nieuwe
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
Zaterdag 13 Februari 1886.
Vijftiende Jaargang.
abonnementsprijs:
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
advertentiên:
Het aliernoodigste.
BINNENLAND.
F euilleton.
Een Misstap Uitgewischt.
AMEBSFOOBTSCHE COURANT.
VOOR
f'er 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdags en Vrijdags.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
Van 16 regels 0.40iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Grooto letters en vignetten naar plaatsruimte.
In ons artikel van verleden week
hebben we o. a. den wensch uitge
drukt, dat de Tweede Kamer, ten
einde al het hare te doen om de
Grondwetsherziening tot stand te
helpen brengen, zich mocht bepalen
bij de wijziging van het kiesrecht.
Wij achten dit van zoo overwegend
belang, dat we de vrijheid nemen
thans dien wensch met een enkel woord
nader toe te lichten, te meer
ook, omdat andere bladen zich in
dienzelfden geest hebben uitgelaten.
Verzoening op het punt van den
schoolstrijd is niet te verwachten:
evenmin als de Grondwetscommissie
een formule kan vinden, waarbij de
twee partijen zich, met opoffering
van een deel harer bijzondere inzich
ten, voor het oogenblik zouden kun
nen nederleggen, gelooven we dat
de discussiën in de Tweede Kamer
naar een middenweg zullen leiden.
En of dan al onderscheiden perso
nen, buiten het Parlement staande,
zich beijveren in het uitdenken van
allerlei voorstellen, die er misschien
op het oog zeer aannemelijk uitzien,
doch alleen het gebrek hebben dat
zij öf niemand bevredigen 5f onuit
voerbaar zijn, wij gelooven dat
men wel zal doen die moeite te spa
ren.
Onder die omstandigheden eischt
dan, gelooven we, het openbaar
belang, dat de beslissing verdaagd
wordt. De Kamer, die ten aanzien
der schoolquaestie geen meerderheid
heeft, is onmachtig haar op te lossen.
En als niettemin één harer beide
helften, in weerwil van die onmacht,
toch blijft volharden in den eisch,
dat een beslissing wordt genomen
overeenkomstig het verlangen van
die helft, onder bedreiging van haar
medewerking te zullen onthouden
aan de invoering van hervormingen
waarvan de dringende noodzakelijk
heid door niemand meer ontkend
wordt, dan rest er niets anders,
dan die Kamer te ontbinden, in de
hoop dat een verandering in de par
tijverhouding de voortzetting van
den Wetgevenden arbeid mogelijk
zal maken.
Maar onze politieke reden veroor
loven niet, zonder onvermijdelijke
noodzakelijkheid en zonder een be
paald doel tot zulk een maatregel
over te gaan. Nu van onderscheiden
zijden wordt erkend, dat deze Staten-
Generaal, bijeengebracht onder een
veroordeeld kiesstelsel, het volk niet
vertegenwoordigt, zou men, met be
houd van het beperkt kiesrecht, de
ontbinding geen beroep op het volk
mogen noemen. Alleen zou het cen-
sus-systeen, gelijk het thans werkt,
nog gebruikt kunnen worden om
den weg te banen tot een betere
regeling, die meer in overeenstem
ming is met de openbare meening.
Indien de partijen, wat in elk
geval haar eerste plicht is, rekening
houden met de belangen van het
land, dan dragen zij zorg dat de
Kamer-ontbinding, die toch volgen
moet, tegelijk ons een schrede nader
brengt tot een zuiverder politieken
toestand. Wèl kan men beproeven,
of de arbeid der Grondwetsherziening
vlotten wil; maar zoodra het tegen
deel blijkt, wat wij meer dan
waarschijnlijk achten, dan ook
niet gedraald met een poging, om
het vraagstuk van het kiesrecht
afzonderlijk te regelen, opdat we
uitzicht krijgen dat een eind zal
komen aan den toestand van werke
loosheid op wetgevend gebied.
