NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND. N°. 29. Zaterdag II April 1885. Veertiende Jaargang VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. advertentiEn: Huwelijk en Eigendom. BINNENLAND. Feuilleton. VERLOOCHEND. AMESSFOORTSCHE COÜBOT. VOOR ABONNEMENTSPRIJS Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Ti ij k Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdags en Vrijdags. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. Van 16 regels 0.40; iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Te 's Gravenhage beeft men onlangs de apostelen der sociaal-democratie uitgejouwd en afgeranseld. Dat is gemeen en dom. Eerstens is het vol strekt niet bewezen, dat diegene de waarheid het dichtst nabij is geko men, die het hardst kan schreeuwen, of met de stevigste vuisten en de zwakste begrippen van fatsoenlijkheid is begiftigd. In de tweede plaats moet men nooit iemand het pleizier gunnen, als «martelaar" van zijn «overtuiging" op te treden, gelijk men gewoon is dat te noemendaar door immers versterkt men slechts zijn positie, altijd voorondersteld, dat hij inderdaad een positie in neemt, hetgeen in 't geval van de heeren sociaal-democraten niet vaststaat. Immers, wat beweren zij? De maatschappij is slecht. Toegegeven: de begrippen goed ol slecht zijn al tijd heel betrekkelijk, en van het volmaakte zijn we nog zoo oneindig ver verwijderd, dat een beschuldi ging van slechtheid, op het samen stel van menschen en menschjes toegepast, nog geen reden behoelt te zijn, om den man, die haar uit spreekt een laster-proces aan te doen. Bovendien, 't is reeds zoo vaak ge zegd, zij het dan ook in andere be woordingen, dat we het wel zouden moeten gelooven, al wilden we nog zoo graag iets goeds in de aange klaagde trachten te ontdekken. Erkenning van het bestaan van een ziektetoestand is natuurlijk de allereerste stap tot verbetering, al is het nog maar een zeer bescheidene. We kunnen dan eens gaan overleg gen, wat gedaan moet worden voor herstel, ons te binnen brengen, wat in den loop der tijden tot dat doel reeds is aangewend en met welk gevolg; bepalen welk aandeel wij voor ons, elk, persoonlijk tot de ge- neeskuur moeten bijdragen. Want dat vooral moeten we ons wel her inneren, we staan hier niet tegenover een patiënt, elk onzer is voor de maatschappelijke verkeerdheden ver antwoordelijk, omdat hij van die samenleving lid is. Dat we hier de gewraakte slecht heid een ziekte noemen, heeft zijn redende oorzaak van het zoo on gunstig verschijnsel ligt in een ge brekkige organisatie. Althans, zoo beweren de heeren van het demo cratische socialisme. Dus, praten wij van herstel lingsmiddelen, en wagen we het soms, op heel bescheiden wijze de meening uit te spreken, dat de maat schappij, nu ja, wel slecht is en ziek en verdorven, maar dat er toch in haar een aanhoudend streven naar verbetering is waar te nemen, hetwelk we slechts behoeven te ver sterken, waaraan we maar moeten meedoen, met inspanning van al onze krachten, met opoffering, als het noodig is, van onze zelfzuchtige be grippen van eigenbaat, en in het besef, dat niet onze bijzondere belan gen die zijn waaraan we onze aller beste krachten moeten wijden, brengen wij dat alles in het midden, aanstonds hooren wij onze sociaal- lui op beslisten toon tegenwerpen «Gekheid, leuterpraatDe maat schappij is ziek, haar fondamenten zijn verrot. Er is niets aan te doen. Geen lapmiddelen, onderstboven de boel, marsch er mee!" Radicaal is dat zeker. Snijd een koortslijder den hals af. en zijn koorts is geweken. Maar zoo'n maatschappij on derstboven keeren, 'k weet niet, of het wel zoo gemakkelijk gaan zou. Misschien zien de heeren kans, om den Mont-Blanc naar de