NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
N°. 8.
Woensdag 28 Januari 1885.
Veertiende Jaargang.
VOOR
abonnementsprijs
VERSCHIJNT WOENSDAG E.Y ZATERDAG.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentiên:
eene merkwaardige bladzijde uit de geschiedenis
van amersfoort.
AMERSFOORTSCIE COURANT.
Per 3 maanden 1.Franco per post door het gckeele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Diusdags en Vrijdags.
Van I 6 regels O.-tOiedere regel meer 3 Cent.
Advertenticn viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
In het verslag van de werkzaamheden der Vereeniging Flehité
gedurende het jaar 1884 (in zijn geheel ook opgenomen in de
Nieuwe Amersfoortsche Courant van 3 Jan. jl.) leest men dat die
Vereeniging o. a. ook ontvangen heeft van den heer A. C. Baron
Snouckaert van Schauburgtwee koperen stempels en eene groote
huislantaarn, waaraan twee etiquetten hangen. Hetgeen op deze te
lezen staat, is in bedoeld verslag medegedeeld, en wijst met enkele
woorden aan, waarom die lantaarn voor ons Stedelijk Museum
eene belangrijke aanwinst mag genoemd worden. De heer Snouc
kaert voornoemd heeft thans aan deze schenking (in bruikleen) nog
toegevoegd: een gelithographeerd portret (in houten lijst) zijns
grootvaders hem voorstellende in het groot costuum van Kamer
heer des Konings, met de decoratie van Landcommandeur der
Duitsche Orde, dus vervaardigd tusschen de jaren 1838 en 41,
want hij werd den 30e» Jan. 1838 tot Landcommandeur benoemd
en stierf den 10en Mei 1841 en eene uitvoerige, door hem zelf
opgestelde verhandeling (17 blz. f°.), tot toelichting van het ge
zondene in het algemeen, en voorts bevattende o. a.: uitvoerige
biographische bijzonderheden omtrent zijn grootvader, een gede
tailleerd verhaal van het verblijf der Fransche troepen te dezer
stede in het laatst der maand November 1813 en andere belang
rijke zaken meer.
Daar in de eerste plaats uit deze verhandeling blijkt, dat de
toelichting der zaak in het verslag van Flehité, geput uit de stads
Resolutieboeken, in vele opzigten onvolledig en onjuist is, en wijl
ten andere het ons door den heer Snouckaert medegedeelde voor
Amersfoorts geschiedenis hoogst belangrijk, en voorzeker niet
algemeen bekend is, zoo achten wij het niet ondienstig, het voor
naamste daarvan in het kort hier zaam te vatten, te meer, omdat
wij zeker zijn, dat die verhandeling zelve eene hoogst gewigtige
bijdrage tot de geschiedenis onzer stad wel dankbaar in het
Museum bij zooveel meer andere zaken gedeponeeid, doch slechts door
weinigen gelezen zal worden. Wie die toch een Museum bezoekt, heeft
alsdan tijd en lust om zulk een stuk door te lezenEn toch is
het wenschelijk voor ieder inwoner van Amersfoort, die eeniger-
mate belang stelt in het verleden dezer stad, dat ook de hagche-
lijke toestand, waarin zij en hare ingezetenen in November 1813
verkeerden, hem niet onbekend zij, en dat hij wete, aan wien de
stad toenmaals te danken had, dat zij niet evenals Woerden werd
geplunderd en uitgemoord.
Albert Carel Baron Snouckaert van Schauburg, des Heiligen
Boomschen Rijks Ridder, zoon van Willem Carel, lieer van Ducken-
burg (bij Nijmegen), en van zijne 2e vrouw Wilhelmina Jeanne
Barones van Randwijck, geboren op den Huize Overhage bij Cuyck
den 22en Oct. 1763, werd den 19en Mei 1811 benoemd tot Onder-
Prefect in het Arrondissement van Amersfoort.
Den 27en October van datzelfde jaar vereerde Napoleon, door
zijne gemalin vergezeld, ook Amersfoort met een bezoek. De be
volking juichte den grooten Keizer toe, doch die vreugdekreten
kwamen niet uit het hart en waren niet welgemeend, maar men
kon en dorst niet anders doen, men had nu eenmaal het fiere
hoofd moeten bukken onder den magtigen scepter van den vreem
den overweldiger en de geliefde Oranjevanen moeten oprollen, om
den zoo verfoeiden Franschen Adelaar te ontplooijen, doch het
schijnbaar weggestorven nationaliteitsgevoel sluimerde slechts, om
te zijner tijd weèr krachtig te zullen ontwaken.
