NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
Ridderschap en Dorperheid.
Woensdag 20 Januari 1886.
Vijftiende Jaargang.
VOOR
abonnementsprijs
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentiên:
BINNENLAND.
F euille t on.
t. pluim.
d Wacht dan een oogenblik, Heer
Ridder, zeide ze, terwijl ze in zich
zelve mompelde ïHij kent mij dan toch;
nu Geerte zal haar wraak niet op een
doode uitoefenen neen Cuno, eerst moet
ge weer Cuno zijn.
AMEBS
ORTSCHE COURANT.
Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdags en Vrijdags.
Van 16 regels 0.40iedere regel meer 6 Cent.
Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Naar bet Ilaagselie Dagbl. ver
neemt, bestaat bij Z. M. den Koning, het
plan in een gedeelte van de Schevening-
sche boschjes, tot dat einde aan te koo-
pen, een villa te doen bouwen.
Naar bet Vad. verneemt, heeft de
heer J. Dirks, door den heer De Lesseps
aangezocht om met hem de reis naar
Panama te maken, wegens ongesteldheid
en om de zittingen der Tweede Karner
niet te verzuimen, voor deze uitnoodiging
bedankt. Waarschijnlijk zal de heer De
Lesseps thans een ander Nederlandsch
ingenieur uitnoodigen.
Dr. London, die te Karlsbadt de
badkuur van Z. M. den Koning leidde,
bevindt zich thans te 's-Gravenhage, om
zich persoonlijk te overtuigen van de
goede gevolgen, welke die kuur op de
gezondheid des Konings heeft uitge
oefend.
De audiëntie var. den minister van
waterstaat, handel en nijverheid, en die
van den minister van financiën, op 21
dezer, zoomede de audiëntie van den
minister van marine op 22 dezer, zullen
niet gehouden worden.
Uit de Rijksgestichten Ommerschans
en Veenhuizen zijn in de afgeloopen week
zes mannelijke verpleegden verhuisd; men
weet echter niet waarheen.
Telkens komt duidelijker uit, hoe
echt Nederlandsch, hoe vaderlandslievend
en edel het streven is der burgers soci
aal-democraten.
Forluyn, die Domela Nieuwenhuis als
aanvoeider der pai tij ter zijde staat, heeft
verklaard
»Reeds nu wenscht de socialist liever
onder het régime te staan van Duitsch-
land, dan onder de schandelijke, vuile
en ellendige politiek der Nederl. Regee-
g'fig"-
We ontleenen deze woorden aan het
verslag, dat het Dagblad voor Nederland
van 's mans woorden mocht geven.
Eenige der sociaal-democraten riepen
uit, dat ze Van Ommeren uit de cellu
laire gevangenis te Groningen zouden
halen.
Wij zijn echter zeer tegen dergelijke
brutale middelen van geweld, die wille
keurig gepleegd worden, en ontraden den
Amsterdamschen democraten dus met
allen aandrang om op deze wijze te gaan
toonen, dat zij recht hebben.
Zouden ze niet liever naar Duitschland
de wijk nemen, om daar eens te gaan
ondervinden, wat lieden overkomt die
handelen en spreken als zij? H.Bl.
Ons land neemt de Ge plaats in
onder de zeevarende mogendheden wat
de stoomvaart betreft. Bovenaan staat
Engeland, dan volgen Frankrijk, Duitsch
land, de Vereenigde Staten, Spanje en
Nederland. Vervolgens komen in aanmer
king: Italië, Rusland en Noorwegen. Wal
de zeilvaart betreft is Nederland de 10e
in de rij, n.l. Engeland, Vereenigde Sta
ten, Noorwegen, Duitschland, Italië, Frank
rijk, Rusland, Spanje, Zweden en Neder
land.
Het provinciaal kerkbestuur van
Noord-Holland heeft aan den kerkeraad
te Amsterdam hel volgende schrijven ge
zonden
ïHet provinciaal kerkhestuur van
Noord-Holland heeft de eer UEw. bij
dezen te berichten, dat het vermits het
klassicaal bestuur van Amsterdam in deze
gemeente is opgetreden om te doen wat
des kerkeraads is, ten opzichte van de
kerkelijke procedure omtrent de provisio
neel geschorschte leden in Uw college
in de plaats van genoemd bestuur, te
rekenen van gisteren is opgetreden om
te doen wat des klassicalen besluurs is."
Het provinc. kerkb. van Noord-Holl.
