NIEUWE
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR
AMERSFOORT, BAARH, BUNSCHOTEN, EEMNES, HAMERSVELD, HOEVELAKEN, HOOGLAND, LEUSDEN, SOEST,
STOUTENBURG, VUURSCHE, SCHERPENZEEL EN WOUDENBERG
De FATALIST
Feuilleton.
No. 62.
Zaterdag 2 Augustus 1884.
Dertiende Jaargang.
Uitgever: A. M. Slothouwer,
Een soezend leeuwtje.
Abonnementsprijs voor Amersfoort per 3 maanden f 1,
Franco door lfet gelieele Rijk1,10.
Afzonderlijke nummers3 Cent.
Dit Blad verschijnt des Woensdags en des Zaterdags.
te Amersfoort.
Advertentiën van 1—6 regelsf 0,40.
Iedere regel meer 0,05.
Voor het Buitenland0,07
Reclames per regel 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte
Advertentiën kunnen ingezon
den worden tot uiterlijk 's mor
gens ÏO uur des Woensdags en
Zaterdags.
£cne viermaal geplaatste ad
vertentie wordt slcelits driemaal
in rekening gebracht.
Niet zonder een gevoel van bewonde
ring hebben we de berichten gelezen van
de manifestatie, onlangs te Londen ge
houden ten gunste van de kieswethervor
ming. Het moge waar zijn, dat bij zulke
gelegenheden niet alles goud is, wat er
blinkt, toch treft ons de algemeene deel
neming van het volk aan de volkszaak,
de ordelijke en indrukwekkende wijze
waarop de «openbare meening" haar uit
spraak doet hooren.
Hoe somber, ho» troosteloos steekt
daarbij af de houding van bet Nederland-
sche volk in dingen waarbij onze nationale
eer is betrokken! Inderdaad, er komen
oogenblikken waarin men zich bijna zou
moeten schamen, deel uit te maken van
het «fiere nakroost der Bataven
Onze eer is aangerand, en de mannen
die de teugels van 'het bewind in handen
hebben, wisten dat niet te voorkomen.
En de natie, tam als zij in de negentiende
eeuw geworden is, zij zwijgt! Nergens,
behalve in de dagbladpers, is uit den
boezem des volks een stem opgegaan om
te protesteeren tegen de onwaardige
meegaandheid van ons gouvernement ter
zoogenaamde „oplossing" van de „Nisero-
quaestie."
«Vrede met eerewas de bekende leus
van Beaconsfield. Wij behouden ook den
vrede, maar boeten de eer in.
We moeten 't ons wel laten welge-
DOOR
IWAN TURGENJEFF.
Ik liep op goed geluk verder. Tweemaal
stootte ik tegen een hek een anderen keer
was ik bijna in een greppel gevallen en daarna
bijna over een paard gestruikeld, dat lag te
slapen.
«Tegleff, Tegleff!" riep ik.
Daar hoorde ik plotseling vlak achter mij een
zwakke stem.
«Hier ben ik wat wilt gij van mij?"
Ik keerde mij snel om
Voor mij stond Tegleff, met de armen langs
het lijf en blootshoofds. Zijn gezicht was doods
bleek, maar zijn oogen schenen levendiger en
grooter dan gewoonlijk hij haalde diep en
zwaar adem door zijn half geopende lippen.
«Goddank! riep ik verheugd, en greep zijn
heide handen. «Goddank, ik wanhoopte er reeds
aan u te vinden. Maar schaamt gij u r.iet mij
zoo te doen schrikken? Hoe komt gij op zulk
een inval, Ilja Stepanowitsch?''
«Wat wilt gij van mij herhaalde hij.
«Ik wil vooreerst wil ik, dat gij met mij
naar huis terug gaat, .en dan wil ik, neen vorder
ik van u, dat gij mij als vriend verklaart, wat
die vreemde handelwijze en die brief aan <len
commandant te beduiden heeft! Is er u in
Petersburg misschien iets onaangenaams over
komen?''
vallen, is bet meest te vernemen oor
deel omdat we de zwakste zijn. Stelt
eens dat Engeland zijn eischen gewapen
derhand trachtte door te zetten wat
dan
Wat dan Is er geen recht meer in
de wereld Zijn dat dan de vruchten
van onze kostbare diplomatie? Hebben
we daarvoor den mond vol van de eischen
der verdedigbaarheid, onderhouden
we daarvoor een dure marine, een duur
legei Eilieve, laat ons dan ten minste
zoo verstandig zijn die overtollige weelde
af te schaffen. Als we toch moeten toe
geven, zelfs bij de onredelijkste eischen
die een machtig nabuur stelt, dan is ons
weerbaarheidsvertoon slechtseomediespel.
Boch wij willen aannemen, dat zoo we
alleen staan tegenover Albion, onze kansen
niet van de beste zijn. Er zijn weieens
andere tijden geweest, doch dat behoort
tot de historie, weldra tot de Iegeri I
De Nederlandsche leeuw is eenmaal wak-
j ker en moedig geweest, maar, later is
hij ingedommeld. Hij laboreert aan slaap
ziekte. Zouden we hem niet in een
museum vgn opgezette beesten opbergen,
en een schaap in zijn plaats nemen?
