BUEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
Maggie Wilson.
N. 75.
Zaterdag 19 September 1885.
Veertiende Jaargang
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
BINNENLAND.
Nieuwe Abonné's
ontvangen deze courant
tot 1 October gratis.
Contrasten.
Feuilleton.
AMERSFOORTSCHE COURANT.
VOOR
abonnementsprijs:
Per 3 maauden 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
lugezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdags en Vrijdags.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentiên:
Van 16 regels 0.40; iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
i i
heid: 't is een blufferig vertoon, dat
geen genot verschaft, en treurig
contrasteert met de talrijke uitingen
van ontevredenheid over den slech
ten gang van zaken, die we dagelijks
van alle kanten moeten vernemen.
Jeanne Marie liorette.
De zaak van Jeanne Marie Lorette is Don
derdag voor het gerechtshof te 's-Graven-
hage behandeld. Gelijk te verwachten
was, was de nieuwsgierigheid buitenge
woon groot. Onder het talrijk publiek,
dat de gerechtzaal vulde, merkten wij op
de ministers van justitie en van buiten-
landsche zaken, de Belgische en Fransche
gezanten en vele hooggeplaatste rech
terlijke ambtenaren. De banken van het
publiek waren ingenomen door vele dames
en ook de gewone tribune was geheel
gevuld. Op de plaatsen voor de pers be
stemd waren verschillende buitenlandsche
verslaggevers o. a. de heer Bataille van
de Figaro, Versnaaijen, van de Etoile
Beige, De Vries van de lndépendace, enz.
Om tien uur trad het Hof'binnen. Het
was samengesteld uit de heeren mrs.
Francois, president, jhr. De Jonge, Hanlo,
Raedt Van Oldenbarneveld, Lette van
Oostvoorne 'bijzitter), De Graaf en Van
G-euns. De procureur-generaal, jhr. van
den Bergh, nam zelf' het Openb. Ministe
rie waai', terwijl de substituut-griflier mr.
Van Strijen de pen voerde.
Onmiddelijk beval de president, dat de
besch. zou worden binnengeleid. Zij was
reeds vroegtijdig uit de gevangenis naar
het gerechtshof overgebracht. Aan den
arm van een gevangenbewaarster ver
scheen zij door den brigadier-majoor en
een brigadier begeleid.
De beschuldige is fraai uitgedoscht.
Terstond bij baar binnentreden, houdt
zij haar zakdoek voor 't gelaat en blijft
bijna voortdurend in die houding.
Op de vragen van den president naar
naam en woonplaats geeft zij duidelijk
in het Hollandsch antwoord. Na haar
vermaand te hebben goed te luisteren
naar hetgeen zal geschieden, laat de
Voorzitter de acten van terechtstelling en
beschuldiging voorlezen.
De lijst der getuigen wordt hierop
Het regent klachten. Niets is
er dat deugt in de dagen die we
beleven. De werkman zit zonder ver
dienste, de inrichtingen van nijver
heid zien te vergeefs uit naar afne
mers, de winkeliers staan achter hun
toonbank, ze konden net zoo
goed ergens anders gaan staan, te
geeuwen van vervelingwie een ka
pitaaltje bezit kan er geen rente van
maken. De boeren zijn verlegen met
de ruime oogsten die geen geld
waard zijn, de grondeigenaars
weten geen raad om aan hun pacht
te komen.
Kortom, 't is een ellendige tijd;
en wie dat tegenspreekt weet er
niemendal van.
Een ding troost ons, en moeten
we bepaald als een lichtpunt aan
merken. Zóó naar kan het niet toe
gaan, of de menschen hebben nog
opgewektheid behouden om pleizier
te makendat herinnert aan het
spreekwoord: Geld weg, iets verlo
ren, maar moed verloren, alles
kwijtDe moed zit er nog in, geluk
kig!
Dat is te zeggenniet de moed
om zich flinkweg over de moeielijk-
heden heen te zetten, afzonderlijk
en gezamenlijk alle krachten in te
spannen om de ongunst der tijden
te overwinnen; om door bezuiniging
van hetgeen niet tot de onmisbare
levensbehoeften behoort, het geschokt
evenwicht op de huishoudelijke be
grooting te herstellen, en voorts met
den meesten ijver elke gelegenheid
aan te grijpen die maar eenige kans
van slagen aanbiedt. Of die moed,
die in tegenspoed de krachten staalt,
werkelijk aanwezig is, zouden we
niet met voldoende stelligheid durven
beweren. Maar die andere, die slechts
in overdrachtelijke!! zin den naam
verdient, ja, die is er wèl, naar
't schijnt.