Of zou men denken, te kunnen
volstaan met eenvoudig de onmoge
lijkheid der Grondwetsherziening te
constateeren, en daarna kalm zijns
weegs te gaan? Wij betwijfelen het
zeer, en ware het aldus, we zou
den het levendig betreuren, want er
zou uit blijken dat de staatkundige
instellingen, onder welke wij leven,
een doode vorm zijn geworden. Maar
het is zoo niet: in onze natie leven
en werken nog steeds krachtens die
naar ontwikkeling strevensnijd
haar den weg af om door wettelijke
middelen naar vervulling van de
nieuwe behoeften te streven, en zij
zullen zich openbaren op een wijze
die gevaarlijk is voor de openbare
rust.
Wij ineenen ons hier te hooren
toeroepenGesteld eens, de beide
partijen konden er toe besluiten, de
beslechting harer twistpunten aan
een toekomstig Parlement over te
dragen, en toegegeven dat die
partij, welke daartoe ongenegen is,
geen hoogen dunk zou inboezemen
van de mate van vertrouwen die
haar beginselen bij de natie genieten
dat verder overeengekomen werd,
uitsluitend het vraagstuk van het
kiesrecht te regelen, om dat, op de
bij de Grondwet bepaalde wijze, in
een wettelijken vorm te doen bren
gen hééft men dan wél zekèrhëid,
dat ook op dit punt een meerderheid
zou te vinden zijn Men weet immers,
dat het voorstel der Regeering ten
aanzien van het kiesrecht fel wordt
bestreden, en dat onderscheiden stel
sels naar den voorrang dingen.
Ook dat hebben we overwogen,
doch het kan ons niet van onze
meening afbrengen. Is eenmaal de
Tweede Kamer zóó ver op den weg
der toewijding aan onze nationale
toekomst gevorderd, dan is de
mocielijkste overwinning op het par
tijbelang behaald, en zal ook de
tweede schrede wel volgen. Het komt
ons geenszins ondenkbaar voor. dat
het huurwaarde-stelsel door de Re
geering voorgedragen, misschien nog
eenigermate gewijzigd, als de ge
schiktste grondslag wordt aangeno
men zoo niet, rlat dan eenige leden
mag
de Volksvertegenwoordiging
der beide partijen met de Regeering
in overleg treden over een nieuwe
formule die aan billijke eischen vol
doet. Bij de hooge belangrijkheid
van het kiesrecht-vraagstuk, dat
sedert vele jaren aam de orde is,
zich niet langer aan de oplossing
onttrekken, op stralfe van onbevoegd
verklaard te worden tot verdere ver
vulling van de taak, haar door de
kiezers opgedragen. Is onverhoopt
ook hier een onoverkomelijke hinder
paal, dan ligt het op den weg der
Regeering, een nieuwe Kamer te
vragen: de kiezers kunnen dan uit
spraak doen tusschen haar en de
mannen wien het ontbreekt aan het
vermogen om de wenschen des volks
te bevredigen.
Om zooveel mogelijk de practische
zijde van het vraagstuk in het licht
te stellen, willen we in hoofdtrekken
aangeven, hoe we ons den gang der
constitueerende werkzaamheden voor
stellen, zóó dat de vereischte her
vormingen zonder schokken tot stand
komen. Gemakshalve zullen we daar
bij den arbeid der Eerste Kamei
die zich natuurlijk regelt naar dien
der Tweede, niet afzonderlijk bespre
ken.
4. De Kamer behandelt de voor
gestelde wijzigingen van de artikelen
76, 77 en 81 der Grondwet. (Het
eerste bevat de regeling van het
kiesrecht, het tweede de verander
lijke getalsterkte der Kamer, het
laatste de periodieke aftreding van
de helft der leden.) Na de afkondi
ging der Wet waarin wordt verklaard
dat er grond bestaat om de door
haar vastgestelde nieuwe formule
voor de drie genoemde artikelen in
overweging te nemen, worden de
Kamers ontbonden.
2. De verkiezingen voor de nieuwe
Kamers kunnen niet anders plaats
hebben dan volgens de bestaande
kieswet. De vraag, door de kiezers
als dan aan hun candidaten te stel
len, is dan eenvoudig deze: Zijt gij
vóór of tegen de vastgestelde wijzi
ging? Deze wordt door de nieuwe
Kamers behandeld, en verkrijgt
kracht van Wet als twee derden
der uitgebrachte stemmen er vóór
zijn. De Kamers hebben dan nog
een voorloopig kiesreglement vast
te stellen, en daarmede is haar taak
volbracht. Zij worden op haar beurt
ontbonden.
