VIEUVE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
Maggie Wilson.
N. 83.
Zaterdag 17 October 1885.
Veertiende JaargÉ%%
abonnementsprijs
MMUM WOENSDAG M ZATERDAG.
advertentiên:
Een arbeidsbeurs.
BINNENLAND.
Feuilleton.
AIHERSF00RTSC1S COURANT.
VOOR
Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Bijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Iugczonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdags en Vrijdags.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
Van 16 regels 0.40iedere regel meer 5 Cent.
Advertenticn viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Oppervlakkig klinkt de benaming
wel wat vreemd, en men moet
haar ook niet al te letterlijk opvat
ten. Een beurs toch is een plaats
waar handel wordt gedreven, niet
zelden bovendien nog handel in niet
bestaande waarden, wat dan geen
handel meer is, want de eerste con
ditie is toch dat goederen van de
eene hand in de andere overgaan.
Alzoo is het woord windhandel een
«contradictio in terminis," een
uitdrukking die zichzelf weerspreekt.
Zal de arbeidsbeurs mede het too-
neel moeten zijn van een handel in
fictieve waarde?
Geenszins, als men in aanmerking
neemt dat het werkvermogen de
eenige rijkdom is, die de arbeider
bezit. Ook dat woord is niet geheel
juist, in économischen zin. Rijkdom
toch is het product van den arbeid,
en, in meer engere beteekenis, dat
deel van de vruchten dat niet ter
stond moet worden aangewend om
het arbeidsvermogen te onderhouden,
en opgespaard kan worden om te
voorzien in latere behoefte of op
kan treden als factor om nieuwen
arbeid mogelijk te maken.
Een arbeidsbeurs zou dus de plaats
zijn, waar werklieden kunnen komen,
om hun arbeid te verkoopen, een
markt. Op zichzelf zou dat denkbeeld
voor toepassing vatbaar zijn: want
hoezeer men ook moge optornen
tegen de stelling, dat de gangbare
prijs van den arbeid afhankelijk is
van de verhouding tusschen vraag
en aanbod, de ervaring van iederen
dag toont, dat het zoo is en niet
anders. Wanneer er veel behoefte is
aan mannen die het een of ander
vak uitoefenen, dan rijzen deloonen:
krijgt een ondernemer veel meer
aanbiedingen dan bij personen kan
bezighouden, dan dwingt hem de
concurrentie, het loon te verminde
ren.
Toch moeten we, bij de bespreking
van het plan, dat naar we meenen
het eerst te Utrecht is ontworpen
maar door de Amstcrdamsche Maat
schappij voor den Werkenden Stand
tot een onderwerp van gezet onder
zoek is gemaakt, niet te veel aan
woorden blijven hangen. Het denk
beeld «handel" is er zoo niet geheel,
dan toch grootendeels van uitgeslo
ten. Er is geen quaestie van loven
en bieden, en het doel is volstrekt
niet, om patroons en werklieden op
zoodanige wijze in onderlinge betrek
king te brengen, dat de eersten hun
best doen om voor zoo weinig moge
lijk loon geholpen te worden, terwijl
de laatsten hun welsprekendheid aan
wenden om dalzelfde loon te bren
gen tot het hoogste peil dat men
bedingen kan. Dit moet wel in het
oog worden gehouden, opdat men
van de zaak geen verkeerde voor
stelling verkrijge.
Het hoofddoel van de stichting is
eenvoudig het wederkeerig zoeken
naar werklieden en naar arbeid
overbodig te maken.
In slappe tijden, gelijk we thans
beleven, ondervindt menig werkman
hoe uiterst verdrietig het is, de pa
troons te moeten afloopen als kwam
hij om een aalmoes, met veel
kans op een teleurstellend antwoord.
Niet minder droevig is voor den
werkgever de noodzakelijkheid, om
het aanzoek van den vlijtigen arbei
der, die geheel buiten zijn schuld
van werk is verstoken, te moeten
afwijzen. Dergelijke onaangename
ontmoetingen kunnen vermeden wor
den, als eenerzijds de werklieden van
allerlei soort te weten konden komen,
waar hun hulp wordt verlangd,
aan den anderen kant de patroon
gelegenheid vond, zich op een be
paalde plaats van de noodige werk
krachten te voorzien.