Onze Regeering was overtuigd van
haar goed recht. Elke regel van de
nota's, geschreven door onzen Minister
van Buitenlandsche Zaken en door onzen
gezant te Londen, draagt daarvan liet
bewijs.
Boven eiken redelijken twijfel is het
verheven, dat wij aan de gevangenneming
van de bemanning der „Nisero" geen de
minste schuld hebben, en dat haar ge
vangenhouding eenvoudig het gevolg is
van onberaden handelingen, waartoe het
bestuur der Straits-Seltlements is over
gegaan.
Onberaden,
dat woord drukt het
«In Petersburg heb ik niets anders gevonden
dan wat ik verwacht had," antwoordde Tegleff
zonder zich te verroeren.
»Dat wil zeggen bedoelt gij daarmede dat
uw meisje dat Marie
«Zich het leven benomen heeft," anwoordde
Tegleff haastig en met een kwaad gezicht,
«eergisteren is zij begraven. Geen enkel woord
heeft zij mij achtergelaten. Zij heeft zich ver
geven."
Tegleff sprak deze verschrikkelijke woorden
snel achter elkaar uit en zonder zich op zijn
plaats te verroeren.
Ik sloeg de handen ineen.
«Is het mogelijk Wat een ongeluk! Uw voor
gevoel is dus uitgekomen. liet is verschrik
kelijk!"
Ik was geheel in de war en zweeg. Tegleff
kruiste rustig zijn armen met een zekeren
triumpheerenden blik.
«Maar," vervolgde ik, «waarom staan wij hier
eigenlijk Laten wij in huis gaan."
«Ja, laten wij gaan," zeide Tegleff.
«Maar hoe zullen wij in dezen nevel den weg
vinden
«Voor het venster van onze hut staat een licht.
Daarnaar kunnen wij ons richten."
«Loop gij vooruit," antwoordde Tegleff. «Ik
volg."
Wij sloegen den weg in naar huis. Vijf minuten
lang liepen wij, zonder het licht te zien, dat
ons richtsnoer moest wezen. Eindelijk schemer
den er twee roode vlekken voor ons. Tegleff
volgde mij rnet afgemeten schreden. Ik ver
langde er sterk naai' zoo spoedig mogelijk in
huis te komen, om dan van hem alle bijzonder
heden over zijn ongelukkige reis te hooren.
Verbaasd over hetgeen hij mij gezegd had, en
aangegrepen door berouw en bijgeloovige vrees,
bekende ik hem op weg naar de hut, dat ik
zachtste oordeel uit. Want de mogelijk
heid is geenszins uitgesloten, dat alles
met overleg is geschied: dat de zending
van den heer axwell. lid van den Raad
van bestuur te Singapore, die plaatshad
terwijl ieder dacht dat een «Maleier" die
't vertrouwen bezat van den Radjah van
Tenom derwaarts gaan zou, een vooraf
beraamd middel is geweest om de quaestie
zoodanig te verwarren, dat openstelling
van de havens aan de Atjehsche kust voor
den handel der belanghebbenden in de
„Straits" er het gevolg van moest zijn.
Met die zending zijn we niet slechts om
den tuin geleid, maar werden ook onze
pogingen verijdeld, om tegen betaling van
zeker losgeld de gevangenen, wier \)ot
hier te lande evenzeer deelneming wekt
als in Engeland, weder in vrijheid gesteld
te zien. Het heeft al den schijn, alsof
in 't openbaar den overmoediger) Iladjah
weid gezegd dat, hij op Engelsche tus-
schenkomst niet behoefde te rekenen,
terwijl hem ter zijde werd toegefluisterd
dat hij die verzekering maar niet zoo heel
letterlijk moest opvatten.
Ons bezwaar geldt niet het gemeen
schappelijk optreden van Engeland en
Nederland tegen den rebelleerenden on
derdaan en schandelijken zeeroover.
Engeland wil de gevangenen terug heb
ben, en het is onze plicht al het moge
lijke te doen om dat doel te bereiken.
Hem goed te laten weten dat hij geen
bemiddeling te verwachten heeft, en dat,
zoo hij die menschen nog langer vast
houdt, hij van beide Mogendheden een
pak kan krijgen, hem als hij blijft
weigeren, dat pak niet te sparen; hem
voorts te zeggen dat, zoo hij aan den
gestelden eisch gehoor gaf, zijn oorspron
kelijke vordeiing op den Chinecschen
peperhandelaar zou hebben voldaan, niet
uit de Nederlandsche schatkist, maar uit
de kas van gezegden handelaar, en dat
het Erigelsch gouvernement hem die be
taling waarborgde, dat is het eenige
waartoe men had mogen overgaan. Maar
demogelijkheid dat die Radjah, die weinig
te verliezen heeft, met het handvol zijner
onderhoorigen en met zijn gevangenen
landwaarts zou trekken, dat hij wellicht,
ten einde raad, die menschen om het
leven zou hebben gebracht, is geen motief
om ons een vernederende behandeling te
doen ondergaan.