A. G. Jans, president.
J. van Witzenburg, secretaris.
In bovengenoemde qualiteit zal het
provinciaal kerkbestuur a. s. Donderdag
21 Jan. zijn eerste vergadering houden
om de kerkelijke procedure tegen de
weerspannigen aan te vangen.
De Heer A. J. Sewel, veeartsenij-
kundig inspecteur, geeft, in de Ned.
Sport, de eerste verschijnselen op van
dolheid van honden.
Zij zijn: Verlies van eetlust. Indien
deze onverklaarbaar is, sla dan uwen
hond goed gade. Aanval, Vreesachtige
honden verliezen alle vrees en happen
of bijten zonder eenige aanhitsing groote
of kleine honden. Gewoonlijk vechten zij
niet, maar happen slechts, dikwijls voor
afgegaan van een kort geblaf door den
woedenden hond. De kat, ja zelfs zijn
metgezel, is het voorwerp van zijn aan
val. Verandering van karakter. Leven
dige honden worden gemelijk en knor
rig. rustige worden onrustig, en goed
aardige worden twistziek. Zij hebben een
neiging om zich in donkere hoeken te
verschuilen. Blaffen. Zeer kenmerkend
kort, afschuwelijk, hol, half blaffen, half
huilen, de verandering wordt dadelijk
opgemerkt, daar de gewone stem van
den huis- of hofhond wel bekend is aan
den eigenaar. Onnatuurlijk voedsel. Hoe
wel een dolle hond gewoonlijk alle voed
sel weigert, zal hij alle vuiligheid, steenen,
stroo, enz. verslinden. Hij zal groote
neiging toonen om aan het hout van
zijn hok, doeken, kleeden, pooten van
tafels en stoelen, enz. te knagen. Nei
ging tot zwerven. Een dolle hond is zeer
geneigd weg te loopen en te gaan zwer
ven. Indien hij eenig symptoom van
verontrustenden aard toont, moet hij
opgesloten of aan een ketting gelegd
worden. Water. Dolle honden hebben
geen vrees voor het water; zij steken
hun bek in het water en kunnen in de
eerste periode van hun ziekte op hun
gemak drinken. Kakement. In geval van
stille dolheid, hangt de onderkaak ver
lamd neer, en is de bek voortdurend
geopend, juist of die verstijfd is.
Te Groningen hebben op en 16 Jan.
60 spelers aan den nationalen biljard-
wedstrijd deelgenomen. Het 4-tal, dat
voor prijzen in aanmerking kon komen,
bestond uit de lib. T. Terpstra van Fer-
werd (Friesland) R. Bierling, H. Homme's
en F. A. Van Zetten, allen van Gronin
gen. De meeste aandacht werd gevestigd
op het spel der heeren Bierling en Terp
stra. Er moesten 2 maal 50 caramboles
gemaakt worden. Hiervan kreeg de heer
Bierling ,de eerste 50, Terpstra op 34
latende; doch Terpstra won de tweede
partij, Bierling stond toen op 43. De
derde partij won de heer Terpstrazijn
tegenstander had toen 44 punten ge
maakt, zoodat de 1ste prijs (f 150) be
haald is door T. Terpstra van Ferwerd,
de 2de pr. f 100 door R. Bierling, de 3de
prijs f50 door H. Hommes en de 4de
prijs door F. A. van Zetten, allen te
Groningen.
Door de professoren, door de
Directie van het N. v. d. Dag belast
met het toezicht op de zending van een
der Nederl. doctoren naar Parijs, is j.l.
Maandag uit de sollicitanten gekozen,
Dr. R. H. Saltet, arts en privaat-docent
in de gezondheidsleer en adsistent aan
het Hygiënisch Laboratorium te Amster
dam. De Directie van het Nieuws v. d.
Dag heeft deze keuze goedgekeurd en
Jus zal Dr. Saltet weldra, op kosten van
genoemd blad, naar Parijs vertrekken
ten einde zich persoonlijk op de hoogte
te stellen van de pathologisch-hygiënische
onderzoekingen van prof. Pasteur al
daar.
Met het oog op het Amsterdamsch
kerkelijk conflict deelt men aan het
Ilaagsche Dagblad mede, dat in 1868
door het Provinciaal Gerechtshof van
Zuid-Holland in hooger beroep een be
slissing is genomen in een niet gelijk
soortig, maar toch eenigermate in be
ginsel sterk gelijkend geding.
