IEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND. N. 95. Zaterdag 28 November 1885. Veertiende Jaargang Van oplichters en slachtoffers. Maggie Wilson. abonnementsprijs VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. advertentiên: BINNENLAND. F euillet on. AMERSFOORT II [lUliNT. VOOR Per S maanden 1.Franco per post door het geheele Kijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezendenjiiterlijk Dinsdags en Vrijdags. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. Van 16 regels 0.40iedere regel meer 6 Cent. Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. »Wie lui is, moet leep zijn," zegt een bekend spreekwoord. Inderdaad, als iemand, die geen eigen middelen bezit, en evenmin fmanciëele ver wachtingen voor de toekomst kan koesteren, toch door de wereld wil trachten te komen zonder werken, dan behoort hij daartoe een niet alledaagsche mate van slimheid aan den dag te leggen. Zoo zou men althans meenen, maar het is zoo niet. Verbazen moet men er zich over, hoe gemakkelijk het valt lieden te bedriegen die zekere voorbeschiktheid hebben om in deze onvolmaakte maatschappij den rol van dupes te vervullen. In onzen tijd van geleerdheid, van scherpzinnig onderzoek, van logisch concludeeren, van polemiek en critiek, en van de hoogdravendste of diepzinnigste levensbeschouwing, gebeurt bet nog alle dagen dat personen die met den naam van botterikken vol strekt niet gediend zouden zijn, er op de alleronnoozelste manier inloo- pen. Het is nog precies als in de eeuw van Horatius, toen het vMun- dus vult decipi" werd geschreven. En dat er niet weinigen bestaan, die van hun kant het decipiatur ergo er aan toevoegen, is betreurenswaar dig doch niet onverklaarbaar. Ja, de wereld wil bedrogen zijn. Hoe zou het anders mogelijk kunnen wezen, dat dezelfde middelen tot oplichterij tallooze malen en precies op dezelfde manier werden gebezigd, al hebben de couranten ze ook in alle geuren en kleuren bekend ge maakt door haarfijn de gevallen te vertellen waarbij ze zijn aangewend? Handelaars in kostbaarheden krijgen bezoek van totaal onbekende lui, die hun alles en nog wat laten uitpak ken, nu dit dan dat in de hand ne men, vergelijken, tot geen keus kun nen geraken en eindigen met een kleinigheid te koopen terwijl ze mid delerwijl het een of ander stuk van waarde hebben weggemoffeld. Dat kunstje wordt telkens herhaald en gelukt meestal. Of men verlangt zóó veel armbanden, zóóveel horloges op zicht, Mevrouw kan moeielijk uit en wenscht een cadeau te kiezen voor haar echtgenoot, er gaat een jongen mee, natuurlijkmaar eer de jongen nog gedacht heeft aan de mogelijkheid verschalkt te worden, is hij zijn vrachtje reeds kwijt en de patroon heeft er het nakijken van. Niet daze, maar gene wordt in dit geval voor uilskuiken uitgemaakt: dat is maar een kleine, onwillekeurige persoonsverwisseling. De zaak komt iu de courant, de lie den geven hun commentariën ten beste, »hoe kon de man ook zoo onvoorzichtig zijn" en dergelij- ken, en den volgenden dag wordt hetzelfde spelletje op een andere plaats en onder gewijzigde omstan digheden met evenveel succes her haald. Somtijds gebeurt het, dat er bij de uitoefening van het oplichtersvak zekere virtuositeit aan den dag wordt gelegd: stond daar aan de andere zijde een weinig doorzicht tegenover, dan zouden de kansen niet zoo erg ongelijk zijn. Een voorbeeld levert het geval van «kapitein Bailey." Daags vóór het onlangs te Brussel gevierde 50 jarig jubilaëum van de artillerie-divi sie der schutterij (gewapende burger wacht) aldaar, komt beurtelings bij den commandant en bij