NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
N. 93.
Zaterdag 21 November 1885.
Veertiende Jaargang
Maggie Wilson.
VOOR
abonnementsprijs
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Uitgever A.M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentiên:
Naar aanleiding van een zot geschrift.
Feuilleton.
BINNENLAND.
AMERSFOORTSGHE COURANT.
Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Bijk.
Afzondert ij ke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdags en Vrijdags.
Van 16 regels f 0.40iedere regel meer B Cent.
Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Een bekend criticus ontving eens
van zijn uitgever een vlugschrift ter
inzage, met verzoek er zijn oordeel
over te willen zeggen.
De recensie was een model van
beknoptheid.
«Ofschoon deze brochure te dwaas
is om alleen te loopen, zou het toch
niet wenschelijk zijn dat de schrijver
haar een gezellin toevoegde."
Deze historie kwam ons weder
voor den geest, toen we kennis
maakten met een dezer dagen ver
schenen boekske van 40 bladzijden,
en dat den veelbelovenden titel voert
van «Eene aanwijzing hoe in de school
voor kosteloos onderwijs een krachtig
middel te vinden is om Armoede te
overwinnen."
Armoede overwinnen, 't is
waarachtig geen kleinigheidDe hel
derste koppen denken er zich stomp
op, en de geheele strijd der mensch-
heid is er op gericht, om deze vijandin
van ons geluk het terrein duim voor
duim te betwisten. Dat die worsteling
hopeloos is, we zullen de laatsten
zijn die het beweren; maar zij is
een arbeid van vele geslachten en
misschien van eeuwen.
En nu zou het te Apeldoorn bij
de firma Pull uitgegeven hoekje,
schrijver is de heer B. J. Bouw
meester Wz., opeens een licht
doen opgaan over het moeielijkste
aller vraagstukken, en we zouden
slechts 50 cents te offeren hebben
om ons in het schijnsel van dat licht
te mogen verheugen? De tijd is dus
nabij, waarin de strijd zal zijn ge
ëindigd, en we, na aanwending
van het middel of de middelen, door
den schrijver aanbevolen, de wapens
kunnen nederleggen, omdat elk men-
schenkind in het genot zal zijn van
een bescheiden mate van welvaart?
Welk een uitkomst!
We zullen met weinig woorden het
stelsel van den schrijver pogen terug
te geven.
Op de kostelooze school ontvangt
het kind zijn schoolbehoeften, lei en
boek, gratis. Op elk dier voorwerpen
wordt de prijs aangeteekend en het
gezamenlijk bedrag op zijn naam in
een boekje geschreven. Gaat hij nu
naar een hoogere klasse, dan krijgt
hij daar weer andere leermiddelen,
natuurlijk ook gratis: maar de oude
worden ingenomen voor de getaxeerde
waarde, en dat bedrag wordt eigen
dom van het kind. De schatting ge
schiedt stuksgewijs door een commis
sie van taxateurs
Ge lacht, lezer? Och, doe dat niet,
want de schrijver beeft het inderdaad
ernstig gemeend. Misschien wordt ge
nog wel lid van zoo'n commissie van
schatters, begin u maar alvast te
oefenen in de niét gemakkelijke kunst
om de juiste waarde te bepalen van
een beduimeld exemplaar van het
zooveelste stukje van Bouman dat
nieuw een kwartje kost, of van een
lei waarvan slechts" één der lijsten
aan verlamming laboreert.
Klaarblijkelijk is hier uitgegaan
van de stelling, dat een kind zijn
schoolbehoeften zou mogen vernielen,
of althans er zoo liardhands mee
omgaan dat ze, na door hem gedu
rende den bepaalden tijd gebruikt te
zijn, voor niemand meer deugen.
Doet hij 't niet, dan maakt hij zich
verdienstelijk, en deze verdienste
wordt omgezet in klinkende munt,
wordt aangewend om den jeugdigen
scholier, als loon voor de beteugeling
zijner boekverslindende lusten, tot
kapitalist te maken.
Want dat is de quaestieherschep
alle proletariërs (niets-bezittenden)
in kapitalisten, en de armoede zal
hebben opgehouden te bestaan.