3. De thans volgende verkiezingen
hebben plaats overeenkomstig de
nieuwe regelen, dus met een uitge
breid kiezers-corps. De Kamer die
als dan te samen komt heeft de
opdracht alle aan de orde zijnde
onderwerpen in behandeling te nemen,
en daarnevens den ganschen arbeid
der Grondwetsherziening, waarvan
slechts een deel is afgewerkt, ten
einde te brengeneen veelomvattende
taak, doch die zij met moed zal
aanvaarden, wetende dat zij haar
mandaat ontleent, niet aan een
klein, door een verouderde wet met
het kiesrecht bekleed gedeelte des
volks, maar aan de breede rei
van mannen, die door maatschappe
lijke en verstandelijke ontwikkeling
het recht hebben verworven, tot de
keuze der Volksvertegenwoordigers
mede te werken.
In deze derde periode mogen we
de oplossing verwachten van de strijd
vragen, die ons thans verdeeld hou
den zonder dat we één stapjvcrder
komen.
HH. MM. de Koning en de Koningin
hebben hun jaarlijksch bezoek aan de
hoofdstad bepaald op 27 April tot 3 Mei.
Bij de verkiezing van een lid der
Tweede Kamer in het hoofdkiesdistrict
Maastricht zijn uitgebracht 1237 geldige
stemmen. Gekozen is de heer L. F. H.
C. Ruland, burgemeester van Vaals, met
742 stemmen. Üp den heer Kleuters
waren 344, op den heer Schrienemacher
97 stemmen uitgebracht.
Het Dagblad verneemt, dat de
Minister van waterstaat handel en nijver
heid, naar aanleiding van een technisch
rapport over het laatst ingediende ontwerp
eener zeehaven te Scheveningen, bezwaar
maakt om aan dit ontwerp zijne goed-
j keuring te schenken.
D H ENGELBERTS
4)
De lieve blonde Marie, die medelijden
met Richard had gekregen, ging naar
hem toe, terwijl zij bezig bleef een bord
af te drogen, en zeide»Je moet hier
maar goed van je afspreken, wij staan
hier allen gelijk, alleen juffrouw Mina
heeft hier het opperbevel, en die is eene
beste vrouw. Aan dien Johan hebben
wij allen een beetje het land, omdat hij
zoo verwaand is en denkt, dat hij er
knap uitziet."
Richard antwoordde, terwijl hij haar
met zyne mooie blauwe oogen flink
aanzag
»Ik dank u wel, ik zal uw raad op
volgen."
«Geen U of Uwé, dat doen wij hier
niet, alleen by den naam of het woordje
je of jou mijn naam is Marie, en", ver
volgde zij, altijd afdrogende, het eene
bord of kopje voor, het andere na, «leven
Je vader en moeder nog?"
«Neen" antwoordde Richard, «ik ben
al ruim drie jaren een wees."
«Wel, dat spijt mij voor je" antwoordde
zij en kreeg bijna tranen in de oogen,
«mijne moeder is ook gestorven, maar
mijn vader leeft nog, die is meestal op
zee, hij is koopvaardijkapitein, nu is hij
op zijne terugreis van Batavia. Hij brengt
altijd wat moois uit de Oost voor mij
mede. Hij is zulk een goed man, die is
eerst knap. Och, als het stormt, dan ben
ik altijd zoo ongerust over hem, maar
nu is er in lang geen storm geweest."
Door het aardig babbelen van Marie
kreeg Richard hoe langer hoe meer moed
en hij vroeg: «Marie, je lijkt zeker veel
op je vader, niet waar?"
Misgeraden, mijnheer de vleier, ik
gelijk precies op mijne moeder, dat zegt
mijn vader altijd, en die zal het wel
weten, geloof ik. Hoe vindt gij onzen
mijnheer? O, het is zulk een best mensch,
die is net als mijn vader, ronduit, aan
liegen heeft hij een hekel, dat moet je
nimmer bij hem doen, want dan moetje
onmiddelijk hier weg. Ja, ook ik vind
liegen heel naar."
«Dat wil ik wel gelooven," antwoordde
Richard, dat te doen, daartoe ben je te
oprecht, dat zie ik wel."