Ook dit laatste is niet van belang
ontbloot. Hoe vaak gebeurt het niet,
dat iemand een belangrijke aanne
ming gedaan of een omvangrijke
bestelling op zich genomen heeft: de
termijn van voltooiing of aflevering
is kort, kon hij nu maar een
I paar flinke lui krijgen, dan was
een groot bezwaar opgeheven. Het
plaatselijk advertentieblad schaft wel
raad, doch er gaan altijd eenige
dagen voorbij, eer men met heen en
weer schrijven tot een overeenkomst
kan geraken.
Intusschen voor de niet al te
groote gemeenten van ons land, waar
de industrie een geringe uitgebreid
heid heeft, zoodat zij als het ware
zich met eigen werkkrachten geheel
bedruipen kan, achten we de be
staande hulpmiddelen van gemeen
schap voldoende. De courant is daar
meestal voldoende voor de bemidde
laarsrol, om betrekkingen aan te
knoopen die de belanghebbenden
dan, zoo zij zulks wenschelijk achten,
verder kunnen voltooien. Dit kan nog
gemakkelijker gemaakt worden, door
in het plaatselijk orgaan een gere
gelde en weinig kostbare aankondi
ging van aanbod en vraag van werk
krachten, onverschillig van welken
aard, tot stand te brengen, en
waarbij des verlangd het redactie-
bureau de personen zelf tot elkander
kan brengen.
In groote plaatsen zooals Amster
dam en Rotterdam zijn diezelfde
middelen, hoezeer ook uitgebreid,
niet geheel voldoende, en vandaar
het verlangen tot oprichting van een
centraal-bureau, waar werklieden zich
zullen kunnen aanmelden, patroons
inzage kunnen nemen van het aan
tal en de adressen der beschikbare
werklieden. Zeker zal dit de relatiën
zeer vereenvoudigen, terwijl in het
gebouw, waar het bureau zetelt, ook
gelegenheid zou worden gegeven om
elkander te spreken en overeenkom
sten aan te gaan.
Over de toepassing van het zeer
practisch denkbeeld, waar omtrent
een Commissie van de hierboven
genoemde Maatschappij gerapporteerd
heeft, zullen we thans niet spreken.
Alleen nog de vraag: Plaatselijk of
niet? De Commissie, ofschoon de
gelegenheid voor het ïegistreeren
van werkkrachten van elders niet
wenschende uit te sluiten, is toch
van meening dat de «arbeidsbeurs"
hoofdzakelijk moet dienen voor de
vervulling van plaatselijke behoeften.
Ook wij gelooven niet dat het aan
beveling verdient, dat de werkende
klasse een nomadisch karakter aan-
neme. Voor jongelui moge het onder
zekere omstandigheden wenschelijk
zijn, dat zij zich van tijd tot tijd
eens verplaatsen, wie eenmaal
hoofd is van een gezin, moet, als 't
eenigszins kan, zich thuis kunnen
gevoelen in de gemeente waar hij
zich heeft gevestigd, zich medebur
ger weten van de anderen, het
leven van de plaats zijner inwoning
medeleven. Alleen in de bepaalde
noodzakelijkheid, of bij stellig voor
uitzicht van lotsverbetering, is ver
huizing naar elders te billijken.
Laat ons er ook aan denken, dat
men in de groote steden den van
elders komenden werkman niet altijd
goedgunstig is. «Die lui drukken de
arbeidsmarkt," dat woord is in
den laatsten tijd vaak gehoord. Vooral
in tijden van schaarschte van werk
ontdekt rnen dat dikwijls.
Toch kunnen ook elders wonenden,
die om welke reden dan ook ver
plaatsing begeeren, van de «arbeids
beurs" gebruik maken: niets belet
hun, zich op de registers te laten
inschrijven. Heeft er dan een aanbe
steding plaats gehad, tot welken uit
voering meer werkkrachten noodig
zijn dan zich voor 't oogenblik in de
eigen omgeving beschikbaar hebben
gesteld, of heeft de aannemer lieden
noodig die aan bijzondere eischen
van bekwaamheid voldoen, waarvan
er toevallig geen of niet genoeg in
zijn eigen stad buiten betrekking
en alzoo voor hem te krijgen zijn,
dan kan hij spoedig te weten komen,
waar en hoe hij in het ontbrekende
zal voorzien.
