NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
Maggie Wilson.
N. 97.
Zaterdag 5 December 1885.
Veertiende Jaargang
abonnementsprijs
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
advertentiên:
Een onvoldoend antwoord.
BINNENLAND.
Feuilleton.
AMERSFOOBTSCHE COURANT.
VOOR
Per 3 maanden 1.Franco per post door het gcheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdags eu Vrijdags.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, A m e r s fo o r t.
Van 16 regels 0.40iedere regel meer B Cent.
Adverteuticn viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Een Minister van Oorlog, die toe
stemt voor zijn Departement wat al
te veeleischend geweest te zijn, zal
er vermoedelijk nooit komen. Het
schijnt wel een eigenaardigheid te
wezen van het beheer der landsver
dediging, dat er op de raming van
uitgaven altijd beknibbeld moet wor
den, wil men haar eenigszins het
peil doen naderen, door de draag
kracht der ingezetenen aangegeven.
»Indien gij den vrede wenscht,
bereid u dan ten oorlog." Met dit
bekende, en in onze negentiend'
eeuwsche staatkunde helaas klassiek
geworden woord stuurt men gewoon
lijk degenen naar huis, die op ver
mindering van uitgaven voor het
defensiewezen aandringen.
Doch hierbij wordt op één ding,
naar onze bescheiden meening, niet
genoegzaam gelet. De weerkracht
van een natie, en niet het minst
van een kleine natie, bestaat niet
uitsluitend in den toestand van zijn
forten, het kaliber van zijn kanon
nen, het aantal zijner soldaten. Wat
baat het, een sterk leger te bezitten,
wanneer op het oogenblik dat een
strijd aanvangt het volk reeds is aan
het eind van zijn financieële hulp
middelen, als het, om die doode
en levende strijdkrachten te bekosti
gen, door zware belastingen is uit
geput, als datgeen, wat terecht
de zenuw van den oorlog is genoemd,
ten eenenmale ontbreekt?
Wanneer een Regeering leening
op leening moet stapelen om het
staatsbudget te doen sluiten, en dat
hoofdzakelijk voor militaire doelein
den, dan wordt met de eene
hand meer afgebroken dan met de
andere opgebouwd.
De schriftelijke gedachtenwisseling
over het VlIIe hoofdstuk der eerlang
in behandeling komende staatsbegroo-
ting voor 1886 toont aan, dat in dit
opzicht de algemeene regel hier weer
trouw gevolgd wordt. Op de klacht,
in de Afdeelingen der Tweede Kamor
geuit over de stijgende uitgaven,
antwoordt de Minister eenvoudig:
«Overtuigd dat het noodig is bij de
inrichting onzer weerbaarheid reke
ning te houden met de linanciëele
draagkracht der natie, verbieden hem
zijn plicht als minister en zijne ver
antwoordelijkheid voor den toestand
van het krijgswezen, tot eene ingrij
pende vermindering van het Vllle
hoofdstuk mede te werken."
En daarmee kunnen de klagers
scheep gaan.
Toch is de Minister niet geheel
onhandelbaar: integej^leel, »hij is
bereid de uitgaven over eenigszins
langeren tijd te verdeelen, sommige
uitgaven nader uit te stellen en de
ramingen te verminderen ten gevolge
van de daling der prijzen van de
levensmiddelen." Ja, zóóver gaat die
bereidwilligheid, dat van een aan
vraag van f 62.000 voor den aankoop
van twee, zegge twee kanonnen met
affuiten, dit jaar slechts een gedeelte
op de begrooting wordt gebracht.
Een bedenking, die we hebben te
gen de Memorie van Antwoord op
het Voorloopig Verslag, aan welk
antwoord de .evenvermelde bijzonder
heden zijn ontleend, betreft de
schutterijen.
Men herinnert zich, hoe eenige
maanden geleden een Koninklijk
Besluit uit de lucht is komen vallen,
bepalende dat de schutterijen gebracht
moeten worden op de getalsterkte
door het laatste bevolkingscijfer aan
gegeven, zoomede dat daar, waar
tot dusver geen dienstdoende schut
terij is geweest, deze moet worden
georganiseerd als de bebouwde kom
der gemeente, overeenkomstig de
letter van de Wet, meer dan 2500
inwoners telt. Het een en ander
moet met primo Augustus van 1886
geregeld zijn.