Want let wel, we zijn zoo zoetsap
pig geweest om aan Engeland te vragen,
of het goedvond dat we, om beter kans
van slagen te hebben, de kust van Atjeh,
van het land dat onder onze souvereini-
l'teit staat, blokkeerden. Dieper hadden
we ons wel niet kunnen nederbuigen.
En Engeland's Minister zei, dat hij daar
niet mede kon instemmen. Let wel.
Engeland's Minister heeft de goedheid
gehad zelf maar te bepalen, welk bedrag
naar zijn meening uit onze schatkist be
schikbaar moest worden gesteld om den
Radjah tevreden te stellen
Als er te avond of morgen een geschil
mocht rijzen tusschen den Czaar van
Rusland, en den kleinen vorst van Mon
tenegro, dan hopen we, voor de eer der
laatsten, dat deze zich kloeker moge
betoonen dan onze Regeering bij deze
gelegenheid deed.
De overeenkomst is gesloten, en de tijd
dringt. We gelooven niet dat, zoo ons
Parlement zich de zaak aantrekt, het
raadzaam zou wezen haar te vernietigen.
Maar wel zouden we het toejuichen,
als een votum van wantrouwen werd
uitgebracht. We achten deze zaak van
zoo overwegend belang, dat een Regee
ring die haar niet naar behooren behar-
den vorigen avovid de geheimzinnige klopper
was geweest. Welk een tragische wending
had deze scherts genomen! Tegleff bepaalde
zich tot de opmerking, dat dit er niets toe deed,
dat iets anders mijn hand had geleid, en dat
dit alleen bewees hoe weinig ik hern kende.
Zijn stem klonk bijzonder rustig en gelijkmatig
«Maar," voegde hij er bij, «gij zult mij lecren
kennen. Ik heb u gisteren zien lachen, toen
ik u over de macht van den wil sprak. Gij
zult mij leeren kennen en aan mijn woorden
denken."
De eerste hut van het dorp steeg als een
donker spook uit den nevel voor ons op, daarna
dook de tweede hut op, die de onze was, en
mijn hond begon te blaffen, daar hij mij waar
schijnlijk bemerkt had.
Ik klopte tegen het venster.
«Semenl" riep ik tot Tegleff's oppasser,
«Semen, doe eens vlug open!"
«Semen deed open en kwam naar buiten.
«Ilja Stepanowitsch, komt gij mee?" riep ik
,en keerde mij om
Maar van Tegleff was niets meer te zien,
Hij was verdwenen, alsof hij in de aarde ver
zonken was.
Ten uiterste ongerust ging ik alleen de hut
binnen.
XIV.
Ergernis tegen Tegleff en tegen mijzelven
kwam in de plaats van de ongerustheid, die
zich in het eerste oogenblik van mij neester
gemaakt had.
«Uw heer is gek I" zeide ik plotseling tot
Semen, «totaal gek! Eerst jiagt hij naar
Petersburg, dan keert hij terug en 1 >o pt in
het veld rond. Ik zoek hem, vind hem eindelijk,
breng hem tot aan de deur en jawel, weg
is hij weer! In zulk een nacht buiten 's huis
te blijven! Het is waarachtig wel een tijd om
te ga- n wandelen!"
«En waarom heb ik hem zoo uit mijn handen
laten glippen zeide ik, boos op mijzelven.
Semen zag mij zwijgend aan, alsof hij mij
iets had willen zeggen maar hij vergenoegde
er zich mee heen en weer te trippelen.
«Wanneer is hij naar de stad gegaan?" vroeg
ik streng.
«Des morgens om zes uur."
«En zag hij er ook treurig, verstrooid uit?"
Semen sloeg zijn oogen neer.
«Mijn heer is een merkwaardig man," begon
hij, «wie zou hem kunnen begrijpen. Toen hij
naar de stad zou gaan, trok hij zijn nieuwe
uniform aan en liet zich friseeren."
«Wat, liet hij zich friseeren
«Ja, zijn haar namelijk. Ik heb zelf de ijzers
heet gemaakt."
Ik moet bekennen, dat had ik niet verwacht
«Kent gij ook een dame," vroeg ik verder,
«een vriendin van Ilja Stepanowitsch, Marie
genaamd?"
«Zou ik Marie Anempodistowna niet kennen?
Een mooi meisje."
«Uw heer is op haar verliefd, op deze Marie.
enz
Semen zuchtte.
«Juist om dit meisje zal Ilja Stepanowitsch
zich te gronde richti n. want hij heeft haar harts
tochtelijk lief, en trouwen mag hij haar niet;
en haar laten loopen dat zal hem ook zwaar
vallen. Hij wordt er zwaarmoedig onder hij
houdt werkelijk veel vau haar."
«Zij is dus zij is dus zeer mooi?" vroeg ik
nieuwsgierig.
Semen zeite een ernstig gezicht.
Wordt vervolgd.