,07
Afzonderlijke nummers3 Cent. At-, «.kn
j te amersi' oort. Reclames per regel s 0,20.
Dit Blad verschijnt des Woensdags en des Zaterdags.
J Groote letters worden berekend naar plaatsruimte
Advertcntiëii kunnen ingezon
den worden tot uiterlijk 's mor
gens ÏO uur des Woensdags en
Zaterdags.
Eene viermaal geplaatste ad
vertentie wordt slechts driemaal
ia rekening gebracht.
Er bestaat een spreekwoord dat zegt:
»Als 't den boer goed gaat, dan kan het
den burger niet slecht gaan."
Wij laten de tegenstelling tusschen
boer en burger hier geheel in 't midden:
om de beteekenis alleen is't ons te doen.
Ook weten we niet of de aangehaalde
spreekwijze tot de algemeen bekende
mag worden gerekend.
Zeker is het, dat de bloei van het
landbouwbedrijf een zeer belangrijk ele
ment is in de welvaart van een land.
De vooruitzichten van den oogst, de ver
wachtingen aangaande de opbrengst van
den veestapel komen niet in de laatste
plaats in aanmerking bij een overzicht
van den économischen toestand; en wan
neer van een Regeering gezegd wordt
dat zij weinig zorg draagt voor de be
langen van dezen tak van volksnijver
heid, dan geldt dit stellig niet als een
lofspraak op haar beleid.
Dat de ambachten van nabij zijn be
trokken bij den bloei van den landbouw,
weet ieder. Als de boer veel geld ver
dient, laat hij ook verdienen: hij verlangt
dat zijn woning, zijn huisraad in over
eenstemming zijn met de hoogere ei-
schen die de toenemende beschaving
stelt.
Het valt niet te ontkennen, dat men
in dit opzicht weieens te ver is gegaan.
In de vette jaren, die helaas! tot het
verleden behooren, en wier terugkeer
we met den besten teleskoop nog niet
kunnen ontwaren, zijn door velen, met
afwijking van den eenvoud, die toch we
zenlijke beschaving niet behoeft uit te
sluiten, de uitgaven niet zelden te hoog
opgedreven. Wel is waar kunnen we den
boerenstand daarvan geen verwijt maken,
omdat het een overal heerschend kwaad
was en nog is, maar een kwaad was
het in ieder geval. Het gaat zoo uiterst
moeielijk, als men eenmaal zich zekere
gewoonten van weelde heeft eigen ge
maakt, daarvan weer afstand te doen:
wie zich zoodanig moet inkrimpen, dat
hij sommige in lateren tijd aangeschafte
overtolligheden moet vaarwel zeggen, be
schouwt dat bijna als ware hij tot den
bedelstaf vervallen.
Wij hebben er gekend die vroeger,
toen het boerenbedrijf slechts matig ge
win afwierp, blijmoedig mede ten arbeid
gingen en daarin niets onnatuurlijks za
gen. Toen de winsten grooter werden,
lieten zij het werk varen en bepaalden
zich tot toezicht, dat ook soms zoo ver
ging als 't voeten had. In de daarop
volgende kwade jaren waren zij weer
genoodzaakt hun eigen arbeidsvermo
gen ten nutte te maken, en ziet, 't
vas waarlijk of hun de grootste ramp
er wereld overkwam.
Wat evenwel voor velen een nog groo-
tere schaduw werpt op de toekomst, dat
is de gemakkelijkheid waarmede in den
tijd van bloei geld te bekomen was.
Wie voorheen een kleine hoeve in
eigendom bezat, ging slechts met de groot
ste behoedzaamheid tot vergrooting over.
Hij moest het geld, daarvoor benoodigd,
bepaald hebben, anders werd er niet aan
gedacht. Zoo kon het gebeuren dat de
man, die met een klein bedrijf was be
gonnen, door onafgebroken vlijt en spaar
zaamheid aan elk van zijn kinderen even
veel naliet als hij in den aanvang had
bezeten: dit kapitaal in landbezit, ge
voegd bij het nog veel belangrijker ka
pitaal bestaande in het voorbeeld van
werkzaamheid, werd dan voor de jongelui
en ook door hen voldoende gerekend,
om den strijd om het bestaan met hoop
op goed gevolg te aanvaarden.
Toen de winsten uit het landbouwbe
drijf grooter werden, nam ook de zucht
om veel land te gebruiken toe. Allengs
vond men het niet raadzaam te wachten
tot de gelden in kas waren en men ze
den notaris eenvoudig maar had voor te
tellen men kwam tot het inzicht dat
iemand die vijf hectaren kon betalen, er
best twintig kon koopen: immers, op
welke soort van bezitting werd gretiger
hypotheek aangeboden dan op zooge
naamde ongebouwde eigendommen, wel
ker waarde steeds toenemende was?
Langs dien weg kon zelfs de voormalige
pachter zich verheften tot den stand van
grondbezitter
Een direct gevolg van deze veranderde
zienswijze was een ongekende verhooging
van de waarde der landerijen. Gedu
rende eenige jaren zagen we in alle ge
westen van ons vaderland bij openbare
verkoopingen ontzaglijke, we zouden haast
zeggen fabelachtige sommen besteden
het getal «gegadigden" was steeds groot,
en de een bood tegen den ander op.