den burge meester een officier in vreemde uni form. Hij is, zegt hij, Engelsch kapi tein, met toestemming van zijn gou vernement tijdelijk in Belgischen dienst, en thans door de Regeering te Belgrado belast met het koopen van kanonnen in België. Verlangende het militair feest eener bevriende natie bij te wonen om op die wijze een betuiging van sympathie te geven, krijgt hij, zonder dat een dier beide hooge personages er aan denkt eenig bewijs voor zijn identiteit te vragen, de toegangskaarten voor het feest, waar hem veel onderscheiding te beurt valt wegens zijn net optreden. Den volgenden dag gaat hij overal in de stad inkoopen doenvan kle dingstukken, kostbaarheden, sigaren, wijnon, enz. Overal betaalt hij met aanwijzingen op «zijn kassier." 's Avonds vertrekt hij, uitgeleid door eenige zijner nieuwe kennissen in de burger-militaire wereld en daar ter stede vertoevende Engelschen. De kasbriefjes waren natuurlijk valsch en nergens wist men iets van een kapitein Bailey af. Thans is de op lichter, die Cooke heet, en reeds geruimen tijd, nu hier, dan daar «werkte," gearresteerd in een loge ment te Mechelen, waar hij ook al weer verblijf hield op kosten van zijn dupes. Een soortgelijk geval doet zich voor te Berlijn, met dit onderscheid dat de held van het verhaal veel minder talent in 't bedriegen toont, hetgeen niet belet dat het getal zijner slachtoffers legio is. Ook deze snuiter is in handen van de justitie, en zijn proces brengt ongeloofelijke dingen aan den dag. «Baron Fren- kel" soms noemt hij zich ook dr. heeft overal, in Frankrijk, in Engeland, in Amerika, geld weten te krijgen. Nu eens richtte hij een vennootschap op waarvan hij de eenige aandeelhouder was, met een bedrijfskapitaal van nihil, en alle bankiers liepen in den val, als hij maar met zijn bluflerige verhalen voor den dag kwam; dan weer deed hij zich voor als generaal, en gaf hoog op van zijn relatiënhij was door een der Rothschilds als pete kind erkend, behoorde tot de inti- men van Bismarck, had eens de Keizerin van Rusland accoucheurs- dienst bewezen, ging familiaar om met den prins van Wales, en al dergelijke praatjes meer, waarvan het totaal onbegrijpelijk is dat iemand er ook het geringste deel van als goede munt aannam. Maar wien de goden verderven willen, die slaan zij met blindheid, totdat eindelijk, nadat de Berlijnsche koopmansstand geruimen tijd de klandizie van den voornamen «baron" had genoten zonder dat men de kleur van zijn geld heeft kunnen ontdekken in het eerst betaalde ook hij met kas briefjes die niet valsch waren, later liet hij alles maar oploopen en dat hij onbeperkt crediet had spreekt van zelf, de kruik gebroken is die zóó lang te water ging. En nu de moraal van dit alles. Kijk, als de lui zich zoo gemakkelijk laten bedriegen, dan fokken zij daar door een ras van speculanten op de publieke lichtgeloovigheid. Het is dus in het algemeen belang, dat de men- schen een beetje meer hun verstand gaan gebruiken, het eenvoudig bur germans gezond verstand, dat met geen geleerdheid of spitsvondigheid gepaard behoeft te gaan. De onnoo- zelen maken de oplichters. Als die boosdoeners ten slotte gesnapt wor den, dan moeten wij, de staatsbur gers, hun nog huisvesting en den kost geven op den koop toe, omdat het moeielijk gaat hen met een pak slaag weer weg te sturen; dus be rokkenen zij ons dubbel nadeel. Zou het niet aan te bevelen zijn, wat minder goedgeloovig, vertrouwend en schaapachtig te worden? Ja, maar dan moeten de eerlijke lui ook wat beter meedoen. Als iemand in een onbekenden winkel komende, eens wat scherp werd gadegeslagen, zonder