De Onder-Prefect en de Maire van Amersfoort waren verpligt
bij die gelegenheid tot den Keizer aanspraken te houden, die alles
behalve de uitdrukking waren van de gevoelens huns harten, doch
waaraan zij zich niet onttrekken konden, en die, op hoog bevel,
aldus en niet anders moesten uitgesproken worden. Vooral voor
den Baron Snouckaert, die, evenals zijn geheele geslacht, een warm
aanhanger was van het, nu in ballingschap rondzwervende Oranje
huis, waren het voorzeker pijnlijke oogenhlikken, toen hij tegen
zijn gemoed moest spreken tot den man, in wien hij niets anders
kon zien, dan eeri vreemden indringer en verachtelijker) geweldenaar.
De Courier d'Amsterdam van 31 Oct. en 16Nov.'1811 deelt ons
zoowel in het Fransch als in het Hollandsch in korte trekken
een en ander mede, dat wij hier laten volgen.
Courier d'Amsterdam N". 306.
Jeudi, le 31 Oclobre 1811.
Amersfoort, le 28 Octobre.
Le jour d'hier a été pour notre
ville un des plus remarquables,
puisque nous avons eu le bon-
heur d'y voir passer L.L. M.M.
Etant averti eet te fois de leur
arrivée, nous nous trouvions en
état de les recevoir aussi avec
tous les sentimens d'amour et de
vénération.
l'Après-midi étant trop avan
cé pourque L.L. M.M. purent des-
cendre, M. le sous-préfect de
l'arrondissement, M. le président
Courier van Amsleidam No. 306.
Donderdag, den 31 October 1811.
Amersfoort, den 28 October.
De dag van gister was aller-
aanmerkelijkst voor onze stad; op
denzelven hebben wij het geluk
gehad H.H. M.M. hierdoor te zien
passeren. Daar men ditmaal van
de aankomst van Hoogst dezelven
verwittigd was, zoo kon men de
zelven ook met alle de gevoelens
van liefde en hulde ontvangen.
Vermits het al laat in den na
middag was, hebben ILH. M.M.
niet kunnen afstappen. De onder
prefect van het arrondissement,
et les membres du tribunal de
première instance, M. le maire et
le conseil-municipal, se rendirent
hors la porte d'Utrecht, oü se
trouva le relais pour l'y oflïir
leurs hommages; et e'est la que
M. le maire a eu l'honneur de
prononcer un discours fort ana
logue a S. M. et de lui présenter
les clés de la ville.
Mille personnes, tant de la ville
que de ses environs, se trouvè-
rent sur leur route, et l'air re-
tentit des vioe VEmpereur! vive
l'Impératrice! Toute la ville étail
ornée par des festons de verdure
et des guirlandes; les deux arcs
de triomphe étaient ravissans, les
pavilions impériaux fiottaient des
tours, et le carillon se fit entendre;
le soir tous les édifices publics,
ainsi que les maisons des bons
habitants, étaient tous illuminées.
Gazette d'Utrecht.)
de président en leden van de
regtbank ter eerster instantie, de
maire en de municipale raad, heb
ben hunne opwachting gemaakt
buiten de Utrechtsche poort, al
waar het relais stond terzelfder
plaatse heeft de maire de eer ge
had eene welgepaste aanspraak
aan Z. M. te doen, en aan Hoogst-
dezelven de sleutels der stad aan
te bieden.
Duizenden van menschen, zoo
wel uil de stad, als van de nabij ge
legen oorden, bevonden zich op
hunnen weg; de lucht weergalmde
van leve de KeizerLeve de Kei
zerin De gansche stad was fraai
versierd met kransen van loof
werk en bloemen; de twee eere
poorten waren allerfraaist, de kei
zerlijke vlaggen wapperden van
de torens, en het karillon speelde;
des avonds waren de publieke
gebouwen, alsmede de huizen der
goede inwoners, allen verlicht.
Utrechtsche Courant.)
Courier d'Amsterdam No. 322.
Samedi, le 16 Novembre 1811.
Discours adressé le 27 Octobre
a S. M. l'Etnpereur et Roi, par
Af. Snoukaert, sous-préfet de l'ar
rondissement d'Amerstoort.
Sire,
Daignez permettre, qu'organe
des habitans de l'arrondissement
d'Amersfoort, je présente a V. M.
leurs hommages les plus respec-
tueux, ainsi que l'assurance de leur
amour, de leur dévoueinent et de
leur fidélité envers votre auguste
personne, sentiment dont l'allégres-
se publique est le plus sur garant.
Ce peuples'enorgueillit aujour-
d'hui de contempler les traits du
héros, dont les aigles triomphan-
tes planent sur l'Europe, et dont
les nombreuses victoires, en assu-
rant le bonheur de son Empire,
ont a jamais fixé le sort de la
Hollande.
Déja, Sire, vos nouveaux sujets,
rivalisent avec leurs ainés, et ils
ne cessent d'implorer la Divine
Providence pour qu'elle continue
de combler de bénédictions V.M.
et son auguste familie.