Moge de aanbevolen stichting dan
geen opheffing der werkeloosheid ten
gevolge kunnen hebben, als mid
del van publiciteit voor de groote
steden verdient de arbeidsbeurs,
zooals zij te Berlijn met goeden uit
slag werkt, aanbeveling.
«Het Bestuur der «Liberale Unie"
heeft een rondschrijven doen uitgaan, om
de liberalen in den lande te verzamelen
rondom één belasting-programma. De
conclusie daarvan is dat «de historische
lijn, die de liberale partij sinds 1848
volgde, nu uitloopt op: ontlasting van
de onevenredig zwaar gedrukte minder-
gegoeden, en progessieve inkomstenbe
lasting, hetzij in eens of door verschil
lende heffingen, een en ander zoo
spoedig mogelijk. Het Unie-bestuur voegt
er de bewering bij, dat de vroegere mis
lukkingen nooit het gevolg zouden zijn
geweest van «ernstige bestrijding van
het beginsel"
Volgens een te Nieuwer-Amstel
verschijnend weekblad, vervoegde zich
dezer dagen een welgekleed heer aan
»'t IJzeren Hek" van het raadhuis te
Nieuwer-Amstel, met de vraag:
«Bode, is de secretaris hier
«Neen, mijnheer, de secretaris is koffie
drinken. Had u over gemeentezaken te
spreken
«Ja I"
«Wil ik u dan aandienen bij den bur
gemeester?
«Dat ben ik zelf."
In elk tooneelstuk zou hier aangegeven
staan: beweging van den bode, en zoo
was het dan ook hier.
Kort en goed, de vreemdeling werd
binnengelaten en bleek nu, volgens zijn
naamkaartje, te zijn de heer Boers, oud-
burgemeester van Dinksperloo. Verder
bleek, dat onze waarnemende burge
meester en wethouders nog niets offici
eels van de benoeming wisten.
De vreemdeling werd niettemin met
onderscheiding ontvangen en, cp zijn
verzoek, door een deel der gemeente
geleid.
Zoo kwam men ook bij onzen palitie-
DOOR
MINORA.
40)
«Vergeten klonk een zacht verwij
tende stem, «vergeten, mama Neen I
daartoe heb ik te innig, te veel liefge
had."
«Natuurlijk I tegen uw beter weten in
hebt gij u overgegeven aan gevoelens,
die gij wist dat nooit verwezenlijkt kon
den worden I Eugenie, gij maakt u met
alle geweld ziek hel kan niet anders
deze overspannen denkbeelden werken
allernadeeligst op uwe gezondheid."
«Die bezit ik sinds lang niet meer,
mama, ofschoon ik zeker geloof," dat
het in mijn macht staat mijn leven door
zielskracht eenigszins te verlengen, maar
na dit bericht kan niets meer nadeelig
op mij werken."
Een kloppen aan de deur deed haar
afbreken en haastig sprak zij
«Dat zal Maggie zijn, mama I"
Zonder talmen opende de douarière
de deur en begroette Maggie met het
vriendelijkst, innemenst lachtje van de
wereld. Toch scheen zij in geen stem
ming te zijr, deze rol vol te houden nog
even lachend, en zij verliet de kamer met
een stuk papier in de hand, dat, hoewel
het eenigszins ineen gefrommeld was,
toch al den schijn had een brief te
zijn.
Eugenie en Maggie bevonden zich
alleen.
Bleeker dan anders lag Eugénie dit
maal tebed, door eenige hooge kussens
aan den rug ondersteund. De oogen
droegen sporen van tranen, welke zij on
gemerkt wilde afwisschen, doch die
nochtans aan Maggie's blik niet ontgaan
waren. Met een glimlach strekte Eugenie
de vermagerde hand tot haar uit.
«Welkom, lieve Maggie I" sprak haar
zachte stem, «welkom hier I Zonder uit
stel zijt gij gekomen, dat had ik bijna
niet durven hopen."