oevers van 't meer van Geneve te brengen, betrekkelijk een klein eindje, en hem daarin te zetten, met de spits naar beneden. En ook, we zouden, alvo rens te zeggen: welaan, keer dan maar om, aangepakt, en, huup!" we zouden iets, al is het nog zoo weinig, willen weten, van hetgeen diezelfde maatschappij na haar om verwerping te zien zal geven, en of het er wel uit te houden zal zijn. Een hoop ontevreden menschen, die het met elkander ééns zijn, kun nen wel wat uitrichten. In Parijs hebben we er staaltjes van gezien, nu veertien jaar geleden. Maar of de toestand door de baldadigheden der Commune beter is geworden, mag betwijfeld worden. De woordvoerders nu, naar wie de lieden komen luisteren uit nieuws gierigheid en die men vervolgens met groot rumoer laat heengaan, prediken inderdaad een nieuwe po ging in dezelfde richting. Ze zeggen het wel niet met ronde woorden, want dat zou hun een strafvervol ging op den hals halen: maar tus- scheri de regels door is het zoo dui delijk te lezen, dat er geen grond is voor de beweerde afkeer hetwelk het socialisme koestert van revolu tionaire aanslagen. Precies eens zijn de heeren het voor het overige niet. Ook in de so cialistische beweging, gelijk haar voorstanders haar eenigszins bombas tisch noemen, zijn verschillende stroomingen en richtingen waarneem baar, ongeveer net zoo veel als er personen zijn die aan de mogelijk heid gelooven, dat het droombeeld 't welk zij najagen werkelijkheid zal worden. Zij mogen wel vurig wenschen, nooit ergens een meederheid te zul len krijgenwant zoodra dat gebeurt gaan zij onderling aan 't vechten dat het een aard heeft. Nu ja, op die manier smijt men dan ook de maatschappij en de maatschappelijke orde omver. Dat is het begin, de eerste dag eens nieuwen levens, de uchtendschemering van een heerlijk bestaan. Zoo zijn er socialisten, die in hun splinternieuwe «inrichting" een zoo verouderd, voddig ding als het hu welijk willen overbrengen. Net als iemand, die uit een hut in een pa leis overgeplaatst, toch vooral zijn klompen om het hoekje van de deur wil hebben. Gelukkig zijn er meer consequente lui. Het huwelijk is een band den vrijen mensch voegt geen keten. De gevolgtrekking ligt voor de hand. Ware ik een jongmeisje of wedu we, 'k zou niet bijzonder gesteld zijn op een huwelijks-aanzoek van een sociaal-democraat. Want, ziet ge, er zijn er, die ofschoon zij met die instelling niets op hebben, zich er toch van bedienen. Nu zou ik maar bang zijn, dat mijn geavan ceerde echtgenoot, op een gegeven oogenblik. de theorie van zijn staats leer tot de uiterste consequentie willende doorzetten, mij de deur uit gooide. Gelukkig zijn de meeste menschen veel en veel beter dan hun leeren ge kunt den heftigsten bestrijder met den mond, van het eigen domsrecht gerust vijf-en-twintig gul den leenen als hij er om vraagt. Hij zal ze trouw en eerlijk teruggeven. Waarlijk, we moeten wat ver draagzamer leeren zijn, en de lie den, die op een katheder soms zotte dingen staan te vertellen, moeten niet door gemeen volk mishandeld worden. Dat is hun teveel eer aandoen. Doch we hebben ons onderwerp nog maar even aangeraakt, met een vingertop; een volgende keer nog een woord daarover. Tot lid der Tweede Kamer van da Staten-Generaal voor het Hoofdkiesdistrict 's-Gravenhage, is bij de Donderdag plaats gehad hebbende stemming gekozen de heer Sluiter (Liberaal) met 868 stemmen. De heer Schimmelpenninck, Candidaat der anti-liberalen, bekwam 849 stemmen, (zie ons uitgegeven bulletin van Donder dag 9 April.) De verkiezing te 's-Gravenhage voor een lid der Tweede Kamer is van het hoogste gewicht; want daarvan hangt de verhouding der partijen in de Tweede Kamer geheel en al af. Wordt de liberaal