BIJVOEGSEL
Nieuwe Amersfoortsche Courant
Tweede Blad.
1
BEHOORENDE BIJ DE
VAN
Zaterdag 19 Juli 1884.
Te voet volgden nu de hofbeambten van
het Huis van hem, wiens stoffelijk omhulsel
thans met zooveel eerbetoon wordt omringd.
De sombere rouwkleeding van dat Hofper
soneel doet als het ware den bedroefden
.staat, waarin zij twee aan twee het lijk van
hun Meester tot aan de laatste rustplaats
vergezellen, des te scherper uitkomen. Zoo
wel in een physiek als stoffelijk opzicht is
voi r deze dienaren de dood van hunnen
Vorstelijken Meester een zwaar verlies en
zeker gaan zij een zorgvolle toekomst tege
moet, tenzij de Hooge Erfgenamen van wij
len Z. K. H. naar de bedoeling van den
Overledene mochten handelen, waarvan de
uitvoering door den te vroegen en onver-
wachten dood is verhinderd.
Behalve het personeel, dat in den laat-
sten tijd den afgesturveue diende, zijn nog
eenige beambten van andere Hofhoudingen
in de rijen der officiauten ingedeeld.
Er volgde nu een serie ledige Hofrijtui-
gen, bestemd voor de aanzienlijke dragers
van het Vorstelijk Lijk, en daarna zag men
aan de heeren Dr. H. J. Viukhuijzen en
Dr. G. J. Van Wieringhen Borski de eer
toegewezen, welke gebruikelijkerwijze aan
de lijfartsen van een lid der Koninklijke
familie in den lijkstoet toekomt. Als ge
neesheer, verbonden aan 's Konings dienst,
is Dr. Vinkhuijzen Jr. in hofcostuum.
Nog een Hofrijtuig, hetwelk den opper-
ceremoniemeester des Konings, den Minister
van Justitie, baron du Tour van Bellinchave,
naar Delft brengt en de hoofdgroep van den
rouwtrein is genaderd.
Langzaam maar statig, voortgetrokken
door zes prachtige donkerzwarte rossen, uit
de stallen van den Heer Kuijs, de paarden
nagenoeg geheel verborgen in zwart fluwee-
len dekkleeden met zilver galon en mane-
kappen rolt de Koninklijke Rouwwageu met
het Lijk van Z. K. H. den Prins van Oranje
voorbij. Geheel met zwart fluweelen stof be
hangen, hier en daar in draperievorm saam-
gevat met een viertal waaffende pluimen op
den hemel en opgesierd met zinnebeeldige
doodsteekens in zilver, is het rouwlaken, de
kist dekkende en bijna tot aan den grond
reikende, als in een bloemenkleed her
schapen.
Het voorbijtrekken van dezen wagen
bracht het volk in diepbewogen stemming.
De koninklijke kroon, de ordeteekens en
militaire wapens en versierselen waren op
de kist zichtbaar. De kransenvoorraad trof
door zijne pracht, die niets te kort deed
aan den eenvoud.
Met oordeelkundige hand was een greep
gedaan uit den rijkdom van bloemen waar
onder het lijk verborgen was of aan di
ll oeken van het rouw-voertuig omhangen.
Veertien groote kransen waren over bet,
rouwkleed verspreid, te weten die van: de
Koningin, zonder opschrift, den Groothertog
van Saksen, den Prins van Wales, met een
groe.t aan den grootmeester der Nederland-
sche Viijmetselaren. het huis- en stalperso
neel vau den overledene, welke krans be
stoud uit oranjebloesems met het naamcijfer
als hart, de Kon. vereeniging van Ned.-
Iudische strijders te Rotterdam. Mevrouw
Weckerlm (een rozenkrans) de officieren van
het Nederlaudsch-Indische leger, de grena
diers en jagers en het regiment huzareu,
de Koninklijke Nederlandsche Marine, de
Sophia-sticbtiug, de Vrijmetselaarsloge en het
eereteeken voor belangrijke krijgsverrichting
en. Tal van losse bloemen waren nog met
kwistige hand op de baar gestrooid. Deu
diepgebogen hooiden van de adjudanten vau
den overleden Prins, den kolonel Hojel en
majoor Beyerman, was 't aan te zien dat
zij, gaande naast het lijk van den diepbe-
treurden Vorst en de zilveren kwasten van
het kleed, 't welk de kist dekte, omklemd
houdend, aan de meest pijnlijke aandoenin
gen ten prooi waren, de secretaris van wijlen
Z. K. H., de Heer Van üijck, bevond zich
onder de genoodigden in de Nieuwe Kerk
te Delft.