Het middel ziet er gek uit, en
terecht zegt een beoordeelaar in «De
Werkmansbode", tevens een plaats
genoot van den uitgever: «Verbeeld
u een vader, die tegen zijne balda
dige kinderen zegt: jongens, als je
me dit jaar nu eens niet den boel
vernielt, dan zal ik het geld, dat ik
DOOR
MINORA.
50)
Wel zeker hebben wij beiden het recht
elkander als oude kennissen te mogen
begroeten," vervolgde hij iets zachter,
«ik kende u reeds als de jonge gravin
Maggie Wilsor. en voorzeker had ik
het nooit achter dat levenslustige meisje
gezocht, dat zij zich met een man zou-
kunnen verbinden, die wel haar vader
had kunnen zijn 1"
Bij de laatste woorden, op sarcasti-
schen toon gesproken, was zyn stem
tot een fluisteren gedaald, doch de blik,
waarmede hij Maggie aanzag, getuigde
van geen inwendigen strijd. De schrik,
die zich van de jonge vrouw had mees
ter gemaakt bij het plotseling wederzien
van den verreweg gewaanden Maurits,
benam haar voor een oogenblik haar
tegenwoordigheid van geest en als werk
tuiglijk ontbladerde zij de frissche
rozen, terwijl de borst naar adem
hijgde.
anders voor herstelling moet uitge
ven, onder jelui verdeelen!"
Maar men gevoelt wel, met die
enkele centjes en halve centjes in
een jaar, ofschoon zij ontegenzegge
lijk in den wetenschappelijken zin
kapitaal mogen heeten, vormt men
gedurende het korte tijdperk van het
schoolgaan niet, wat de practijk des
maatschappelijken levens kapitalisten
noemt. De schrijver der brochure
voelt dat ook, er moet dus wat
bij komen. Schr. stelt voor dat er
voor elke school van 250 kinderen
100 menschenvrienden komen, die
jaarlijks ieder 5 gulden moeten
geven.
Ei, waait de wind uit dien hoek
Dat is dus kapitalistenkweekerij op
kosten der openbare liefdadigheid
Och, zoek er dan nog maar 50 bij,
het papier waarop men brochures
schrijft is geduldig, en al de om
slag van die ouwe-leien-schatting,
die de schrijver wellicht afgekeken
heeft van de driemaandelijksche klee-
dingtaxatie bij de militairen en in
dat geval niet eens aanspraak mag
maken op oorspronkelijkheid, wordt
overbodig. De kinderen moeten dan
maar, zonder uitzicht op geldelijke
belooning, zuinig op hun boeken en
andere leermiddelen zijn. Dat is nog
wèl zoo goed.
En hoe zullen nu die 500 gulden
besteed worden? De vlijt der kinderen
zal beloond worden, met kaartjes.
De gelden, jaarlijks besteed aan prijs-
uitdeelingen, aan uitstapjes, school
feesten of andere middelen die ge
woonlijk worden aangewend tot be
vordering van getrouw schoolbezoek,
zullen bij het grondkapitaal gevoegd
worden, en deze gezamenlijke kas
wordt nu, door bijschrijving op de
boekjes, verdeeld in reden van de
uitgereikte kaartjes, die, naar gelang
van den staat der fondsen, een waarde
zullen hebben van een kwart cent
of minder.
Ze zijn dus waarlijk nog aan koers
onderhevig ook
Doch gesteld, we konden wegens
het doel vrede hebben met de mid
delen. Overwinning van de armoede
zou zulk een heerlijke zegepraal we
zen, dat we volkomen bereid zijn
over een massa bedenkingen heen te
stappen, indien het oogmerk wezen
lijk bereikt kon worden.
De heer Bouwmeester berekent,
dat bij het verlaten der school de
oud-leerling in het bezit zal zijn van
hoogstens twintig gulden. Hij is dus
kapitalist geworden.
We kunnen dat zoo precies niet
nacijferen. De berekening zal wel
nauwkeurig zijn.
En dat is alles? Twintig gulden
op twaalf- of dertien-jarigen leeftijd
te bezitten, is gewis een voorrecht
dat niet iedereen ten deel valt. Hoe
zal het evenwel daarna loopen? De
jongen gaat op een ambacht, het
meisje in een dienst, er zal een
stuk gereedschap, er zal stellig een
of ander kleedingstuk noodig zijn en
weg is het kapitaal.