Om maar enkele kleinigheden te
noemen: we konden in den zomer
die nu aan 't eind van zijn heer
schappij is gekomen, en die door
velen niet zal worden aangemerkt
als de welaangename tijd van voor
spoed en weivaart, bijna geen
courant in handen nemen, of we
vonden daarin aankondigingen van
rnededeelingen omtrent wedrennen,
nu hier, dan ginds, op zulk een
groote schaal en met zóó veelzijdig
program, dat onze oud-vaderlandsche
harddraverijen er geheel bij verzin
ken in 't niet. De steden wedijveren
met elkander in 't bezit van voor-
trelfelijke en allervoortreflelijkste ren
banen, en er wordt gedraafd,
gerend, gesprongen en gebuiteld om
prijzen die klinken als een klok.
Honderden guldens of 't zoo niets is,
en dat in tijden dat het geld zoo
vreeselijk kwaadkrijgs is!
't Is waar, dat alles heeft een nut
tig doel. Al kunnen de programma's
niet worden beschouwd als welge
slaagde pogingen tot veredeling van
de Nederlandsche taal, integen
deel, de meest halsbrekende kwaê
namen volgen elkander op in bonte
en dichte rijen, de feestelijkheden
zelve zijn ingesteld enkel en alleen
voor de veredeling van het paarden
ras.
Dat is een echt nationaal doel:
een streven dat aanmoediging en
waardeering verdient. Het Nederland
sche paard moet een deel uitmaken
van Nederlands' roem, nu we de
Ook de berichten der couranten omtrent den
uitslag van «wedloopen" geven een soort Hol
landsch om zot van te worden. Hier is een
staaltje, zoo maar te hooi en te gras opgeraapt,
als voorbeeld: »Bij den wedren voor hacks en
paarden van alle landen en rassen, bereden
door gentlemen-riders of heeren die in de
Anisterdamsche carrousclplates gestart zijn,
werd de prijs van 500 gulden behaald door"
enz. Fraai, vind u niet
glorie van kaas en koeien en harin
gen deels ontwassen zijn, deels wat
eentonig beginnen te vinden. Men
kan niet altijd met dezelfde aanspra
ken op internationale vermaardheid
aankomen. Daarom, levende harddra
verijen, die ons een straalkrans om
het voorhoofd zullen doen schitteren
en ons weldra recht zullen geven de
Nederlandsche Maagd niet langer
vooi' te stellen rustig zittende, bin
nen een omheining met een makken
leeuw naast zich, maar als een fiere
amazone op een steigerend ros!
Nu is het ook waar dat er altijd
vitters zijn. Sommige lieden beweren,
dat men de paarden in 't geheel
niet verbetert door ze halfdood te
jagendat die voortreffelijke dravers
en hardloopers, voor welke de geluk
kige bezitters buitensporig hooge
aanbiedingen afslaan, en die, op een
gegeven oogenblik een kleinen af
stand met duizelingwekkende snelheid
kunnen afleggen, niets waard zouden
zijn op een lang traject en totaal
onbruikbaar voor eenigszins zwaren
arbeidzoodat, per slot van rekening,
die veredeling, ware zij inderdaad
het doel hetwelk men zich voorstelt,
zou moeten uitloopen op het verkrij
gen van een paard dat voor niets
anders eenige geschiktheid bezit dan
voor de renbaan, en, als het wat
korten tijd geschitterd te hebben
den hals breekt, voor de bereiding
van biefstuk en runderhaas.
Wij voor ons kunnen dat zoo niet
beoordeelenwe zijn geen kenners
van paarden, en begrijpen niet veel
van de belangstelling in wedrennen.
In dit opzicht zijn we geestverwan
ten van den Shah van Perzië, met
wien we voor het overige in niet
veel punten overeenstemmen. Toen
men Z. M. namelijk eens uitnoodigde,
zich buiten zijn paleis te begeven
ten einde het schouwspel eener hard
draverij te genieten, deed hij een
langzaam haaltje aan zijn pijp en
zei: »Dat het eene paard harder
kan loopen dan het andere, heb ik
reeds lang geweten."