Naast hen vervulden een zestiental dienst
doende en buitengewone kamerheeren des
Konings den eerepost van dragers van het
Vorstelijk Lijk.
Deze heeren, met den rouwmantel om de
schouders, verdeelden zich in twee rijen. Aan
de eene zijde van den rouw vagen gingen de
heerenJhr. Nr. W. G. Hovy, K. T. Baron
van Lijnden, Baron de Constant Rebecque
de Villars, Baron d'Ablaing van Giessenburg,
Mr. F. graaf van Raudwijck, Jhr. Steengracht
van Moyland, D. J. V. baron van Sytzama,
Baron van Brieuen van de Groote Lindt,
terwijl de koets aan de andere zijde begeleid
werd door het volgend achttal heerenGraaf
W'. van |Limburg Stirum, Graaf Alfred van
Bylandt, F. C. H. baron van Tuyll van
Serooskerken, H. J. D. C. C. W. baron de
Constant Rebecque, Baron Tindal, Baron
Osy van Zegwaard, Graaf du Chastel de la
Howarderie en Mr. J. A. H. baron van
Zuvlen van Nyeveltzijnde de beide voor
laatstgenoemden in België woonachtig.
Achter dezen treurstaf liepen twee aan
twee de bij het dragen adsisteerende onder
officieren, welke eeredracht is te beurt ge
vallen aan
Van de marine adjudant-onderofficier der
mariniers, werkzaam op het bureau aan het
Depart, van Ai ar ine, Schouten en de adj.-
onderofticier der mariniers Abrehams van
de Haagsche schutterij: sergeant-majoor J.
W. van Leuven, van de 2 comp. artillerie;
van de Delftsche schutterij sergeants-majoor
Van Dongen en Fresevur Jr.; van de land
macht de sergeant-majoors Van Ree en
Bimbergeu, van het reg. grenadiers en jagers;
sergeant-majoor Koene, van de trein-comp.
der veld-artill.sergeant-majoor Van der
Moot, van de vesting-artilleriewachtmeester
Brouwer, van het 3e reg. huzareusergeant
majoor C. A. van Rijn, van het korps ge
nietroepen sergeant Holz, van de Delftsche
infanterie; de opperwachtmeester Vink, van
de rijdende artillerie; verder de opperschip-
pers Annes, Kannen en De Voren en de
onderschipper De Wolf.
Terwijl velen den zich al verderen verder
voort bewegenden rouwwagen naoogden,
richtten de blikken zich als van zelf op het
eerste volgrijtuig. De hoofden, reeds bij
het voorbijgaan van het Lijk door de meeste
toeschouwers ontbloot, bleven ongedekt en
groetten eerbiedig Z. M. den Koning op
den weg naar het graf van zijn beminden
zoon.
Het Koninklijk galarijtuig wordt begeleid
door den gepensionneerde luitenant-generaal
A7erspijck en den generaal-majoor Van Bel,
respectievelijk in hoedanigheid van adjudant-
generaal van Z. M. en waarnemend gouver
neur der residentie.
De opper-, hoofd- en verdere officieren,
behoorende tot het dienstdoend Militair Huis,
kwamen hierachter te paard aanrijden en
ontsloten de nu volgende reeks van rijtuigen
met de buitenlandsche vorsten of hunne
afgevaardigden, die door hunne tegenwoor
digheid een blijk van deelneming wilden
geven hetzij van wege hunne vorstelijke bloed
verwanten, hetzij in persoon.
In het vierspan, onmiddellijk achter
's Konings gevolg aansluiteude, waren ge
zeten Z. K. H. de Graaf van Vlaanderen
en Z. D. H. de Prins Von Wied. Na
het vorstenrijtuig maakten, gezeten in bofrij-
tuigen met twee paarden, deel uit van den
stoet
Eerstvolgende koets, Graaf Kapnist afge
vaardigde van liet Russische Hof. Sis Siuart,
idem van Hare Britsche Majesteit, baron
von Wollwarth, speciaal gezant van het
Wurtembcrgsche Hof.