Van verschillende zijden is op het
weinig practische van dien maatregel
gewezen, ook in de Afdeelingen der
Tweede Kamer, 't Is alsof men zeide:
«Maar Excellentie, wat gaat ge nu
beginnen? Daar is bijna geen mensch
meer die gelooft aan de bruikbaar
heid van de schutterij als weerkracht,
en de Hemel geve dat geen oorlogs
toestand de gelegenheid aanbiede
om dat oordeel te toetsen, want het
is allerwaarschijnlijkst dat de onge-
loovigen gelijk zouden krijgen. Op
heffing zou zeer zeker in 's lands
belang zijnlater kan men dan zien
wat daarvoor in de plaats te stellen,
beter voldoende aan de eischen der
defensie. Doch als dat nu eenmaal
niet kan, omdat de Grondwet de
schutterijen genoemd heeft, maak
er dan ten minste zoo weinig moge
lijk drukte van, en beperk de zorgen
voor dezen tak van dienst tot een
minimum. Bij de offers die de natie
voor allerlei noodige zaken te bren
gen heeft, is het t'wrel gevergd, haar
nog te laten betalen voor nuttelooze
instellingen, die men alleen haar
kwijnend leven doet behouden omdat
men geen fatsoenlijke manier weet
om ze voor goed dood te krijgen.
Instede daarvan gaat ge nu de goede
plattelanders waarvan velen nog nooit
een infanteriegeweer gezien hebben,
tot militaire oefeningen dwingen;
legt gij de gemeentekassen, die waar
lijk moeite genoeg hebben om rond
te komen, nieuwe offers op voor een
totaal nuttelooze zaak: ja zelfs, om
aan de voorgestelde regelen den
schijn te geven van een belangrijke
hervorming, moeten er speciale offi
cieren en onderofficieren boven de
gewone formatie der infanterie-regi-
menten worden aangesteld, ten einde
het onderricht in de exercitie, dat
tot nog toe zoo voortreffelijk gegaan
is, nog voortreffelijker te maken.
Komaan, neem dat Besluit terug:
men zal er u dankbaar voor zijn."
Des Ministers antwoord toont niet
veel geneigdheid om aan dien wenk
gevolg te geven. Al wordt de Grond
wetsherziening, die het woord schut
terij niet bevat, aangenomen, dan
zijn we haar toch nog zoo gauw
niet kwijt. Bij ons overhaast men
zich niet. Eerst zullen dan voor de
regeling der levende strijdkrachten
nieuwe grondslagen gevestigd moeten
worden, en zoo lang dat niet is ge
schied, met onze bekende voort
varendheid op wetgevend gebied kan
daar een aardig tijdje overheen loo-
pon, blijven de bestaande wetten
op militie en schutterij van kracht.
De laatste zal nog vele jaren den
onmisbaren steun voor het leger
moeten vormen, en daarom zou het
onverantwoord zijn, haar niet op te
knappen.
Over die onmisbaarheid van de
schutterij zullen we maar niets meer
zeggen: er zijn waarheden zóó évi
dent, dat men zich bijna belachelijk
maakt met ze uit te spreken. God
dank dat er geen oorlogsgevaar be
staat: we kunnen ons dus zonder
onherstelbare schade overgeven aan
de illusie dat er uit onze gemeente
lijke krijgsmacht bruikbare bataillons
te velde of geschikte defensie troe
pen in de militaire stellingen te
maken zijn. 't Is alleen maar jammer
van het geld dat er aan vermorst
wordt.
Op de begrooting voor Hoofdstuk
VIII was ten behoeve der jreizende
detachementen voor de verbeterde
oefeningen der schutterij uitgetrok
ken een bedrag van f60.992. Op
aandrang der Kamer (Voorloopig Ver
slag), heeft de Minister die som op
f 41.392 teruggebracht. Het spreekt
vanzelf dat de gezamenlijke uitgaven
die de gemeenten zich moeten ge
troosten voor de reorganisatie, onein
dig meer beloopen.
Om zoowel de eene als de andere
te ontgaan, zouden wij het zeer
wenschelijk achten, dat de Tweede
Kamer boven vermelden post afstemde.