Te - Leiden was geschil tusschen de
kerkvoogden en den kerkeraad over het
beheer. De kerkeraad maakte een nieuw
reglement op het beheer en riep de
stemgerechtigde leden op om dat goed
te keuren. Betrekkelijk zeer weinigen
kwamen hun stem uitbrengen: zeker
bleven weg, en de kerkeraad, uitgaande
van den regel»die zwijgt stemt toe,"
voerde het reglement in, benoemde een
college van kerkvoogden en notabelen en
liet de door hen aangestelde collectanten,
bestaande uit vrijwillig zich daartoe aan
biedenden, meest studenten, alleen toe
tot de kerkcollecten, gedurende de gods
dienstoefeningen; terwijl de collectanten
der oude kerkmeesters zich daartoe aan
de kerkdeur plaatsten.
Van overrompeling of inbraak onthiel
den zich de nieuwe kerkvoogden; terwijl
zij zich vereenigden in de kerkeraads-
kamer, hield de oude commissie haar
vergaderingen in de kerkeraadskamer en
voerde zij overigens het gewoon beheer.
Dat geschil werd bij bovengenoemd
vonnis uitgewezen in het voordeel der
oude gemeente-commissie; terwijl later
in 1869 bij een nieuw reglement door
de groote meerderheid der stemgerech-
tigde gemeenteleden, bij voltalligheid
goedgekeurd, werd bepaald, dat geen
j predikant, ouderling of diaken tevens kon
zijn lid van het College van Kerkvoog
den of van Notabelen.
Mr. G. M. Van der Linden pleitte voor
de oude, mr. J. Kappeyne van de Cop-
pello voor de nieuwe gemeente-commissie.
Door Z. M. den Koning is de cel
lulaire gevangenisstraf van eene maand,
waartoe J. Van der Boogaard, de molenaar
van de Nijmeegsche molen Sans-Sousi,
onlangs door de rechtbank te Arnhem
wegens het schieten op straatjongens,
veroordeeld werd, veranderd in een geld
boete van f75.
Men schrijft aan de N, R. Ct.
Heel lang geleden, in den zoogenaam-
den „Franschen tijd" (1795,) woonde er
ergens in Veenwouden een jongmensch,
B. v. d. Kooi genaamd, die in de cons
criptie viel en soldaat moest worden.
Onaangenaam vooruitzichtveel gevaar
en ver van huis, om misschien in den
vreemde te sterven De angst sloeg den
jeugdigen Fries om het hartHij ver
zweeg zich. In vrouwenkleederen gehuld,
verrichtte hij op de «Kobbekooi" (een
hoeve te Rijperkerk) het werk van eene
dienstbode. Daar leven in den omtrek
nog velen, die van hunne ouders ge
hoord hebben, hoe ze hem daar zagen,
op het boenstap de koperen emmers
schurende.
In weerwil van zijne vrouwenkleeding
achtte hij zich op de hoeve toch geens
zins veilig hij nam daarom bij een land
bouwer ergens aebter Leeuwarden de wijk.
Doch ook hier zou hij niet lang blijven.
Op zekeren dag verscheen op de
shieminge", eenvreemdeling, die, v. d. Kooi
opmerkende, hem dadelijk toevoegde
dow hearst hjir net I
Van schrik bijna sprakeloos, zocht de
gewaande maagd te vergeefs een pas
send antwoord. Maar tot bezinning ge
komen, begreep hij, dat een spoedige
vlucht naar het buitenland het eenige
redmiddel was, om aan de handen zijner
vervolgers te ontkomen. Zoo reisde hij
dan of naar Amsterdam of naar Rotter
dam (de juiste plaats is niet met zeker
heid op te geven) en werd daar als
scheepsjongen op een Oostindievaarder-
aangemonsterd. Maar ook in deze be
trekking was v. d. Kooi verre van ge
lukkig. Het schip werd door de Engel-
schen veroverd en na vele zonderlinge
door
6)
Cuno liet haar onverschillig begaan
en toen zij hem na het vastbinden van
den doek vraagde, of hij mee kon gaan,
bleef hij zwijgen.
nWilt ge Ada niet zien zeide ze
zoetsappig, Ada wacht u ginds in het
boscb.
Had de oude eene tooverspreuk of
eene bezweringsformule uitgesproken
want aanstonds trachtte Cuno op te
staan. Doch het mislukte ten tweeden
male, en op treurigen toon begon Cuno:
sJa, Geerte, naar Adamaar ik
kan niet
Op een schellen,j.oon begon zij te
fluiten, twee- driemaalhet weerklonk
in het bosch, zóó zelfs, dat een paar
duiven verschrikt opvlogen.
ïZie zoo, Heer Ridder, er zal wel
hulp komen om U naar Geertes hut te
brengen, wellicht komt Ada u reeds te
gemoet.