Sluiter gekozen dan is de verhouding voortaan 43 tegen 43, eene verhouding, die hij belangrijke stem mingen tot groote moeielijkheden aan leiding geven kan. Wordt daarentegen Schimmelpenninck gekozen dan hebben de anti-liberalen eene besliste meerder heid en is het bedanken var. Wintgcns voor hen een bepaald voordee). De Tijd en Standaard treden als kam pioenen voor Schimmelpenninck op en het laatste blad roept den Haagschen kiezers toe «Denk u, wat winste het zou zijn voor Wintgens Baron Schimmelpenninck. Valt hij dan gaat al de winste der ontbinding verloren en ligt onze groep weer machteloos." De uitslag der plaategehadhebbende stemming heeft echter de hoop der anti liberalen niet verwezenlijkt; men weet, dat Sluiter verkozen is. De Eerste Kamer is Dinsdag be gonnen hare zittingen te houden. Zij is echter zoo overladen van boekwerken en adressen, geheime stukken over Sommels- dijk en Nautilus, mededeclirigen zonder belang en; eene menigte van wetsont werpen, door hare Tweede Zuster afge daan, dat zij deze week nog niet tot afdoening van belangrijke zaken kwam. De verkieiing voor vier Raadsleden der gemeente Utrecht is afgeloopen. Voor het tweetal, dat in September weer moet aftreden, moet eene herstemming plaats hebben tusschen de heeren Prof. Mr. J. de Louter, C. C. G. Koolemans Beynen, J, J. B. Goettsch en N. G. Geelkerken. Voor het tweetal, dat tot 1887 zitting heeft, is gekozen Jhr. van Weede van Dijkveld en moet herstemming plaats hebben tusschen de heeren P. H. Kemper en H. Baron Tlioe Schwarlsenberg en Hohenlansherg. Menige brand zou gestuit zijn ge worden, had .men bij zijn ontstaan, aan stonds doeltreffende maatregelen genomen. Omdat brand echter altijd onverwachts komt, verliezen de meeste menschen aan stonds alle bedaardheid en wenden soms door C. H. P. VAJf OOSTEBZEE. 3.) Lachend en vol vertrouwen wees ik Martha op oom's levensgroote buste, die sedert kort in een der vertrekken mijner moeder prijkte. «Misschien kunnen wij van hem dan wel hulp verwachten, Martje!" zeide ik troostend. Zij had de beweging mijner hand ge volgd. Plotseling verscheen er een mis noegden trek op Martha's gelaat, en ditmaal sprak zij vastberaden en onvrien delijker dan wellicht in hare bedoeling lag: «Over mijn jongen zal hij nooit één woord te zeggen hebben zoo waar ik leef, of «Stilstil 't Kan voor zijn toe komst wellicht noodig en nuttig zijn," waagde ik vergoelijkend. «Wie weet?" «Neen, want voor zijn toekomst zorgt reeds een edel menschenvriend!" klonk het iets minder stroef. «Een man zooals er weinigen bestaan, zoo goed, zoo braaf! Och, 't geldt slechts Dirk te overtuigen dat hij eens zelfstandig en onafhankelijk moet worden." Was dit dan zoo moeielijk O ja, Martha had reeds al haar overredingskracht op hem uitgeoefend en hem hare verwach tingen voorgespiegeld wanneer zij eens oud en voor diensten minder geschikt zou geworden zijn. «Ik zal eens met hem spreken," be loofde ik eindelijk, een belofte, die Dirk zelf echter logenstrafte, daar hij er mij de gelegenheid telkens toe ontnam. Zoo verliepen dagen, weken, en het verblijf van oom groeide tol maanden aan. 't Werd voorjaar. Ik was gelukkig, gelukkiger dan ik mij tot dusverre ooit gevoeld had. 