Daarop volgend rijtuig Baron von Bosen,
srrootmeesier van den Hertog van Nassau,
baron Von Stockhausen, kabinetsraad van
den Vorst van Waldeck-PyruiontVaresco,
Rnmeeusch gezant, en de Bureustam, gevol-
mat.igd minister van Zweden en Noorwegen.
Verder aansluitend rijtuigde Heer Le
Grand, gezant 'an de Fransche Republiek,
met Prins Karadja, hoofd der Turksche
messie, en graaf Delia Crosebuitengewoon
gezant en gevolmachtigd minister van Italië
hier te laude.
De niet in den stoet aanwezige vertegen
woordigers van vreemde mogendheden luid
den zich reeds vooraf naar de nieuwe kerk
te Delft begeven.
Nadat al die hooggeplaatste heeren in
uitlieemsehe uniformen en ambtsgewaden
waren voorbijgetrokken, was de plaats in het
gevolg achter 's Konings rijtuig van den
Grootmeester van het Huis Hunner Majestei
ten. opperkamerheer Graaf Schimmelpenuinck
van Nijenhuis en de vice-adrairaal, adjudant-
generaal der marine, chef van het Militaire
Huis des Koniugs, jhr. van Capellen.
De vreemde officieren, die in het tweetal
rijtuigen naar de plechtigheid te Delft togeu,
waren in het eene rijtutg Graaf d'Oultremont,
adjudant van den Graaf van Vlaanderen
Prins von Witgenstein en Majoor Palezreux,
adjudanten van deu Groothertog; in het
daarop volgende Ritmeester von icheek,
adjudant van Prins Albert, de Hofmaa schalk
Prins von Wied. en Luitenant von Franack
van het gevolg van deu Groothertog.
's Konigns stalmeester in buitengewonen
dienst, de heer C. van der Oudermeulen,
slooi de hofrij, waarna een achterhoede ge
vormd werd door twee bataljons van het
regiment grenadiers en jagers, een escadron
der huzaren en een batterij veldartillerie.
Hiermede sloot de trein, die over den
geheelen weg langs de rijen van opeenge
hoopte volksmassa's op straat en ten aau-
schouwe van duizenden, die voor de ramen
ja tot op de daken der woningen gezeten
waren, voorbijtrok,
In de Huijgensstraat brachten de leden
der Koninklijke Vereeniging van Oud-Strijders
„het Eereteeken voor belangrijke krijgsver
richtingen" en corps het eere-saluut aan het
Lijk door eenige keeren de met rouw gedekte
banier te wuiven.
Voor 9 uur 40 minuten was de stoet der
gemeente voorbijde rouwstoet bewoog
zich statig ouder eeu grauwen hemel en op
deu Delftschenweg onder eeu flinke regenbui.
Over het algemeen kan men zeggen, dat de
iudrukwekkende zijde der plechtigheid iag
in eeueu ondanks het ceremonieel, treffenden
eenvoud.
Bij de barrière aan den Rijswijkschen weg
verlieten de scherpschutters en het bataljon
schutterij den optocht, om, in bataille ge
schaard, deu stoet te laten passeereu.
Terzelfde plaatse waren de burgemeester
met de wethouders der residentie in ambts
gewaad verschenen, om aan de grens van
net gemeentegebied het Vorstelijk Lijk uitge
leide te doen.
Aan den straatweg van de kleine gemeente
Rijswijk wachtte het gemeentebestuur van
dat plaatsje het Lijk op en het hoofd der
gemeente begeleidde den stoet tot de uiterste
grenspaal.
Langzamerhand kwam de grijze Prinsestad
in het gezicht en trok de trein op dezelfde
wijze als in Den Haag, en door een niet
minder talrijke volksmenigte aangestaard door
Delft, alwaar de dienstdoende schutterij aan
den ingang der gemeente, na a.iu^onist van
het Lijk, eerbiedig op 'het territoir omvangen
door de Wethouders van Delft, in deu stoel
plaats nam; de Burgemeester der gemeente
bleef, als grafbewaarder, i de kerk.
De eerewacht der Delftsche schutterij voor
de kerk werd gecounuaudeerd door den kapt.