dat daarbij de eischen der beleefdheid uit het oog werden verloren, dan zou hij dat als een beleediging willen beschouwen, hem persoonlijk aangedaan. Wel, dat is totaal mis. Laat elk koopman, 1 om zich voor afzetterij te vrijwaren, zooveel maatregelen van behoedzaam- beid nemen als hij verkiest, dat is niets meer dan plichtmatig. Wie deze opvat als krenkend voor zich, j toont daarmee dat hij er een kiesch- heid van verdacht allooi op nahoudt. En wanneer we dit met elkander eens zijn, dan hebben we ook recht om den mannen van den handel, als zij worden beetgenomen, toe te roe pen «Waarom neemt ge ook geen voorzorgen in acht en past ge die niet toe op alle onbekenden, onder welk voorwendsel ze ook willen trachten u te berooven?" Door de Kamer van Koophandel te Utrecht is de aandacht der regeering gevestigd op de wenschelijkheid van eene telephonische verbinding langs de lijnen van 's Rijks telegraaf van Utrecht met de groote koopsteden Amsterdam en Rotterdam. Te Winterswijk worden pogingen gedaan tot het verkrijgen van een spoor weg van Winterswijk naar Coesfeld (in Westfalen), De heer J. Willink, die vroe ger den Ned. Westfaalschen spoorweg en de lijn Enschede-Zevenaar tot stand bracht, heeft daartoe onderhandelingen aangeknoopt met eenige Duitsche indus- trieëlen, om gezamenlijk concessie aan te vragen voor de voorloopige werkzaam heden. De kosten worden geraamd op f6000. Dinsdagavond werd te Amsterdam in het Café Zincken aan de De Ruyter Kade eene vergadering van sociaal-democraten gehouden, die voor deze heeren oproer kraaiers op een allesbehalve prettige wijze eindigde. De vergadering werd van het begin af bijgewoond door den commis saris van politie, den heer Stork bene vens twee inspecteurs en een paar recherche-beambten, die aan weerszijden van het spreekgestoelte (een groot houten Catheder waarop met reusachtige letters y>Bier iO cents per glas") plaats namen. Nadat door Penning de gemoederen der toehoorders wat waren opgewarmd trad de beruchte Forluijn op ter behandeling van de vraag «Wie zijn de moordenaars?" Natuurlijk wist hij zijne redezoo interich- ten, dat per slot van rekening de regeering en de regeerende klasse voor moorde naars werden uitgemaakt. Hierop ver- DOOR MINORA. 51) „Vaarwel, vaarwel, mijn lieveling God heeft het niet anders gewild. Hij zegene dan uw levenspad en bescherme uw hart Laat Hij thans nog in mij dooden wat sterfelijk is maar slechts niet uw beeld uit mijn ziel wisschen o God, want dat is immers onsterfe lijk r Na het oogenblik, waarop de douairière van Langenfeld Eugenie tot kalmte had gebracht, toen zij haar zoo geschokt naar lichaam en ziel in Andre's kamer vond en nog zoo weinig van de verpletterende waarheid wist na dat oogenblik was het met alle rust gedaan. Het grensde aan het onmogelijke Eugénie langer dan hoogstens een uurtje bedaardheid .en kalmte op te leggen. Het meisje scheen als door een kwel geest geplaagd, terwijl de onbestaan- baarste wenschen en vragen haar door het hoofd gingen. In dezen toestand, die voor de douairière onbegrijpelijk was, verhaalde Eugénie haar in korte woorden het ge beurde tusschen André en Maggie hoe zeer deze was gewroken geworden, en ten laatste de treurige mare hoe André, door waanzinnigen haat en berouw ge dreven, was overgegaan tot een lafhartig ontvluchten met het plan nooit weder te keeren. Dit laatste evenals ai het andere werd moedig doorgestaan alleen den smaad, op haar naam geworpen, kon zij niet verdragen. Slechts in naam was André haar zoon geweest, geen band van moederlijke liefde was het, die haar aan hem bond. Nochtans