Gij hebt nog al een goeden dunk van
ray, Richard 1 Maar weet je wat my
I
mankeert, ik ben wel wat vlug met mijn
mond, maar je moet je niet alles aan
trekken wat ik soms zeg, denk er altijd
bij: zij behoort onder de zeemansdochters,
en die hebben ook altijd het hart op de
tong. O, daar komen ze je roepen, houd
je maar goed, nu adieu, goed succes 1"
«Dag, Marie", zeide hij, en ging naar
den persoon toe, die hem gewenkt had.
Het was de oberkellner, die hem mede
deelde, dat hij eene familie uit Berlijn
de merkwaardigheden der stad moest
laten zien.
Toen hij in het salon van het hotel
kwam, vroeg hem een netgekleed heer:
«Zijt gij onze commissionnair
«Ja, mijnheer, om u te ^ienen," ant
woordde Richard beleefd.
«Dan moet gij ons het merkwaardige
der stad laten zien, wij zijn 'gereed om
u te volgen," zeide de jvreemdeling, die
zich nu naar twee dames wendde, die
in zijne nabijheid stonden, en haar ver
zocht om mede te gaan.
Er stond voor het hötel een keurig,
smaakvol open rijtuig, waarin de vreem
deling met zijne dames plaats nam, terwijl
Richard op de vooibank bij den koetsier
ging zitten.
«Gij moet nu maar aan den koetsier
zeggen, waar hij heen moet rijden," zeide
de lieer vriendelyk, toen het gezelschap
in het rijtuig zat.
Richaid kon, al was hij ook jaren lang
commissionnair geweest, niet beter zijn
plicht vervuld hebben. Hij maakte de
vreemdelingen op alles attent, deed het
zoo we'llevend, dat de dames hem onop
houdelijk nieuwsgierige vragen deden.
Zooals gewoonlijk werd hem ook de
vraag gedaan en wel door de dames:
«Zijn er veel logés in het hötel?"
Daar Richard dit niet wist, [antwoordde
hij, «dat zou ik u niet kunnen zeggen."
«En waarom niet?" vroeg eene der
dames, «gij zijt toch een commissionnair
van het hötel."
«Ja, mevrouw," antwoordde hij, «maar
juist heden voor het eerst."
Dat gaf aanleiding om meerdere vragen
te doen, onderanderen «leven uwe ouders
nog?" hetgeen hij natuurlijk met neen
moest beantwoorden.
Men kon het aan de vreemdelingen
zien, dat zij tevreden waren met hun ge
leider. Zij gevoelden zich tot hem aan
getrokken, het was hun aangenaam,
wanneer hij sprak, terwyl zijn helder
blauw oog, dat zoo vriendelijk en goedig
was en zich zoo vrijmoedig bewoog, op
hen gericht was. De belangstelling ver
meerderde nog, toen zij vernamen, dat
hij een wees, en daarbij nog zoo jong
was.
Toen de bepaalde tijd, voor het be
zichtigen der stad, verstreken was, reden
zij naar het hötel terug. Daar rnen al de
merkwaardigheden niet had kunnen zien
zoo moest ook den volgenden dag daar
mede voortgegaan worden, daarom be
stelde de heer ook voor dien dag het
rijtuig en de oudste der beide dames
voegde er vriendelijk bij«en morgen
moet gij ons ook weder vergezellen, dus
tot morgen, op hetzelfde uur, mijn vriend."
Toen Richard 's avonds bij vrouw
Martha kwam, waar ook vrouw Arendsen
zat deze was nieuwsgierig om te
weten, hoe het Richard bevallen was,
en rekende zich gedeeltelijk de eer toe,
dat hij de betrekking gekregen had
sprak hij wel een halfuur, hoe gelukkig
hij was, en dat hij met zulke vriendelijke
rnenschen was uitgeweest, die niets trotsch
waren en er toch zoo voornaam uitzagen,
en dat hij hen ook morgen weder de
stad moest laten zien.
De goede vrouw Martha weende en
lachte van geluk, toen Richard verhaalde,
hoe rijk alles in het hötel was ingericht,
en wat de heer Hausman al tegen hem
gesproken en gezegd had, en hoe hij zich
gedragen moest.
Wordt vervolgd).