Beynen en den luitenant Hoid.jk, en in üe
kerk door den leu luit. Vreede. De eere
wacht van het garnizoen buiten de kerk
werd gecommandeerd door deu kapitein
E. P. Frank en den 2eu lint. Omphal
Muhlert, en in de kerk door deu luit. De
Ridder.
Het kerkgebouw, belegd met eeu rouwtapijt,
was op het oogeublik van aankomst van den
Lijkstoet, reeds geheel gevuld met hen, die
op eenigerlei wijze aan de plechtige teraar
debestelling deelnamen en, dauk de welwil
lende aanwijzingen van de hoffelijke aide-
ceremoniemeesters, als hoedanig waren aan
gewezen 's Koniugs kamerheereu Jhr. van
1 abst van Bingerden, Barou Taets van Ame-
rongeu vau Natewisch, Jhr. de Jonge van
Zwijusbergeu, H. W. J. E. Baron Taets van
Amerongen en W. A. W. Graaf van Limburg
Stirum, de voor hen bestemde plaatsen had
den ingenomen.
Onder de talrijke getuigen van de droevige
plechtigheid in de kerk, waren behalve de
Ministers, hoofden der Departementen, in
persoon aanwezig of vertegenwoordigd door
hoofden, vice-Presidenten, leden of deputa-
tiëu, de Minister van Staat, de beide Kamers
der Staten-Gcneraal, de Raad van State, de
A'gemeene Rekenkamer, het Kabiuet des
Konings, de Kanselier der ridder-orden, de
Besturen der Provinciën door de Commis
sarissen des Konings in die gewesten, de
Hooge Raad der Nederlanden, de voornaam
ste gemeenten door hare burgemeesters, do
algemeene secretariaten der miuisteriën, de
schutterij, zee en landmacht, het Nederland
sche corps diplomatique, de Regeeriug van
het Groothertogdom Luxemburg, de vreemde
Legatiën, tal van instellingen van schoone
kunsten, wetenschap, letteren en liefdadigheid,
die onder hooge Beschermheerschap van deu
overledene stonden, predikanten en kerk
voogden der Herv. Gemeente, leden van den
Raad en verdere autoriteiten.
De kist onmiddellijk gevolgd door Z. M.
den Koning, wordt met laug/.amen tred bin
nengedragen en op de baar gesteld bij het
graf, op korten afstand waarvan de eere
wacht, ouder bevel van deu len luitenant
E. Vreede, opgesteld is.
Een indrukwekkende stilte volgt daar
binnen de treurklanken der buiten het ge
bouw steeds doorspelende muziek op.
Een plechtigen indruk maakte het toen
de lijkkist de kerk binnenkwam, bedekt met
kransen en bloemen, Waarbij zi?h straks nog
vele anderen zouden voegen, welke Donder
dagavond naar Delft waren gebracht.
In dat plechtige oogenblik nadert de Heer
Dr. C. E. van Koetsveld Z. M. den Koning
op eeuen eerbiedigen afstand en houdt de
volgende toespraak
Mijne gedachten zijn niet Ulieder gedach
ten en uwe wegen niet mijne wegen, spreekt
de lieerwant gelijk de hemelen hoog er zijn
dan de aardealzoo zijn mijne wegen hooger
dan uwe wegen, en mijne gedachten dart de
uwe." Dat geloof, alleen broedersgeeft den
bijna tachtigjarigen grijsaard moed en kracht
om nog eens, en, God geve, nu althans voor
het laatst! te spreken bij dit Vorstelijk graf,
geopend voor den laatsten der vier prinsen
van Oranje, die nog vóór zes jaren den troon
omringden. Hoe telden wij de dagen der ver
raderlijke ziekte, die hem had aangetast!
Wat blijde mare was door het gansche
land, zijn aanvankelijk herstel! Maar anders
waren God's gedachten! Onverwacht nog legde
de onverbiddelijke dood de kille hand op dit
nog jeugdig hart en het klopte niet meer
Het had veel geleden dat hartArme Prins,
die nooit uit den rouw over uwe dooden U
hebt kunnen opheffen tot de blijmoedigheid
der levenden! Nog hoor ik het U zeggen in
een vertrouwelijk gesprekIk ben nog geen
dertig jaren oud, en zeg 't reeds Borger na:
Ik wenscli geen stap terug te treden op de
afgelegde levensbaan.