bleven de talrijke onderzoekingen niet uit, die den verdwenene golden, ofschoon zij "door geen de minste uitkomst bekroond werden. Nog dienzelfden avond verzond Eugé nie Maggie's brieven aan Werners adres, hetwelk hij had achtergelaten. Den volgenden morgen bekroop haar het ver langen naar de vriendin, die zoozeer on der de handelwijze van haar broeder moest lijdendoch streng verbood de dokter de geringste nieuwe opwinding of ontmoeting. Maggie had op haar eerste bezoek belet ontvangen, hetwelk haar uitermate bevreemdde, daar haar de reden hiervan nog geheel onbekend was. Ook haar tweede bezoek was afgewezen en ontmoedigd over dezen uitslag was zij huiswaarts gekeerd. Dagen waren voorbijgegaan en het verlangen naar Maggie maakte de zieke meer en meer onrustig. De hoest werd meer aanhoudend en Eugénie leed onuitsprekelijk veel. Aan opstaan viel thans niet meer te denken. Langzamerhand werd de ziekenkamer een stiller verblijf; slechts weinige woordei^ ontsnapten aan Eugénie's lippen "dL "ineestal stijf op elkander gesloten bleven. Een half uur moest Maggie bewuste loos gelegen hebben toen zij ontwaakte, vond zij Oswald voor haar geknield, de koude kleine hand der jonge vrouw in de zijne geklemd. Een kwartieruurs na Maurits heengaan was hij te huis gekomen en, onbewust van iets onaangenaams, het benedenver trek binnengetreden, waar hij Maggie in dezelfde houding |vond, waarin Maurits haar had vaarwel gezegd. De ring, de verbrande brieven, ten laatste de toestand van Maggie zelf deed hem in de grootste spanning ver- keeren. De dienstbode te ondervragen was zijn eerste inval, die echter niets anders te zeggen wisten, dan dat een heer me vrouw de gravin bezocht had Onwil lekeurig schoot hem Maggie's verklaring te binnen «later, Oswald, later Eens zal ik tot u komen en vragen Oswald, vergeef mij en dan dat plotseling onwel worden op gisterenavond, nadat die vreemdeling zich tot haar had ge wend In jdeze onzekere stemming bracht hij een half uur aan Maggie's zijde door, die met geen eau-de-cologne of water de oogen waren te openen, Langer bleven zijne pogingen evenwel niet vruchteloos; eindelijk ontsloot Mag gie langzaam liet doffe oog. Zij onttrok haar hand niet aan de liefkozingen van Oswald, die haar een zachten kus op het voorhoofd drukte en fluisterend vroeg: „Wat is er gebeurd, Maggie, mijn kind! Zijt gij plotseling onwel geworden Wat deed u in dezen toestand ge raken Hij was besloten het aan haar alleen over te laten over het verborgen ge heim te spreken, een geheim, welks leed hij nu vermeende te begrijpen. Een flauwe lach speelde bij deze belangstel lende vraag om haar lippenzij ant woordde niet. „Wilt gij mij ook nu niet mededeelen wat u deert? Uw toestand komt mij on begrijpelijk voor 1" Hoe moedig Maggie ook het denkbeeld had opgevat Oswald alles te verhalen, thans ontzonk haar bijkans den moed daartoe, en ten tweeden male nam zij de toevlucht tot een verontschuldi ging- ,,'t Zal wel spoedig overgaan, Oswald! Let er maar niet op. De vermoeienis van gisterenavond kan er misschien oorzaak van zijn. Ik heb zware hoofdpijn." „Hoofdpijn of hartpijn, Maggie vroeg hij, haar ernstig aanziende, terwijl een onuitsprekelijk weemoedige uitdrukking op zijn gelaat lag, „waarom doet gij zelve mijn innig geloof aan uwe liefde in twijfel overgaan U kwelt een innerlijk leed Maggie," vervolgde hij, toen de jonge vrouw zweeg „ik herhaal hetgeen ik u reeds eenmaal gezegd heb: gij lijdt, en ik meen thans te weten, welke de smarten zijn die uw hart ver vullen. Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1885 | | pagina 1