Bovendien gelooven we dat de
meeste ouders, tijdsomstandighe
den als we nu beleven eens buiten
aanmerking gelaten omdat ze niet
als de normale zijn te beschouwen,
indien ze dat met allen ernst willen,
wel in staat zullen zijn, zoo noodig,
en buiten de publieke liefdadigheid,
hun kind op gezegden ouderdom een
som van twintig gulden te verzekeren.
Een kleine bezuiniging op niet be
paald onvermijdelijke uitgaven, in
sommige gevallen vader elke week
een paar borreltjes, één borreltje per
kind, minder, en we zijn er.
Zegt niet dat zulks een onredelijke
eisch is. Zelfs nu, bij al de klachten,
en de zeer gegronde klachten over
gebrek aan arbeid, zal niemand dur
ven beweren dat werkeloozen en
kroeghouders elkander totaal vreemd
blijven.
Mogelijk hecht men wel een hooge
zedelijke waarde aan het beginsel
van orde en van spaarzaamheid, dat
aan het onmogelijke plan van den
schrijver ten grondslag ligt?
Wij ook. En daarom zijn we vóór
de schoolspaarkassen, ondanks de
door niets bewezen bewering van den
schrijver, dat zij de oorzaak zijn van
bedelen en diefstal, van hoovaardij
en ijdelheid. Schr. van dit artikel
staat sinds jaren tot zulk een in
richting in nauwe betrekking, maar
heeft nooit iets van die treurige ge
volgen kunnen waarnemen.
Maar in de eerste plaats zijn het
de huisgezinnen, waar de begrippen
van vlijt, spaarzaamheid en orde, van
nauwlettend plichtgevoel zonder loon-
dienerij, moeten worden gewekt en
aangekweekt, door voorbeeld en door
leering. Geschiedt zulks algemeen,
dan zal de maatschappij niet onder
gaan, dan zal de armoede tot steeds
enger grenzen worden teruggedron
gen. De school, en vooral de school
voor kosteloos onderwijs, kan daarbij
krachtige hulp bieden, doch meer
dan den goeden invloed van het ge
zin versterken, kan zij niet.
Aan het slot behoeven wij ons
oordeel over deze mislukte voorstel
len tot bestrijding van het pauperisme
niet te resumeeren.
De Tweede Kamer heeft de Indi
sche begrooting met 66 tegen 2 stemmen,
die van de heeren W. K. van Dedem
en Keuchenius, aangenomen.
Dag en uur voor de verdere behande
ling der agenda zullen nader aan de
leden worden medegedeeld gedurende
het sectie-onderzoek.
De heer Oldenhuis Gratama, lid
der Tweede Kamer, is ernstig ongesteld,
zoodat hij vermoedelijk geruimen tijd de
zittingen niet zal kunnen bijwonen.
G. S. van Gelderland hebben met
handhaving van de verklaring van den
geneeskundigen inspecteur voor Gelder
land en Utrecht, houdende afkeuring van
het schoolgebouw te Zoelen, als schade
lijk voor de gezondheid, het daartegen
ingesteld beroep door den gemeenteraad
van Zoelen ongegrond verklaard.
«Werner I" klonk het duizendvoudig
in haar ziel; «Werner I" weergalmde
het als een wreede echo«Werner
fluisterde het als een wegstervend lied
maar de lippen bleven krampachtig ge
sloten.
Het tweede gelui liet zich hooren.
Eindelijk deed zij zich geweld aan,
en de booze demon, waarmede zij te
kampen had gehad, scheen overwonnen.
«Hebt gij nooit edeler bedoelingen
achter deze handelwijze gezocht dan
beklaag ik zeer uw doorzicht in dit ge
val. Deze gedachte doet u geen eer aan,
mijnheer werner 1"
Uiterlijk trots als een koningin, inner
lijk geknakt van droefheid en wanhoop
wendde zij zich zonder antwoord af te
wachten, van hem af en schreed den na
derbijtredenden Oswald tegemoet, die
met verwonderden blik den somberen
vreemdeling monsterde.
«Wie is die heer, die tot u het woord
richtte, Maggie vroeg [hij vriendelijk.