Courier van Amsterdam No. 322.
Zaterdag, den 16 November 1811
Aanspraak, den 27en October
aan Z. M. den Keizer en Koning
gedaan, door den Heer Snou-
kaert, onder-prefect van het ar
rondissement van Amersfoort.
Sire
Gewaardig U, mij toe te staan,
dat ik als tolk der inwoners van
het arrondissement van Amers
foort, U. M. hunne eerbiedigste
hulde kome aanbieden, alsmede
de veizekeiing van hunne liefde,
van hunne verkleefdheid en ge
trouwheid jegens Uwen dooiluch-
tigen persoon, een gevoel, waar
voor de algemeene vreugde, de
zekerste waarborg is.
Dit volk verhovaardigt zich he
den, de trekken te beschouwen
van den held, wiens zegevierende
adelaars over Europa zweven, en
wiens talrijke overwinningen, het
geluk van het Rijk verzekerende,
voor altoos het lot van Holland
hebben bepaald.
Reeds, Sire, wedijveren uwe
nieuwe onderdanen met hunne
oudsten, en houden niet op, de
Goddelijke Voorzienigheid te sme
ken, dat zij voortga, U. M. en des-
zelfs doorluchtig geslacht, met wel
daden te overladen.
Discours de AL Giebe, maire
d'Amersfoort.
Sire,
Les fonctions qui m'ont été
provisoirement confiées, m'appel-
lent a deposer aux pieds de V.
M. I. et R. l'assurance du respect
et de la fidélite des habitants
d'Amersfoort.
En arrivant en Hollande, Sire,
V. M. reconnut d'abord que ses
nouveaux sujets, sont déja de
véritables Francais; les Bataves,
qui se distinguèrent jadis dans les
armées romaines, s'empressent
aujourd'hui de se ranger sous les
aigles de Napoléon.
Daignez, Sire, jeter un regard
favorable sur vos nouveaux dépar-
temens: l'allégresse qu'ils font é-
clater a vos yeux est un témoig-
nage irrécusable de leur amour
et de leur obéissance.
Moniteur
Aanspraak van den Heer Giebe,
maire van Amersfoort.
Sire
De mij provisioneel toebe-
trouwde ambtsverrigtingen roepen
mij, om voor de voeten van U.
K. en K. M. de verzekering te
brengen, van den eerbied en den
trouw der ingezetenen van Amers
foort.
In Holland aankomende, Site,
erkende U. M. al aanstonds, dat
zijne nieuwe onderdanen reeds
ware Franschen zijn; de Bataven
welke zich eertijds in de i omein-
sche legers onderscheidden, be
ijveren zich thans, zich onder de
adelaars van Napoleon te rang
schikken.
Gewaardig U, Sire, een' gun-
stigen blik op uwe nieuwe depar
tementen te werpende vreugde,
welke zij voor uw oog doen schit
teren, is eene onwraakbare ge
tuigenis van hnnne liefde en hunne
gehoorzaamheid.
(Moniteur.)
Twee jaren later zag het er geheel anders uit in onze stad.
Het uur der verlossing van de Fransche overheersching zoude
weldra slaan, doch alvorens dit aanbrak, werden er hier nog een
viertal dagen dooileefd, thans lang vergeten, doch die voorzeker
onuitwischbaar zijn geworden uit de herinnering van al degenen, die
toenmaals tot Amersfoorts ingezetenen behoorden.
Levendig en naar waarheid is dat bange tijdperk o. a. beschreven
door Mr. J. Meulman, in zijn werk: Woerden in Slagtmaand
MDCCCXIII, 's Gravenhage, 1814. Wij citeeren daaruit het vol
gende
Den 24en November 1813 des ochtends ten 7Va uur kwamen
1600 man Fransche troepen onder bevel van den Generaal Gensy
uit Utrecht, Woerden binnen. Zij hadden toezegging deze stad,
zonder het sparen van burgerbloed, vrijelijk te mogen plunderen.
Het lot dat Woerden toen onderging is algemeen bekend en
gaan wij hier met stilzwijgen voorbij.
Den volgenden ochtend werd de Kolonel Falba met zijn Bataillon
Jagers, ongeveer 300 man, naar Utrecld teruggezonden, onderweg
de bedrijven van den vorigen dag voortzettende. Zij trokken
onder hun buit gebukt in zegepraal door de straten dezer stad,
met nog een Bataillon, dat hen te gemoet was gekomen, de meest
dreigende en onheilspellende gebaren ten toon stellende. Vele
soldaten, onvergenoegd in Utrecht te zijn achtergebleven, trokken
naar Woerden, om zich schadeloos te stellen, terwijl hunne
kamaraden trachten den buit te gelde te maken op straat, in
kroegen en in huizen van ontucht.
