NIEUWE
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR
EEMNES, HAMERSVELD, HOEVELAKEN, HOOGLAND, LEUSDEN, SOEST,
VUURSCHE, SCHERPENZEEL EN WOUDENBERG
Laurier en Mirt.
Feuilleton.
No. 78.
Zaterdag 27 September 1884.
Dertiende Jaargang.
Uitgever: A. M. Slothouwer,
Zuid-Afrika.
AMERSFOORTSCHE COURANT.
Abonnementsprijs voor Amersfoort per 3 maanden f 1,
Franco door het geheele Rijk1,10.
Afzonderlijke nummers3 Cent.
Dit Blad verschijnt des Woensdags en des Zaterdags.
te Amersfoort.
Advertentiën van 16 regelsf 0,40.
Iedere regel meer0,05
Voor het Buitenland0,07
Reclames per regel 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte
Ieder, die zich ran
lieden af wil abonnee-
ren op de NIEUWE AMERS
FOORT SC HE COURANT ont
vangt de nog verschijnende N°s.
in dit kwartaal gratis.
Wanneer we het woord «koloniën op
vatten in den engeren en letterlijken zin,
dan kan men noch Oost- noch West-Indië
als zoodanig aanmerken.
Onder de volken der Oudheid waren
vooral de Grieken ijverige kolonisten. Zij
zonden volkplantingen naar Klein-Azië,
naar Spanje, naar Frankrijk; op de
plaatsen hunner vestiging vormde zich
een Grieksche bevolking, die daar bleef,
die er zich geheel inrichtte overeenkom
stig klimaat en bodem, die er een tweede
vaderland had, en niet na een korter
of langer verblijf naar haar uitgangspunt
terugkeerde. Zij ontwikkelde haar in
stellingen en maatschappelijke vormen,
afgescheiden van hetgeen in het moeder
land voorviel, en bleef daarmede niet in
hetzelfde staatsverband. Op dezelfde wijze
is Noord-Amerika gekoloniseerd door
Engelschen en Franschen, Zuid-Amerika
door Spanjaarden en Portugeezen.
Naar de beide Indiën gaan nog ver
reweg de meeste Nederlanders tijdelijk
en met het bepaalde voornemen om met
een terugkeer naar het Vaderland hun
loopbaan te besluiten. Misschien zal dat
anders worden, als de particuliere nijver
heid, thans nog in haar opkomst, meer
uitbreiding erlangt: men zal er dan krij
gen een gevestigde Indo-Europeesche be
volking, die haar toekomst en de voor
uitzichten van het nageslacht vastknoopt
aan een geregelde ontwikkeling van de
Novelle naar het Duitsch
VAN
A. v. D. ELBE.
«Die verschrikkelijke oorlog antwoordde zij
met een zucht, en het scheen hem toe als sid
derde haar hand.
«Zult ge aan mij denken?"
Haar blik beantwoordde den zijnen, die vra
gend op haar rustte. «Hoe kunt ge daaraan twijfe
len," fluisterden de schoone lippen.
Stephanie I" klonk het in warmen dank van
de zijne.
Terwijl de polonaise zich als een bonte krans
door de alleeën en grasperken heenslingerde,
stonden op den stoep eenige oudere personen,
die niet aan den dans deelnamen.
De barones Strieszen naderde den ritmeester
v. Lorsch en informeerde zich op waarlijk teedere
wijze naar het bevinden zijner lieve, bevallige
vrouw. Zij vroeg of het dan niet mogelijk ge
weest was haar voor een paar uurtjes hierheen
te lokken Bij den zachten, hartelijken toon,
dien de barones zoo goed wist te treffen, ver
helderden des ritmeesters trekken en hij ant-
woorde dat de zorg voor haar klein kind zijne
vrouw aan huis bond, en dat hij zelf verzocht
spoedig afscheid te mogen nemen, om zijne
Agncs niet al te lang alleen te laten. Zij was
bovendien later veel meer verlaten dan menige
andere vrouw.