De uitvoering van het bedoeld Konin
klijk Besluit zou dan van zelf uitstel
moeten ondervinden.
En een zóó buitensporige schut-
terlievendheid schrijven wij den Mi
nister niet toe, dat wij vreezen
zouden, deze eenvoudige zaak tot
een portefeuillequaestie te zien
groeien.
Bij koninklijk besluit van 25 No
vember f.1. is het algemeen reglement
voor den dienst op de spoorwegen aan
gevuld met de bepaling, dat sneltreinen,
rijdende met grootere snelheid dan die
van 60 kilometer per uur of die zonder
ophouden een afstand van meer dan twin
tig kilometer afleggen, moeten voorzien
zijn van inrichtingen waardoor het mo
gelijk is, gedurende den rit van uit iedere
rijtuigafdeeling het sein tot stilhouden
aan het trein- en locomotiefpersoneel ken
baar te maken.
Treinen, die met geen grootere snel
heid dan van 60 kilometer per uur rij
den, zullen mede van deze inrichtingen
moeten voorzien worden, wanneer dit
door den minister van waterstaat, handel
en nijverheid wordt voorgeschreven.
Reizigers, die buiten het geval van ge
grond vermoeden van gevaar, van bedoelde
toestellen gebruik maken, zullen uit den
trein worden verwijderd, onverminderd
de straf op de overtreding gesteld.
HH. MM. de Koning en de Koningin
zijn van plan op een der eerste dagen
na Kerstmis van Het Loo naar de Resi
dentie terug te keeren.
Te Arnhem is het plan om arme
schoolgaande kinderen in de wintermaan
den tegen het middaguur warm eten te
verstrekken, tot uitvoering gekomen en
uitmuntend geslaagd. Van alle zijden on
dervindt de commissie, die zich met deze
zaak belast heeft, medewerking en de
stad heeft een lokaal aangewezen, waar
gekookt en gespijsd kan worden.
De officier van justitie heeft de
vervolging gelast van J. A. Fortuyn,
wegens het voorstel, door hem gedaan
in een openbare vergadering, die onlangs
plaats had in het café Marktzicht, in
de Dijkstraat, tot het houden van een
bedeltocht door werkeloozen, welk voor
stel door de aanwezige besturen van
DOOR
MINORA.
53)
«Alleen spijt het mij, dat ik eigen
handig mijn grootste aanklacht verbrand
heb zoo goed was zij u in uw edel
voornemen te stade gekomen hoe waar
dig hadt gij u van deze vrouw kunnen
ontslaan
«Maggie
Het was geen klank of toon, die zich
aan zijn gemoed ontlokte, maar een ge
dempte kreet, een ernstige aanmaning
niet verder te gaan.
»U van deze vrouw te ontslaan, die
het gewaagd heeft vroeger een ander
lief te hebben en andere wenschen te
koesteren dan die, welke mer. haar ver
plicht heeft aan te nemen."
Ademloos was zij voortgegaan met
spreken, Oswalds uitroep niet vernemen
de of willende vernemen.
Thans scheen zij allen last van zich
afgeschud te hebben en scheen haar ge
moed minder zwaar.
«Laat ons dit onaangenaam samenzijn
nu eindigen," sprak Oswald dof. «Ik
had u niet willende beleedigen."
«Dit heb ik u ook niet te verwijten,
Oswald Beleedigd ben ik evenmin als
verbitterd; de harde waarheid klonk mij
alleen wat pijnlijk in het oor, te meer
daar ik niet verwacht had die zoo spoe
dig na mijn bekentenis te moeten hoo-
ren. Ik had op vergeving gehoopt, en
een harde terechtwijzing werd mij slechts
gegund."
«Dan hebben mijn woorden u toch
beleedigd o ja, Maggie! ontken het
niet zoo luchthartig, maar vergeef mij,
dat ik mij reeds nu tot gezegden heb
laten verleiden, die eerst later moesten
gesproken worden."
Zonder een enkel woord tot antwoord
gaf Maggie aan zijn eersten wensch
gehoor en begaf zich wankelend naar
haar eigen vertrek.
Twee dagen hierna gewerd Oswald in
den morgen een schrijven van Werner
van den volgenden inhoud, dien hij ech
ter niet aan zijn vrouw mededeelde.