Zoo riep ieder jaar de zomermaandals
de maand uwer dooden, U herwaarts ter be
devaart, toen dit jaar haar eerste dag U op
het ziekbed wierp, waarop de benevelde geest
nog den laatsten nacht over uwe dooden sprak.
Rust zacht in dit uw tweede tehuis!
Wat al geheimen en raadselen zinken daar
in die diepte! Wat gedachten en aandoenin
gen doorkruisen als een branding het hart
der levenden daar omheenMaar die allen
lossen zich op in diepen weemoed, waar
ganse,li de natie in deelt Aan U allereerst,
beminde Vorst en Koning! denken daarbij
allen nu gij den laatsten uwer drie zonen ten
grave brengt. Teen den eersten de do >d
dregde toen hoorde ik 't u zeggen en een.
Koninklijk woord, vergeet men nietna meer
dan dertig jaren: Wanneer het de Voorzie
nigheid behaagt mij kaderen le ontnemen
zal ik mijn troost ruiden ,i le k ider: an
Nederland Mocht ge clzoo. mijn. Koning, dooi
de liefde ran uw volk gedragen meer n
een.ig ander Vorsten door duizenden bij -
zenden opgedragen aan den Koning der Ko
ningen, ook dezen zwaren slag le boven k -
men, ondersteund door eene tr uw- liefdevolle
gade en ook ut rouw gelukkig do r het aan
vallig kind, Ihans Nederland's troost en hoop,
of zouden wij hier vooral mei hopen, zonen
van Nederland! Hier, waar vóór 300 jaren
de bede van den verraderlijk vermoorden Va
der des Vaderlands werd gehoordHeere
GodOntferm U over dit arme volk! Die
bede des stervenden verhoorden drie eenwen
ook in den bangs/en nood, nog zweeft gij, als
uit zijn open graf, gelijk een beschermende
engel over 's Konings hoofd en huis en volk.
O. verlieze dat volk nooit het Christelijk ge
loof dat zoo nog stervend bad!
Vorsten en gezanten uit den vreemde!
Dank voor uwe belangstelling in Oranje en
Nederland. Zegt het ten uwent, dat, waar de
takken worden afgebroken, wij ons te nauwer
scharen om den stam van Oranje Nassau, en
bidt met ons, dat God hem beware zooals Hij
diep zijne wortels heeft in de graven der
dooden en in de harten der levenden.
Eu nu, nu worde ons allen de kracht ge
schonken om Gode te zwijgen, waar zoo luide
de graven spreken. Amen!"
Met onverflauwde aandacht volgde het
Kouinklijk gehoor de lijkrede van den lee-
raar.
De Koning had ter linker den Hertog
van Saksen-Weimar. naast wien Prins Albert
van Pruisen stond; achter hen bevonden
zich de Graaf van Vlaanderen en de Prins
von Wied. Z. M. luisterde aandachtig naar
de toespraak, en geen trek op zijn wel
verouderd maar nog vol gelaat verried zijne
gewaarwordingen.
De kist, ontdaan van den rouwtooi, doch
bedekt met twee kransen en een kruis van
bloemen, werd allengs zichtbaar en zonk
langzaam in bet Koninklijk graf.
Hierna wisselde Z. M. eenige woorden met
den Hertog van Saksen Weimar en verliet
toen het kerkgebouw met de overige vorsten.
Eenige oogenblikkeu later kwam de Vorst
Von Wied terug en gaf aan den oppercere-
moniemeester den wensch te kennen de ver
zegeling in den grafkelder bij te wonen.
Hij daalde mede af en bleef nadat die
formaliteit vervuld was nog een oogeublik
verwijlen bij het stolfclijk overschot van
Prins Frederik.
Diep bewogen keerde de Koning naar de
residentie terug. En terwijl op het oogeu
blik dat Z. M. het marktplein passeert, de
tamboers van liet garnizoen, als militair
saluut, den helderen slag, aau de trommen
na het afteggen van het rouwflours terug
gegeven, tot in het kerkgebouw doen door
dringen, blijven de aanwezigen aldaar b.jeen
totdat, na verzegeling der kist, baron Faze!
te kwartier voor twaalven iiad langek ui li j i.
d.it de plechtige '-li r.'.b- ie: i_r
stoffelijk overbl jfs-. e i b. v. H P
van Oranje vo.bra it is.
Snelpersdruk van A. M. SLOTHOUWER,