«Hebt gij dan geen familie in Je stad
de Engelschen tegen
bestaanmiddelen, die de tropische gewes
ten opleveren. Tegelijk zal dan, meenen
we, de staatkundige band tusschen
Nederland en Indië losser worden, wat op
zichzelf geen ramp zou zijn.
De eenige echt Nederlandsche koloniën
die we ooit gehad hebben, moeten in
Zuid-Afrika worden gezocht. Waarschijn
lijk omdat de luchtgesteldheid menig
punt van overeenstemming aanbood rnet
de onze, gevoelden de daarheen vertrok
ken landgenooten zich er spoedig thuis,
en, hadden zij eenmaal de middelen ge
vonden om in het onderhoud van hun
gezin te voorzien dan dachten zij er niet
aan die voordeelen weer prijs te geven.
De Kaapsche boer werd Kapenaar, hechtte
zich aan zijn woonplaats, en na twee of
drie geslachten was hij van het oude
vaderland geheel vervreemd, alleen
nog daaraan verbonden door historische
herinneringen.
Toen dan ook
alle recht en billijkheid in 't begin dezer
eeuw de Kaapkolonie in bezit namen, en
toen zij later den afstammelingen der
Hollandsche kolonisten er het verder ver
blijf moeielijk maakten, dachten dezen
er niet aan, de wijk te nemen naar
Europa: neen, zij bleven «Africaanders,"
en om zich aan de onderdrukking te
ontworstelen, trokken zij eenvoudig dieper
landwaarts in, liever dan een kwijnend
bestaan voort te slepen onder de schaduw
der Britsche vlag.
De overheersching van het Engelsche
ras in Zuid-Afrika is dus van betrekkelijk
jongen datumen thans, nu er een tijdvak
van reactie schijnt ingetreden te zijn, en
het Boeren-element zich openbaart als
een staatkundige macht van beteekenis,
nu het in Kaapland zelf het Engelsch
overwicht bedreigt, in Natal zijn invloed
ziet toenemen, in den Oranje-Vrijstraat
«Niemand, genadige vrouw."
«O, dan moet gij uw jong vrouwtje naar hare
ouders sturenin moeielijke tijden heeft het
hart behoefte zich aan te sluiten en trouwhar
tig toegesproken te worden."
«Wij zijn helaas! beiden ouderloos."
«Arm lief vrouwtje!"
«Uwe deelneming, genadige barones, verrast
mij aangenaam. Zij geeft mij moed voor het
verzoek, misschien nu en dan mijn arme
jonge vrouw te bezoeken, u harer te willen aan
trekken."
«O zeker, natuurlijk antwoordde de barones
verstrooid, daar zij juist zag, dat de President,
dien zij te voren slechts kort begroeten kon,
alleen stond. Ik kom slechts zelden, zoo vluchtig
in de stad, hen altoos zoozeer bezet!"
«Wil mij mijne onbescheidenheid vergeven."
«Daarvan kan immers geen sprake zijn, inijn
heer v. Lorsch. Beveel mij, bid ik u, aan bij
uwe gemalin, recht, recht hartelijk!" Zij knikte
hem met haar minzaamst lachje toe en wendde
zich tot den President.
De ritmeestee trad, op militaire wijze groe
tend, terug en ging naast een ouderen kame
raad staan. Ontstemd zei hij: «Eindelijk een
mal idee heden, waarop iedereen met ernstige
gedachten vervuld is, ons hier voor dit vroolijk
fète champêtre bij elkaar te trommelen."
«Niet nieuw onder de zon, Lorsch. Denk aan
de dappere zonen van Albion, die in Brussel
's nachts doordansten, om den anderen morgen
onder Wellington Napoleon bij Waterloo te
verslaan."