«Geachte Heer Graaf!
«Hoeveel moeite het mij ook aanvan
kelijk nog kost in gedachten mij tot u
te wenden toch wil ik mijn laatste
woord aan haar gestand doen en u be
kennen, met welk doel en oogmerk ik
haar bezocht. Alles zal u reeds bekend
zijn en ons laatste wederzien voerde
tot eeuwige scheiding. Het zij zoo! De
bloem, die u werd beschoren, was te
liefelijk en te rein om op mijn levenspad
welig te kunnen tieren en bloeien maak
haar gelukkig en ik zal u eens kunnen
zegenen! Zoo het kan, breng haar mijn
laatste groetenis.
«Ik zelf begeef mij nog heden op reis
naar Java terug, waar ik in dat gastvrije
land ook mijn verborgen graf hoop te
zien delven. Vaarwel!
«M. Werner."
Nog dienzelfden middag besloot Oswald,
zijn vrouw voor eenigen tijd te verlaten.
Als verlost van een donkere spookge
stalte, die hem dag en nacht vervolgde
en najoeg, las en herlas hij de laatste
woorden van Werner: «ik zelf begeef
mij nog heden op reis naar Java terug..."
Toch begreep hij te goed Maggie's
gemoedsgesteldheid, om haar niet eenigen
tijd van zijn nabijheid te verlossen.
«Opkomende zaken en omstandigheden
nopen mij u eenige dagen, te verlaten,
Maggie!" sprak hij vast, maar vriendelijk.
«Nog heden avond moet ik vertrekken."
De jonge vrouw antwoordde niet on
middellijk, hetgeen Oswald eenigszins
bevreemde. Dit zwijgen had hij stellig
niet verwacht.
«Gij zult mijne afwezigheid wel niet
zeer betreuren, maar ik hoop, dat de
tijd tot mijn terugkomst u niet al te
kort mag vallen," vervolgde bij eenigs
zins spijtig.
Ook hierop koos Maggie het verstan
digste deel en zweeg.
Nog een oogenblik te voren had de
wensch haar op de lippen gezweefd
«Neem mij met u mede, want de een
zaamheid geneest moeilijker wonden."
Doch na de laatste scherpe bijvoeging
vervloog haar verlangen in rook en
eenigszins gedwongen vroeg zij
«Denkt gij lang weg te blijven?"
«Dat is geheel onbepaald en zal van
verschillende omstandigheden afhangen."
Tot duidelijker uiteenzetting liet hij zich
niet overhalen en beiden zwegen.
Toen 's avonds Oswald zijn jonge
vrouw een afscheidskus op het voorhoofd
drukte, schrikte hij onwillekeurig van de
ijzige koude, waarop zijn lippen een
oogenblik bleven rusten, terwijl Maggie,
zonder het zichzelf recht te kunnen ver
klaren, het hoofd sneller terugtrok bij
de aanraking van deze gloeiende lippen.
Zoo scheidden zij.
De dagen, die toen voor Maggie aan
braken, waren eentonig en lang; met een
zekeren angst bemerkte zij, hoezeer
zij Oswalds bijzijn miste hoewel zij
op den eersten dag na zijn heengaan
als 't ware vrijer ademen konThans
was dat voorbij; de eenzaamheid drukte
haar niet alleen, maar één gedachte
vervulde haar ziel met smart en rouw;
de aanstaande scheiding, waarvan Oswald
gewaagd had. Te meer leed zij onder
dit denkbeeld, daar zij het zichzelf niet
wilde belijden, dat Oswald haar door
deze daad smarten zou
Eugènie had zij nog steeds niet weder
gezien door de dienstbode liet zij dage
lijks naar haar toestand vernemen,
maar nog nooit ging met het antwoord
de wenseh gepaard Maggie eens te wil
len zien.
Dientengevolge verschoof zij steeds
meer en meer een ontmoeting, die voor
het oogenblik niet anders dan onaange
naam kon zijn om de drie, vier dagen
voegde Maggie bij de boodschap steeds
eenige bloemen, die zij gaarne van haar
schoone verzameling roofde, daar zij wist
Eugénie er mede te zullen verrassen.
Wordt vervolgd.)