nieuwe Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND. Jakoba van der Heulen. N. 51. Zaterdag 26 Juni 1886. Vijftiende Jaargang. abonnementsprijs: VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. advertentien: Een plicht. BINNENLAND. F euillet on. FRANZ EUGEN. AMEBSFOOBTSCIE CODBANT. VOOR Per 8 maanden 1.Franco per post door het geheelc Kijk. Afzondert ij ke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Er is dezer dagen een kleine brochure verschenen (te Alkmaar bij Herm's Coster Zoon,) waarop wij voor een oogenblik de aandacht onzer lezers wenschen te richten, in de hoop dat velen zich opgewekt zullen gevoelen een dubbeltje te offeren, ten einde het boekje te koopen. Het geschrift is getiteld «Levensverzeke ring eens ieders pligtde auteur is dr S. J. Hollman, indertijd o.a. wis kundig adviseur van de Maatschappij van Levensverzekering «Conserva- trix." Dat we hier te doen hebben met den arbeid van een deskundige, blijkt uit eiken regel. Een warm pleidooi voor de dringende noodzakelijkheid dier verzekering gaat vooraf. In ons land is dat geen preek voor bekeer den, want het is verwonderlijk hoe weinigen nog toonen doordrongen te zijn van de ernstige, op hen rus tende verplichting, om zich te waar borgen tegen het derven van de ge wone inkomsten op den ouden dag, als de werkkracht is verminderd of verdwenen, en tegen de noodlottige gevolgen, die een mogelijk overlijden op jeugdigen leeftijd hebben kan voor nagelaten betrekkingen. Men spreekt weieens, en niet ten onrechte, van onberaden huwelijken, en noemt deze onder de oorzaken van de vaak heerschende nooddruft, bij de arbeidende klassen. Doch er is een nog hoogere mate van «on beradenheid'' te minder te veront schuldigen omdat zij, bij wie ze wordt aangetroffen, tot de meer be schaafden behooren, die in den regel helderder hebben leeren denken, en die beter de gevolgen hunner han delingen of hunner tekortkomingen kunnen berekenen. Wij hebben hier het oog op personen uit de ge zeten burgerklasse, die geen kapitaal bezitten, doch wier gewone inkomsten hen in staat stellen, met hun gezin, wat men noemt fatsoenlijk leven. Zij nemen er dan ook het hunne vande kinderen krijgen een nette opvoeding, in de hoop dat ook zij eenmaal in de gelegenheid zullen komen, een minstens even hoog maatschappelijk standpunt in te nemen. Nu en dan gunt men zich een betamelijke uitspanning, en er worden zelfs (in het gunstigste geval,) kleine besparingen gedaan om iets voorhanden te hebben indien buiten gewone omstandigheden vermeerde ring van uitgaven noodzakelijk maken. Dat alles is uitmuntend, en er zou hoegenaamd niets tegen aan te merken zijn, indien het hoofd des gezins nu maar verzekerd ware, vooreerst dat hij zoo lang zal leven, totdat al zijn kinderen voor zichzelf kunnen zorgenten tweede, dat zijn vrouw vóór hem zal sterventen derde, dat hij tot aan het eind zijnet- dagen werkzaam zal kunnen blijven en in het genot van minstens de zelfde inkomsten, die hem thans levensonderhoud schenken. Wie onzer nu, niet in één dezer drie, maar in al de drie gevallen te zamen verkeert, die doet heel wijs, als hij niet in een levensverzekering gaat. Voor al de anderen, welke deze drieledige zekerheid niet bezit ten, en hun getal is niet gering, gelooven we, heeft dr. Hollman zijn boekje geschreven. Want, velen weten het door eigen aanschouwing, welk een ellende in zulk een gezin, als vroegtijdig de slag valt, die het hoofd wegrukt De taal is niet machtig genoeg, om het lijden der «fatsoenlijke", zich aan het oog der wereld onttrekkende armoede te schetsen, die de woning binnentreedt als de lijkbaar is uit gedragen. En duizenden verkeeren in het vooruitzicht, dat zulk een grievend lot ook de hunnen kan treilen. De broosheid des menschelijken levens behoeft waarlijk niet betoogd te worden, om den indruk te wekken, dat een Damocles-zwaard hun allen boven het hoofd hangt. Is er dan wel een sterke aandrang noodig, om velen te nopen dien steeds drukkenden last af te wente len? Het schijnt wel. De gewoonte van het gevaar maakt er de lieden, naar het schijnt, ongevoelig voor. Des te erger voor hen. Zij