't Was alsof ik voor 't eerst bemerkte, dat de bloemen geurden en dat de boomen bloeiden. Ik hoorde de blijde orgeltonen der vogeltjes en be greep waarom zij vroolijk waren, waar om zij hun dankbaar lied ten hemel op zonden hoe onbezorgd en onbekom merd huppelden zij van tak op tak, steeds luider en luider tjilpend en zingend en jubelend!... Zouden zij gelukkig zijn? Zouden zij ook de overtuiging bezitten dat zij het zijn Aan wie dankten zij dat geluk?.. Zoude er in die kleine hartjes ook plaats zijn voor twijfel en wanhoop, of is alleen een menschen- hart voor deze smarten vatbaar?.. Ik was gelukkig en toch het geluk, dat ik om mij henen zag, joeg mij een rilling door de leden. Een bange vrees vooi de toekomst overmeesterde mij, het treurige bewustzijn ontwaakte voor 't eerst in mij,dat ik wellicht nimmer het gewenschte verlangde toevluchtsoord bereiken, be zitten kon een haven, een rustpunt, waar ik vrij kon ademen en terug zien op het verledene, op het geledene bezit iemand er een op aarde Mijne verwachting, dat het verblijf van oom Eduard op den koelen omgang tus schen mijne moeder en mij van geze- genden invloed zou zijn, bleek al spoedig van ijdelen aard te zijn geweest, en langzamerhand verdween de gulle lach van oom's gelaat, om plaats te maken voor een uitdrukking van wrevel en on geduld, zoo dikwijls ik het woord tot hem richtte Was ik in hun midden reeds te veel Vreemd, maar die pijn lijke vraag kwelde mij toen geen oogen blik. Met verdubbelden, soms hopeloozen ijver zette ik mijne schildersstudiën bij Maurits Haze voort, en niettegenstaande de volkomene onverschilligheid mijner moeder, leefde nog steeds de hoop in mij haar ééns trots te doen zijn op haar zoo weinig bemind kind. Onafgebroken, rusteloos werkte ik door, zooveel mogelijk onbespied, 's morgens vroeg, diep in den nacht, want mij be zielde slechts één denkbeeld: naam te maken, bekend te worden! O die hoop, die verwachting zag ik soms eindelijk in mijn toekomst verwezenlijkt, en ik droomde reeds hoe mijn zonneloos ver leden in een donkeren wolk werd gehuld, hoe de lichtende star der toekomst mij steeds het oog vooruit deed staren met van koorts gloeiende wangen ont waakte ik dan uit die gelukkige over peinzingen, greep op nieuw naar palet en penseel en ik herinnerde mij met een huivering, dat nog ontzaglijk véél moest geleden en gestreden worden, voor mijn teleurgesteld gemoed een enkelen licht straal uit die afgebeden toekomst zou kunnen opvangen. Intusschen naderde het gebooitefeest van mijn vriend en beschermer. In alle stilte had ik een klein schilderstukje, een jong vrouwenkopje voorstellende, voor hem vervaardigd. Ofschoon mij niet be kend was aan wie dat fijn besneden engelenkopje toebehoorde, vermoedde ik, dat aan het portretje toch eene dierbare herinnering moest verbonden zijn, want een dergelijk, als die zich reeds her haalde malen in zijne albums bevonden, had ik ook in zijn teekenportefeuille op gemerkt, en de langere, teedere blik, die hij steeds het teekeningetje waardig keurde, gaf mij menigmaal veel te den ken. De uitkomst was meer dan bevre digend en de gelijkenis zóó sprekend, dat ik een oogenblik berouw begon te gevoe len over 'tgeen het in 't hart van den edelen man zou doen ontwaken, maar du dankbare blik van die trouwe, blauwe oogen, van dien innigen, hartelijken handdruk o neen, uit den grond van mijn ziel was ik de goede genius voor deze gelukkige inval toch zielsdankbaar 1 Lenige dagen later vernam ik eerst dat het zijne on vergetelijke echtgenoote was. die hij he laas op al te jeugdigen leeftijd moest verliezen. «Zij was een van die schep seltjes, die onvoorwaardelijk geluk aan brengen, waar zij zich ook slechts ver- toonen. Saminy 1" vervolgde hij op zachten toon. 't Was een vrouw voor wie het gelukkig maken, het liefhebben een be boette was... Na haar heengaan werd 't mij te moede alsof ik alles verloren had, alsof alles mij verlaten had en ik was waanzinnig geworden, zoo niet het wichtje, voor welks bezit zij haar leven geven moest, mij tot de werkelijkheid terugge voerd had't was immers het laatste heilige pand harer liefde! Wordt vervolgd

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1885 | | pagina 1