Men vond er niets onnatuurlijks in, dat
er op den nieuw aangeworven eigendom
tot tachtig percent hypotheek moest ge
nomen worden; ja, er zijn zelfs voor
beelden dat de kooper ter nauwernood
de kosten van overdracht contant kon
betalen.
Zoolang de winsten ruim waren, ging
dat. De geldschieters moedigden dit stre
ven aan, omdat zij daarin een solide
belegging zagen. En wanneer er soms
een woord van waarschuwing gesproken
werd, en gewezen op de groote waar
schijnlijkheid dat de jaren van voorspoed
niet onafgebroken zouden voortduren,
dan haalde men de schouders op. Een
beetje speculatie verhoogt het levensge
not, er moet eens wat gewaagd worden,
men kan licht te benauwd zijn ook,
en soortgelijke dooddoeners waren het
antwoord op de waarschuwende stemmen.
Intusschen de minder gunstige jaren,
we zullen niet zeggen de kwade,
want zóó erg is het niet, zijn toch ge
komen. Men heeft de landbouwers, wier
bedrijf de rente van het opgenomen ka
pitaal niet meer opbracht, alles zien in
boeten wat zij vroeger bezaten, totdat
eindelijk de verkoop hunner hoeve hen
geheel uit den zadel lichtte, hen teiug-
bracht tot den staat van pachter of tot
landverhuizing noodzaakte. In menig ge
val is de vroeger gemaakte berekening
gebleken foutief te zijn.
En vragen we ten slotte, wat
te doen nu het geval er toe ligt? Neder
gaan zitten met de handen in 't haar,
de armen-slap laten hangen alsof er voor
den vlijtige geen toekomst meer is?
We gelooven niet, daar den goeden
weg te hebben genoemd. Doch laat ons
een volgende keer eens over de zaak
spreken.
Wegens plaatsgebrek moet het Feuilleton blij
ven liggen tot een volgend nummer.
op 34, 35, 30 en 27 Juni 1884
te Amersfoort.
Algemeene regeling.
Dinsdag 24 Juni 's Avonds 7 uurOnt
vangst der leden van het Congres, op het
Raadhuis te Amersfoort. Vorming der
afdeeliugen en verkiezing harer Voorzitters
en Secretarissen.
Woensdag 25 Juni. 's Morgens 9 uur:
Vergaderingen der afdeeliugen. 's Mor
gens 11 uurEerste algemeene vergadering.
's Namiddags 6Vs uur: Gecombineerde
vergadering der afdeelingen.
Donderdag 26 Juni. 's Morgens 9 uur:
Vergaderingen der afdeeliugen. 's Mid
dags 12 uur: Tweede algemeene vergade
ring. 's Namiddags 6'/4 uur: Gecombi
neerde vergadering der afdeelingen.
Vrijdag 27 Juni. 's Morgens 9 uur:
Vergaderingen der afdeelingen. 's Morgens
ll1', uur: Derde algemeene vergadering en
sluiting van het Congres.
Vraagpunten algemeene vergadering.
1. Heeft het op de tweede vergadering der
eerste afdeeling van het 35e Landhuishoudkundig
Congres gedaan voorstel: »dat het Congres zich
«wende tot de regeering met verzoek dat zij
«afstand doe ten behoeve van de Rijkslaudbouw-
«school van de nog aanwezige grondmonsters,
«die bij de boringen bij den aanleg van de Staats-
«spoorwegen en andere werken zijn verzameld,"
tot eenig gevolg geleid? Zoo neen, wat kan dan
door het Landhuishoudkundig Congres in dezen
worden gedaan
Eerste afdeeling landbouw.
1. Maakt het plan, voorgesteld door den Heer
Jules van Hasselt te Kampen, omtrent de ont
ginning van heide-gronden, zoo hoog als laag,
aanspraak op ondersteuning van het Congres?
Zoo ja, kan het Congres iets doen om dat te
bevorderen
(In te leiden door MrJ. H. Scholer te Putten.)
2. Wat staat eene betere drooglegging en
cultiveering in den weg van eene menigte gron
den in de Geldersche vallei, die het ontginnen
ten volle waard zijn
3. Zouden de zandgronden van de Veluwe of
van Utrecht, niet, even als door den Heer van
Heek te Enschedé met uitstekend gevolg ge
schiedt bevloeid kunnen worden, hetzij door beek
water, hetzij door onderaardsch water, dat door
het boren van Nortonwellen naar de oppervlakte
van den grond gebracht wordt?
4. Is bevloeiing en bemesting door middel
van rivierwater, ook van diluviale gronden, uit
voerbaar en te bevorderen
(In te leiden door Mots. W. A. Coolen, te
Helvoirt.)