Een vriendelijke trek speelde over Cuno's
bleek gelaat en met een »dank, Geerte,"
beantwoordde hij de moeite, die de oude
zich gaf, om zijn harnas te ontgespen.
Eenigen tijd later klonk er een zacht
gefluit aan den zoom van 't bosch. Vlug
liep de oude er heen.
»Gij hebt u dus bedacht, Geerte,
gij wilt hem dus sparen zeide haar
broeder op gedempten toon.
ïJa, Geerte heeft zich ontfermd,
kom help mij en draag hem naar mijne
hut."
Jan, die niet wist, dat Geerte hare
barmhartigheid slechts veinsde, was blijde
zijnen liefdedienst te kunnen bewijzen.
Beiden gingen nu naar Cuno, onderwijl
Geerte haren broer onderrichte, wat hij
van Ada te zeggen had anders zou Cuno
niet mee wenschen te gaan en was dus
alle moeite vergeefsch.
»Kom, Heer Ridder, zeide Jan,
Ada wacht u, zooeven heb ik haar ver
laten.
Het zoet verlangen zijne beminde weer
te zien scheen Cuno te versterken want
liefde en wanhoop zijn de twee sterkste
hefboomen van den menschelijken wil.
Het kostte wel veel moeite, maar na
herhaald rusten, lag Cuno eindelijk op
bet mosbed, dat Geerte in hare hut had
klaargemaakt.
»\Vaar is Ada?" riep Cuno, zoodra
het ontstoken vuur de ruimte verlichtte.
»Ik weet het niet Cuno, ant
woordde Geerte want de marteling
waaraan zij hem wilde blootstellen, begon
thans op hetzelfde oogenblik, dat hij ge
heel in hare macht was.
jlk weet het niet," herhaalde zij,
straks zag ik haar nog hierwellicht is
zij verdwaald, toen zij u tegemoet wilde
gaan.
»0 zoek haar, ik moet haar zien,
bad Cuno.
Bedaar toch, Heer Ridder, zij is u
zeker ontrouw geworden.
Neen, dat nooit, was Cuno's
antwoord, en tot zijn diepe smart gevoelde
hij zich te zwak deze pijnbank te ver-
verlaten.
Ga gij dan, mijn broeder, doorzoek
gij het bosch, als gij haar vindt, breng
haar dan aanstonds hierheen," en
meteen deed zij Jan uitgeleide, die wel
begreep, dat Geerte hem niet meer noo-
dig had. Maar vóór hij vertrok fluisterde
hij angstigïVerraad, geen onschuldig
bloed."
»Dwaas, ik zal hem verplegen, om
den dank van zijnen vader te verdienen.
Ook uw loon zal groot zijn, voegde
zij haren broeder toe, die helaas, niet den
minsten argwaan meer voedde.
»Doe het, wat ik u bidden mag
nu zuster, slaap wel."
Lachend en grijnzend zag Geerte haren
broeder in de flauwe maneschijn verdwij
nen. Noch hij, noch zij zagen de gestalte
van een man, die zich snel na het sluiten
der deur voortbewoog langs het zachte
voetpad, dat Jan was ingeslagen.
Ridder Cuno kon na het eenvoudig
avondmaal, den slaap niet vatten. Telkens
meende hij Ada's stem en stappen te
hooren, doch eindelijk sliep hij in en genoot
na den moeitevollen dag eene weldadige
rust.
Geerte echter bleef waken het flauwe
kaarslicht hulde de hut in een fantastisch
duister en niemand zou gezegd hebben
dat ridderschap en dorperheid hier zoo
na bij elkander waren.
IV.
De marskramer.
Live knape, nu biddic di,
Dattu nems mine wapine ende mijn part.
Ende varen ten verboere foreeste wart...
Lancelot.
Twee dagen na den avond, dat Cuno
in Geerte's handen was gevallen kwam
des morgens een marskramer het dorpje
Leeuwenburcht binnen.
Overal werd hij welkom ontvangen en
aan de meeste dorpers verkocht hij iets,
als belooning voor zijne nieuwsberichten.
Een marskramer in dien tijd gold voor
een levend nieuwsblad door hem alleen
kon men de ïniemaren" machtig worden.
Onze marskramer dan, had veel te
vertellen van den gevoerden strijd en het
kwam in niemands gedachten op 's mans
waarheidsliefde in twijfel te trekken.
Ook het slot deed hij met zijne mars
aan. Terwijl hij aan de dienstdoende be
volking het belangrijkste mededeelde
verscheen eensklaps tot aller verbazing
eea kourier op het binnenplein.
Wordt vertolgd