«Telkenmale wanneer ik boven voorbij
wandelde, zag ik dat donkere oog onop
houdelijk op u gevestigd kendet gij
hem?"
«Hij beweert mij ten minste te ken
nen waarschijnlijk een mijner vroegere
danseurs."
„Of adorateurs 1 schertste Oswald, haar
arm in den zijnen leggend.
Door aandoening en strijd overweldigd
scheen Maggie het loopen moeilijk te
vallen wat er het zijne nog toe bijdroeg
weet ik niet, maar zij struikelde over de
eerste trede der trap terwijl de waaier
haar uit de hand viel.
„Maggie I wat overkomt u, mijn kind?"
vroeg Oswald bezorgd, terwijl hij haar
oprichte en den waaier vast hield.^„Toch
geen pijn gedaan niet waar
„Och neen, niets, Oswald I" antwoordde
zij verward, luid lachend, „ik zag die
trede niet goed."
Een nauwkeuriger opmerker dan Oswald
op dit oogenblik zou in dien zenuwach-
tigen aanval van lachen iets gedwongens
hebben opgemerkt de tranen, die in
haar oogen opwelden, werden met kracht
terug gedrongen de blos, die nog zoo
even over het schoone gelaat verspreid
lag, had voor een matte bleekheid plaats
gemaakt.
„Laat ons liever naar huis gaan, Oswald!"
smeekte Maggie, haar hoofd tegen zijn
schouder vlijend, „laat ons liever heen
gaan, ik gevoel mij zoo afgemat."
Toen Maggie den volgenden morgen uit
een onrustigen slaap ontwaakte, stond de
zon reeds hoog aan den 'hemel en be
scheen zij met haar vriendelijke stralen
alles, wat leefde. De vogels tjilpten, alsof
het zomer wasaan de heldere lucht
zweefden slechts hier en daar lichte
wolkjes.
Onwillekeurig begroef Maggie het moe
de hoofdje weer in de zachte kussens en
sloot het oog.
Wie kent niet dat gevoel, waarmede
men uit een onrustige sluimering ont
waakt met dat flauwe bewustzijn van
iets droevigs, dat het hart zoo pijn doet;
wie kent niet dat hopeloos gevoel,
dat het hoofd nog dieper in de kussens
doet drukken met de stille hoop om nog
eenmaal terug te kunnen zinken in de
zoete vergetelheid van den slaap al
staat de zon reeds hoog aan den hemel?
Met dit gevoel ontwaakte Maggie uiteen
onrustige sluimering.
Het voorgevallene met Maurits scheen
haar een pijnlijke droom toe, te wreed
om waar te kunnen zijn; hoe kwelde
haar de overtuiging dat alles waarheid
was, hoe folterde haar het bewustzijn,
dat zij Maurits gezien en gesproken had...
arme Maggie 1 arme gevangene In wel
ke boeien heeft men u geklonken Uw
gevangenis is wel van goud, maar de
vrijheid, waartoe gij u met onweerstaan
bare macht voelt aangetrokken, ont
breekt u 1
Inderdaad dwaalde Maggie, toen zij
eens meende genoeg kracht te bezitten
om al deze herinneringen niet alleen,
maar ook de noodlottige liefde tot Mau
rits Werner uit haar hart te bannen.
Deze beelden waren slechts ingesluimerd
doch gingen niet den zoo vurig gewensch-
ten doodslaap in, die hun bevolen was
geworden.
Maggie dwaalde, toen zij meende alles
te kunnen opofferen voor Oswalds geluk;
nu eerst gevoelde zij ten volle hoe
pijnlijk haar deze band des huweljjks
knelde.
Al haar gewaande vastheid van voor
nemens en verwachtingen leden schip
breuk bij Maurits' wederzien.
Nochtans besloot zij niet langer te
talmen met Oswald alles mede te deelen,
wat eens tusschen haar en Maurist Wer
ner had bestaan.
Onmiddellijk besloot zij aan deze stem
gehoor te geven en na zich spoedig ge
kleed te hebben, begaf zij zich naar
Oswalds vertrek.
Dit was echter ledig en verlaten en
op haar vraag waar de graaf zich bevond,
wist men slechts te antwoorden, dat
mijnheer zoo juist was uitgegaan.
Word vervolgd).