5. Van waar komt de stikstof, die het moge
lijk maakt in pas bedijkte polders gedurende
jaren met goed gevolg roofbouw te drijven, en
in welken toestand wordt ze in de nieuwe aanslib
bingen weggelegd, zoo dat ze niet in salpeter
zuren vorm overgaat en wegspoelt?
6. Is het planten van hennep rondom de vel
den met kool beplant, een afdoend middel om
deze tegen rupsen te beveiligen, en zijn andere
dergelijke middelen door den een of ander met
goed gevolg in toepassing gebracht?
7. Welke middelen zijn aan te wenden tegen
de ziekte in de uien, die o. a. in de omstreken
van Ootmarsum, waar dit gewas een hoofd ver
bouw uitmaakt, veel schade te weeg brengt?
8. Welke invloed heeft de pulpe als veevoe
der op de zuivel - hoofdzakelijk boter-bereiding
9. Wat is er te zeggen voor en tegen den
raad door den heer F. R. Corten (Maastricht),
voorstander der Lupinenteelt, in een zijner Voor
drachten in den afgeloopen winter gegeven, om
de groen afgemaaide lupinen tusschen groene
mais in te kuilen? Zijn daarmede proeven ge
nomen
40. Hoe oud de toepassing van het inkuilen
van groenvoeder ook is, hoezeer dit stelsel o. a.
in Amerika bepaald burgerrecht verkregen
heeft, is het in Nederland betrekkelijk nognieuw.
Belangrijk wordt het geacht op een der ver
gaderingen van het Congres, zij het dan ook
niet voor de eerste keer, mededeeling te ont
vangen omtrent de practische ervaring der vee
houders, ook ten opzichte der hoedanigheid van
het zuivel.
14. Sommige landbouwers in Twente meenen
opgemerkt te hebben dat bij voederen van aard-
notenkoek in groote hoeveelheid, melkkoeien
vermageren, alsmede dat bij het geven van
katoenpittenmeel aan kalveren, het vleesch van
deze dieren een roode kleur verkrijgt.
Is deze ervaring ook elders in ons vaderland
opgedaan? Kan men deze nadeelen van overi
gens uitmuntend krachtvoeder niet voorkomen?
12. Kunnen voedermiddelen met te groot
watergehalte als difl'usiepulpe en spoeling met
voordeel gedroogd worden, zoodat ze als droog-
voeder zonder nadeel voor de gezondheid en
de kwaliteit van de melk, of zonder verminde
ring van voedzaamheid vervoederd kunnen
worden
13. Welke invloed is van de oprichting der
zuivelfabrieken te verwachten met betrekking
tot de veehouderij, voornamelijk tot de veefok
kerij
14 Sedert ettelijke jaren is er in ons land
eene sterke reactie ingetreden tegen het Schort-
horn vee; berust deze op goede gronden, m.a. w.
is het eene uitgemaakte zaak, dat overal, waar
men van de kruising is teruggekomen, het in-
landsche vee de voorkeur verdient boven het
gekruist Schorthorn Of is misschien de reactie
ontstaan ten gevolge van verkeerde resultaten,
verkregen door het gebruik van minder deugde
lijke fokdieren en door gemis aan een goed door
dacht stelsel bij de kruising?
15. Naast de centrifuges van Lefeldt, Laval
en Petersen vindt thans ook die van Nielzen-
Petersen i Deensch fabrikant) in ons land ingang.
Is deze toestel gemakkelijk in 't gebruik, is de
verhouding tusschen room en afgeroomde melk
met juistheid te regelen, en zijn er ook gegevens
voorhanden over soliditeit, trekkracht en uit-
roomingsvermogen
16. Wat kan er gedaan worden om onder de
landbouwers meer kennis te verspreiden omtrent
de rationeele teelt van verschillende wilgsoorten
voor mandenteen, welke groote voordeelen
afwerpt
17. Wat kan er gedaan worden om de kwee
king van hoenders, eenden, ganzen enz. onder
de Nederlandsche landlieden aan te moedigen
en te bevorderen en dezelve op meer weten
schappelijke en rationeele wijze in te richten,
opdat zij evenals in Frankrijk, Italië en Oostenrijk
een bron van volkswelvaart worde
(In te leiden van wege het Bestuur der Ned.
Vereeniging van Vogelliefhebbers nOrnis")
18. Wat kan er gedaan worden om te voor
zien in het steeds toenemend gebrek aan pas
sende broedpliatsen voor onze inheemsche insec
ten-etende vogels, welk gebrek eene der voor
naamste oorzaken is van het verminderen dier
vogels?
(In te leiden van wege het Bestuur der Ned.
Vereeniging van Vogelliefhebbers nOrnis")
19. Zijn hier te lande reeds uitkomsten ver
kregen bij het vetmesten van kalveren met
afgeroomde zoete melk Waarin bestaan de
voordeelen van deze wijze van vetmesten (Zie
o. a. Landb.-Verslag over 1878 II, blz- 112.)
20. Is hier ook reeds de ervaring opgedaan,
dat zware haver r.iet altijd de voedzaamst is?
(Zoo o. ahet medegedeelde in het Tijdschrift
voor Landbouwkunde 1ste deel blz. 351.)