«'Kan zijn, dat de stemming anders is, als
men eens te velde staat. Ik brand van verlan
gen gelijk gij allen dien heeren roodbroeken
een lesje te geven, maar het verdriet voor lan
gen tijd voor een onzekere toekomst van vrouw
en kind te scheiden, is eene gewaarwording, die
de eerste plaats inneemt, en in de Trans-
vaal-republiek zich van Engelsche inmen
ging heeft losgemaakt, nu het zelfs
een nieuwe schrede voorwaarts heeft
gedaan door de Amazoeloe, de vroegere
onderdanen van den ongelukkigen Kets-
wayo onder het bestuur van een Boeren
republiek te brengen, nu kunnen we,
zonder grootspraak, den voorrang van
den Dietschen stam in Zuid-Afrika her
boren noemen.
Men heeft weieens de vraag gesteld,
of de toenemende verspreiding van het
blanke ras aldaar niet zeer in het nadeel
is van de inboorlingen, de Kaffers.
Indien de «Hollanders" hun eigen toe
komst duurzaam willen verzekeren, dan
moeten zij nauwlettend zorg dragen dat
op die vraag een beslist ontkennend ant
woord kan gegeven worden. Geen van
de rechten der inlanders mag door hen
worden gekrenkt.
De Kaffers zijn een zeer merkwaardig
volk, misschien wel van alle Afiikaansche
natiën het meest vatbaar voor ontwik
keling. Zij zijn vlug van begrip, en in
de uitoefening van handwerken staan zij
op een hoogen trap. Maar zij zuchten
onder het gruwzaamst despotisme van
hun eigen hoofden. Dezen hebben de
onbeperkte beschikking over de eigen
dommen en het leven hunner onderdanen
om maar één staaltje te noemen, als
een hoofd ziek is, dan laat hij eenvoudig
den priester aanwijzing doen van den
man die hem heeft «betooverd" en die
dan onder de ellendigste folteringen wordt
ter dood gebracht. Kenmerkend is dan
ook de zorgeloosheid van den Kafferhij
weet dat ieder oogenblik een gril van
zijn «Koning" een eind aan zijn leven
kan maken, en daarom boezemt de toe
komst hem niet de geringste belangstel-
hare rechten heeft."
«Zeker, zelfs ik oude gargon gevoel dat ook.
Maar kijk eens, ik geloof de jonge Strieszen
meent het nog in het laatste uur ernstig met
zijne aangebedene. Een lief klein ding, dat
moet haar de nijd toegeven! Wat draait zij spoe
dig met haar kopje en beurt zij sierlijk den sleep
van haar japon op!"
«Zij schijnt mij toe een van die vrouwen
te zijn, die de bekoorlijkheid harer verschij
ning aan de goede uitvoering harer leveranciers
danken."
«Harer leveranciers Welke paradoxe bewe
ring!"
«Nu ja, ontneemt gij haar den knappen
kleermaker, schoenmaker, parfumeur, friseur
en eindelijk nog den dansmeester, wat blijft
dan over?"
«Maar zooals zij daar is, vind ik haar ver
duiveld chic en bevallig."
«Ja, bevalligheid, daar komt alles op neêr.
Overigens moet zulk een schepsel geheel ziel
loos zijn."
«Nu, .ziel is ook in overvloed in de bal
zaal."
«Maar het leven speelt niet af in de hal
zaal."
Een mooi, meer of minder aardig speelgoed
is zulk een meisje. Wat wilt ge meer, wat zou
daarin steken
«En kent ge werkelijk geene vrouw van ziel,
van onbaatzuchtigheid, van toewijding en innig
heid?',
«Meer dan een jaar getrouwd en nog in de
wittebroodsweken? Gij dweept immers natuur
lijk met de uitstekende eigenschappen der uwe
pardon, van Mevrouw uwe gemalin
Ook hier wendde zich de ritmeester koel af.