Meulman gaat verder letterlijk aldus voort (blz. 365372):
Het was reeds laat op den middag toen de Generaal Molitor,
ziende, dat al zijn volk thans als door eene plunderziekte was
aangestoken, en het voorbeeld, hetwelk zoo al niet op zijn bevel,
dan ten minste onder zijne toelating, te Woerden gegeven was,
zeer sterk onder alle de troepen te Utrecht begon te werken, aan
den schandelijken hoop van Falba bevel gaf, om gedeeltelijk nog
denzelfden avond van daar naar Amersfoort op te breken. Allen
zouden wel te gelijk derwaarts hebben moeten trekken, zoo zij in
staat en bij der hand geweest waren, om aan dit bevel te |kunnen
voldoen. Velen waren te zeer beschonken anderen waren niet
te vinden. De orde was weg zij waren thans meer struikroovers
dan Soldaten. Een gedeelte toog dus denzelfden avond het
overige volgde den anderen morgen, en maakten te zamen uit
twee honderd zeven en tachtig man. Falba was ook daar aan het
hoofd.
Bij zijn eerste onderhoud op het raadhuis te Amersfoort begon
hij zijne rede aldus vSachez, Monsieur le Maire, que j'étais
Commandant d WOERDEN, el si tout ne se fait pas en règlc, je
saurai mes affaires I" (Weet, Mijnheer de Maire, dat ik te
Woerden Kommandant was, en als alles niet in orde geschiedt,
zal ik weten, wat ik te doen heb). Geen wonder, dat deze taal,
uit den mond van eenen Falba, aan het hoofd van Soldaten, die
openlijk hunne plunderzucht te kennen gaven, op wier gelaatstrek
ken dood en verwoesting, als het ware, geteekend stonden, den
levendigsten en hoogst angstvollen indruk wekte op de gemoederen
van Amersfoorts Bestuurderen. De vorderingen, wel is waar,
waren niet zeer buitengewoon of overdreven, dan er was beleid
en voorzigtigheid noodig, om de zwarte wolken, welke boven het
hoofd der ingezetenen hingen, te doen over drijven. Er werd
derhalve in alles bewilligd, wat gevorderd werd, zelfs, om allen
schijn van welwillendheid aan den dag te leggen, werden kleine,
doch ongevraagde opofferingen gedaan, ten einde grooter en be
dreigd kwaad voor te komen. Alle voorwendselen van misnoegen
werden alzoo afgesneden, en den Officieren geene aanleiding ge
geven, om de iederen oogenblik herhaalde en di ingende aanzoeken
der Soldaten, om de toestemming tot het plunderen der stad te
erlangen, toe te staan. Intusschen verkeerde de Burgerij in de
akeligste onzekerheid, dobberende tusschen hope en vreeze, over
haar lot, waarvan het vooruitzigt meer en meer duister werd.
Niet alleen de Bevelhebber, maar genoegzaam alle de Soldaten
zijner snoode bende, beroemden zich op hun gehouden gediag in
het nu zoo rampzalig Woerden. Teil einde hunne verhalen meer
afgrijzen, en hunne bedreigingen meer klem en schrik bij te zetten,
werden de geroofde en meestal met bloed geverwde kieederen en
lijnwaden, en de even zoo bezoedelde sabels, als eervolle zegeteekenen
aan de bedeesde ingezetenen vertoond, en dikwerf een dergelijk onmen-
schelijk onthaal toegezegd. Terwijl de schijn van misnoegen door wijze
en staalkundige maatregelen der Regeering werd voorgekomen, zoch
ten de Soldaten bewegingen te berokkenen onder het Stadsgenieen.
Zij deelden daaitoe aan jongens en lieden van de geringste klasse
en van den slechtsten stempel geld uit, met aanmaning orh' zich
daarvoor Oranje-linten aan te schaffen, die te dragen, en Oranje
boven uit te roepen, ten einde onder den dekmantel, dat de Inge
zetenen zich tegen de Franschen verklaarden, dezelfde rol te
spelen, welke zij, helaas! te Woerden hadden uitgevoerd; dan
ook deze heillooze, deze listige poging werd zeer gelukkig verijdeld
en de rust wonderdadig bewaard. De laatste avond van het ver
blijf dezer dood en verwoesting ademende bende, zijnde Zaterdag
den zeven en twintigsten van Slagtmaand, was voor de Ingezetenen
van het veege Amersfoort, een tijdstip van algemeene verslagen
heid en doodelijken angst. En waarlijk geen wonder, daar het
vuur der muit- en plunderzucht, hetwelk tot hiertoe zoo ge
weldig had gesmeuld, doch welks ontvlamming zoo kunstmatig
was verhoed, nu scheen in lichte laaije vlammen te zujlen uit-