Zou de ware oorzaak van den
toenemenden ijver in deze ook mis
schien gezocht moeten worden bij de
gelegenheid tot dobbelen en wedden,
die zij aanbieden, en zou de bookma
ker de eigenlijke priester zijn van
dezen paarden eeredienst?
't Is maar een vraag weet u
Boven en behalve de wedloopen,
heeft het dezen zomer niet ontbro
ken aan feestelijkheden van allerlei
aarden wondei'Zoo slecht als de
tijden waren, de menigte die er deel
aan nam was niet gering. Balen
spoorwegkaartjes, alleen voor pleizier-
reizigers, werden afgestempeld: de
maskerade te Leiden, de Bossche
feesten, de Princesje-dag te 's-Graven-
hage, om slechts enkele gelegenheden
te noemen, ze lokten uit ons
land dichte drommen van bezoekers.
We zullen wel de laatsten zijn om
daarvan iets te zeggen dat maar in
de verte naar een afkeuring zweemt
integendeel we begroeten met vreugde
zulke dagen van volksvermaak. Al
leen we vinden maar, dat die
voortdurende klachten wel wat vjeemd
afsteken bij een zoo vroolijk tafereel.
En nu, bij den aanvang van het
wintersaizoen is 't niet anders. Overal
bereidt men zich reeds voor op ver
makelijkheden van allerlei aard. In
de groote steden is men voorgegaan,
de kleinere volgen spoedig. Er is
toch, laat ons even de keerzijde
der medaille bezien, in dat jagen
naar uitspanning, dat inzonderheid
in den middenstand wordt waarge
nomen, iets dat bezorgdheid wekt.
't Is geen openbaring van een veer
kracht die zich schrap zet om de
inoeielijkheden het hoofd te bieden
op een wijze die den voorspoed als
het ware dringt zich den Nederland-
schen bodem tot een woonstede te
kiezen, en alzoo een einde helpt
maken aan den toestand van wezen
lijke nooddruft, waarin een gedeelte
der arbeidende klasse verkeert we
gens gebrek aan loongevende bezig-
DOOR
MINORA.
32)
Met de terugkomst van Oswald nam
alle verdere eenzaamheid een einde, en
veel te kort van duur schenen gewis die
gelukkige dagen aan de boorden van den
Rijn.
Het was op een zachten, geurigen
avond dat Maggie met een boek in de
hand de tuin doorliep, minder om hier
wat te kunnen lezen dan wel om een
ongestoord uur in eenzaamheid door te
brengen.
Zij richtte haar schreden naar de rust
plaats onder den grooten boom, die op
haar nog steeds de grootste aantrekkings
kracht uitoefende, hoewel zijn breedge-
takte stam ieeds menig traantje had zien
I schitteren, over den afwezige gestort.
I Lang zat zij daar weder, in gepeins ver-
zonken ongemerkt was het boek haar
uit de handen gegleden en speelde zij
achteloos met eenige bloempjes, onder de
wandeling geplukt, toen een hand zich
zacht op haar schouder legde. Eenigs
zins verschrikt keerde zij zich om en zag in
het gelaat van Oswald, die haar vrien
delijk aankeek.
«Alweer zoo afgetrokken, Maggie?
Meer dan eens mist men u in den huise-
lijken kring, en steeds zijt gij op dit
plekje te vinden. Wat kan u hier zoo
boeien
Toen Maggie niet dadelijk antwoordde,
vervolgde hij
«Klinkt mijn vraag u onbescheiden
Vergeef mij, want ik heb even weinig
recht een blik in uw innerlijk leven te
slaan als dat gij dit in het mijne zult
wenschen te werpen."