«Ik pas vandaag niet onder de menschen" dacht
hij, «hebben ze dan allen geen gevoel voor het
ling in. Geheel anders wordt dit, wanneer
hij onder bescherming van Europeanen
staat: dan krijgt hij gevoel van eigen
domsrecht, en legt bij de zorg voor de
vermeerdering van zijn stoffelijk welzijn
een ijver en een overleg aan den dag,
die men vroeger bij hem niet zou hebben
vermoed. Voeg daarbij, dat de roofzucht
der hoofden oorzaak is van onophoude
lijke verdelgingsoorlogen, waarbij stam
verwante volken zich met blinde woede
en volkomen doodsverachting op elkander
werpen, en men zal inzien, dat onder
verstandige leiding de toestand der inboor
lingen noodzakelijk een aanmerkelijke ver
betering moet ondergaan.
Dat Engelschen en Hollanders elkander
in Zuid-Afrika bepaald in den weg zitten,
zouden we niet durven bewerenmaar
het is ontegenzeggelijk dat de laatsten
de oudste rechten hebben. Voorts is er
plaats genoeg voor beider vreedzame
ontwikkeling, indien slechts tot richtsnoer
niet de heerschzucht wordt gekozen,
maar eenvoudig het streven om de ge
meenschappelijke belangen van inboorlin
gen en kolonisten met elkander in over
eenstemming te brengen. Alleen op die
voorwaarde zal Zuid-Afrika's rijke bodem
niet langer het tooneel zijn van bloedigen
strijd, doch een deel woiden van de be
schaafde wereld, en tegelijk voor menige
werkkracht, hetzij uit Nederland, hetzij
van elders, een gewenscht arbeidsveld
aanbieden.
In Europa schijnt het tijdperk waarin
de volken elkander in hun ontwikkeling
zoeken te belemmeren, voorhands afge
sloten te zijn. Dat men nu zoo wijs zij,
om elkander niet den voet dwars te zetten
bij de kolonisatie in vreemde gewesten,
want daardoor zouden de vruchten van
veel ijver en veel toewijding roekeloos
vernietigd worden.
gewicht van het uur?" Stil sloop hij wegvliet
zijn paard zadelen en draafde naar de stad
heer..
Na de polonaise vond het gezelschap, op het
beschaduwde plein voor den stoep van het salon
kleine tafelfs neergezet. Men nam in bonte rijen
plaats. Lichte spijzen en dranken werden ge
diend, de muziek speelde patriottische wijzen,
en het onderhoud werd hoe langer hoe levendi
ger. Toen het koeler werd, ging men in het
salon en het geïmproviseerde bal begon.
Na de teedere toenadering, die de Polonaise
had gebracht, was in Viktors ziel een flauwe
terugslag ingetreden. Des zwagers vermaning
werd plotseling wsder levendig in zijn gemoed,
zoo voelde hij zich, in spijt van uiterlijke vroo-
lijkheid en onbevangenheid, innerlijk ten hoog
ste bewogen en tusschen willen en afzien heen
en weer geslingerd. Hij vertrouwde zichzelven
niet de beheersching toe, voor 't geval hij een
oogenblik met Stephanie alleen zou zijn, zgn
hart niet al te wijd te openen, dat zij van zijne
liefde verzekerd en toch niet aan hem gebonden
zou zijn.
Bij deze koortsachtige en in den grond der
zaak zoo ernstige stemming, ergerde hem Otto's
naieve indringerigheid als iets onverdragelijks.
De blonde luitenant wilde den vertrouwde spelen,
en kwam overal als derde tusschenbeiden, als
Viktor^meende, met het lieve meisje alleen te
kunnen zijn.
Na een dans met Stephanie waarin hij,
omringd en beluisterd door nieuwsgierigen, geen
onopgemerkt woord met haar wisselen kon,
ging hij wrevelig en de koelte zoekend, naar
buiten op den stoep staan.
Wordt vervolgd.