«Ik stond juist op het punt uit rijden
te gaan, maar bij de ontvangst van uw
briefje veranderde ik van doel, te meer
toen ik las, dat gij ongesteld waart. Wat
scheelt er aan, beste Eugenie, wat is de
oorzaak van uw onwel zijn
«Och, Maggie, haal eerst dat gordijn
eens op 't is hier zoo donker I"
Maggie voldeed aan haar verlangen,
maar toen zij weder tot het ziekbed
terugkeerde, schrikte zij van Eugenie's
vervallen gelaat.
«Zeker zijt gij reeds langer ziek ge
weest, Eugenie," liet zij zich onvallen.
«Vindt gij mij zoo veranderd
«O neen, dat niet!"
«Loochen het niet, Maggie I De spiegel
ontlokte mij heden morgen reeds de
zelfde opmerking. Ja, ik ben veran
derd en spoedig, zeer spoedig misschien
zal ik geen verandering meer te vreezen
hebben."
«Eugenie, spreek zoo niet I In welk
een droefgeestige stemming tref ik u
aan I Wat is hiervan de oorzaak Kom,
verberg mij niets, Eugenie, en deel mij
alles mede; misschien kan ik u helpen!"
«Gij hebt gelijk, Maggie I' sprak zij
eindelijk, «misschien zal het mijn gemoed
verlichten, zoo ik dezen steen van mijn
hart heb gewenteld. Zeg mij eens, Mag
gie, welken indruk heb ik wel op u gemaakt,
toen wij elkander voor het eerst te Bonn
zagen
Maggie glimlachte onwillekeurig bij
deze vraag.
«Welnu, zoo gij het dan weten wilt
een zeer aangename I" antwoordde zij
oprecht.
«Kunt gij u ooit voorstellen, dat ik
vroeger de grootste wildzang was en meer
ondeugende streken heb uitgevoerd dan
André
«Neen, voorwaar I" was het lachend
antwoord, «dat zoude ik nooit achter
uw kalmte en bedaardheid gezocht hebben;
ik kan mij u zoo ondeugend niet voor
stellen en heb u integendeel steeds als
het zoetste kind der wereld gedacht.
Wat bracht wel zulk een verandering in
u teweeg?"
Eugénie keek haar lang in de schoone
oogen en sprak toen langzaam
«Een groot, zwaar verlies, Maggie I De
dood van papa I"
Een wolk vloog over Maggie's gelaat
hoe smartelijk en pijnlijk dat verlies ook
was, toch benijdde zij het meisje deze
droefheid. Zij had ten minste een vader
gekend en hern betreurd, maar zij I
Helaas 1 zou haar vader het wel geweest
zijn, die haar den zoeten vadernaam had
leeren uiten zou haar vader wel een
oogenblik trotsch geweest zijn op dat
uitgesproken woord door die kleine kin
derlippen Och, hier twijfelde zij soms
aan
«Met wat stond die treurige gebeur
tenis dan in verband vroeg Maggie
eindelijk verstrooid.
«Met de geheele vormirg van mijn
karakter 1 Ten minste grootendeels. Weet
dan, Maggie, dat mijn vader mij zeer
lief hadhjj noemde my steeds zyn lie
velingetje, zijn hartelap, ja, ik weet niet
meer, welke liefelijke namen hij al niet
verzon om mij van zijn innige vader
liefde te overtuigen. Met minder woorden
had hij trouwens hetzelfde kunnen ver
krijgen mijn liefde. Ik hechtte mij met
al de kracht van een jeugdig gemoed
aan den geliefden vader en wist mij bij
slot van rekening geen beter, edeler,
liever, hartelijker mensch voor te stellen
dan dezen vader. Mijn marna had ik zeer
lief, maar wat mij tot papa trok en aan
hem hechtte was iets onbegrijpelijks.
André en ik scheelden tamelijk veel
in leeftijd, en misschien lag het wel
daaraan, dat wij nooit een uurtje zonder
kibbelen bij elkander konden doorbren
gen des te meer sloot ik mij daarom
aan papa aan, die al mijn klachten met
gewillige ooren aanhoorde. Toentertijd
wist ik niet anders of hij hield evenveel
van André als van mij, ofschoon ik nooit
die zoete woorden vernam, maar daar
voor was hij dan ook veel ouder en een
jongen.
{Wordt vervolgd