«Neen, spreek zoo niet, Oswald later
zult gij wellicht alles vernemen, nu nog
nietDaar zijn smarten en bekomme
ringen in het leven, die ik aan niemand,
zelfs aan u niet kan mededeelen. Uwe
belangstelling eu deelneming doen mij
goed, Oswald! maar zij kunnen de smart,
die mijn hart vervult, niet verzachten 1"
«Hoe zullen wij dan den weg tot ons
beider gemoed vinden, waarin het ver
borgen leed sluimert spreek mij niet
tegen, Maggie want dat gij iets voor mij
verbergt, bewijst mij duidelijk uw afge
trokkenheid I"
«Welnu, verdrijf die dan door mij nog
wat van uw reizen te verhalenklonk
het haastig. «Vertel inij eens, of dat
eeuwige trekken en reizen nu waarlijk
zoo benijdenswaardig is en u de ouderlijke
woning voor een oogenblik heeft doen
vergeten."
Ten tweeden male leed hij schipbreuk
op zijn pogingen om in haar hart een
dieperen blik te slaan. Eenigszins onver
schillig antwoordde hij:
«De herinnering, die men van zijn rei
zen en onderzoekingen bewaart, is dunkt
mij, een heerlijk, waardig boek met
duizend schoone, belangrijke platen. Voor
mij is dat reizen bijna een gewoonte ge
worden, en naar mijn inzien een benij
denswaardige {gewoonte. Hebt gij dan
nooit het verlangen gevoeld die groote
wereld wat nader te leeren kennen? Stemt
gij niet met Goethe's woord in
Es bildet ein Talent sich in der Stille.
Sich ein Charakter in den Sturm der Welt?
Mij dunkt voor den man is het reizen
de beste levensschool, waar hij de meeste
ervaring door ondervinding opdoet.
Menschen- en wereldkennis staan in
nauw verband tot de vorming van zijn
karakter."
Maggie zweeg een wijle, en met het
hoofd tegen den stam geleund, antwoordde
zij vast;
«Neen, hiermede ben ik het lang niet
eens. Waarom toch zou een karakter,
van man of vrouw, alleen in den vollen
stroom «der wereld" kunnen gevormd
worden? Moge dat voor een man wellicht
noodig wezen, voor de ontwikkeling
eener vrouw acht ik het geen vereischte.
Onder de «wereld", waarin de vrouw
zich moet vormen," versta ik haar huis,
haar omgeving zij kan van deze we
reld een hemel of een hel maken. In
deze haar kleine wereld zal 't nooit aan
lief en leed ontbreken of meent gij,
dat over deze kleine oppervlakte geen
stormen kunnen loeien? De kiem tot
het edele en goede dragen wij allen in
ons gemoed, hoe zouden wij anders naar
Gods beeld geschapen zijnWil en ver
stand echter moeten deze kiemen ont
wikkelen, en deze beide elementen rijpen
slechts in de stormen des levens. Maar
denk daarom niet, dat die lever.sstormen
daarbuiten moeten gezocht worden
neen, Oswald 1" vervolgde Maggie, het
schoone oog naar hem opslaande, «de
stormeu, die onze zedelijke krachten
kunnen vernietigen of aankweeken, woe
len in het menschelijk hart! Geloof mij,
het hart is als een zee. Moge de man
in verstand de vrouw overtreffen, in
gevoel moet hij voor haar wijken, en
dikwyls moet de vrouw als by ingeving
te weten komen, wat het verstand den
man met veel redenen als waar leert
kennen. Door het verstand leert hij een
ruimeren blik in de wereld s'aan, maar
die wereld zal hem toch de voorwaaiden
van zijn geluk niet leeren kennen, daar
voor is zij te egoistisch en te bekrom
pen; die wereld zal hem vroeg of laat
den adel zijner ziel ontnemen en in de
paats daarvan een verdorven hart achter
laten, dat spot met al wat heilig is,
met 't hnwelijk in de eerste plaats."
«Maggiegij zijt streng," viel hij haar
in de rede.
«Maar waar! mijn vriend!" hernam
Maggie zacht, «en wat waar is heb ik
alleen lief, gaat mij ter harte dit
heeft Lessing toch ook gezegd, niet
waar?" en werktuigelijk herhaalde zjj
die woorden
wNichts ist grosz
was nicht wahr ist".
«Ik eerbiedig uw zienswijze, Maggie!"
sprak hij, haar hand vattende, «maar
gij overdrijft. Gij, vrouwen, laat u te
veel door uw gevoel overheerschen en
ziet daardoor niet juist. Al is het ver
stand bij den man overheerschend, daar
om behoeft hij nog niet met alles te spot
ten, allerminst met het huwelijk
Wordt vervolgd)