weten dat het zwaard hangt, maar schijnen te denken dat het zijden draadje een stalen keten is; zij gelijken op kinderen, spelende aan den rand van een afgrond. Wie op jeugdigen leeftijd zijn toe komst en die der zijnen zoover wil waarborgen als menschelijk vermo gen reikt, behoeft zich daarvoor geen zware offers op te leggenhij kan volstaan met de betaling eener betrekkelijk geringe geregeld door- loopende bijdrage. Velen zijn van oordeel, dat zelfs die eisch te ver gaat; er zijn zooveel «behoeften" waaraan voldaan moet wordende samenleving vergt zoo tal van uitga ven, aan welke men zich niet kan onttrekken; men kan het toch niet minder doen dan X of Y, die in dezelfde maatschappelijke positie ver keert, kortom, het schiet er niet op over! Maar dat moet het ook niet, mijn waarde. Niet van de hoogst twijfel achtige batige saldo's uwer huishou ding mag het afhangen, of ge al dan niet iets voor de toekomst zult doen: het moet er eerst af! Uw ver zekeringspremie behoort te zijn een uit vrijen wil bij zedelijke noodwen digheid aanvaarde belasting, die ge met dezelfde nauwgezetheid voldoet als gij gewoon zijt u te kwijten van uw verplichtingen jegens den fiscus. Misschien zult ge u dan eenige ont beringen moeten getroostenmaar wanneer ge denkt aan de schoone vrucht van die opoffering, dan doet ge zulks met blijmoedigheid. Laat anderen dan maar hun geld uitgeven aan zoogenaamde vermaken of voor I den aankoop van weelde-artikelen ook zonder deze zult ge u niet onge lukkig gevoelen. Beschouw eenvoudig uw deelne ming in een verzekerings-maatschappij als een pensioen-contract, zooals de Staat bijvoorbeeld zijn ambtenaren oplegt. Gij, die niet het «voorrecht" hebt, in deze op staatszorg te kun nen rekenen, benijdt misschien het schitterende hunner vooruitzichten. Ten onrechte. Want die ambtenaar wordt juist gedwongen tot iets, dat gij uit vrijen wil behoort te doen de premie wordt eenvoudig op zijn tractement ingehouden, terwijl hem ten eenenmale de gelegenheid ont breekt om voordeeliger conditiën te bedingen dan het staatsgezag oplegt, en liet recht van contróle op de aanwending dier gelden in 't geheel niet bestaat. Of wij het in 't belang van den openbaren dienst zouden achten, indien de regeering zich van elke bemoeiing in deze onthield, is een andere vraag en doet hier niets ter zake. Maar vrij zeker is het, dat er geen duurder levensverzekering bestaat, dan juist het pensioenfonds voor burgerlijke ambtenaren. Doch het wordt tijd dat we even terugkeeren naar onze brochure. Op zeer duidelijke wijze geeft zij de grondslagen aan, waarop elke rege ling van levensverzekering rust, en de voorwaarden, waaraan zij behoort te voldoenhet een en ander met voorbeelden toegelicht. Men moet dat lezenwij kunnen er niets meer van vertellen, anders gaat de aardig heid er af. Een enkele aanhaling slechts tot besluit, om een denkbeeld te geven van de oorspronkelijke manier, waarop de schrijver zijn onderwerp behandelt. «Levensverzekering", zegt hij op hladz. 8, «is niet alleen geen spel, maar juist het tegenovergestelde daarvan. Wat is spelen? De speler verruilt het zeker bezit van wat ook tegen het onzekere bezit van iets anders, liooger in waarde. En wat verstaat men onder verzekering? Het ruilen van een kans voor de zekerheid. Wanneer ik in de loterij speel, hoop ik dat een gulden mij duizend, tienduizend en meer zal doen verwerven. Bij het meest ge wone spel loop ik gevaar te verlie zen wat ik bezit, in de hoop dat te verdubbelen. Verzeker ik mijn leven, dan doe ik juist het tegenoverge stelde. Ik weet, ja, dat ik sterven moet, maar het tijdstip waarop is mij onbekend. Het kan zijn dat ik lang genoeg leef om mijne kinderen op te voeden. In zekeren zin speel ik een partij met het noodlot; de kans bestaat dat ik verlies, dat is, dat voor mij het leven te vroeg ein digt; maar ik heb ook de kans van winnen, dat is, van lang te leven. Dit is spel. Maar verzeker ik mijn leven, dan speel ik niet meer. Ik zie af van de kans die ik heb om lang te leven, en stem toe in een kleine, maar zekere opoffering, in ruil voor een grootere, maar onze kere kans. Men zou dus, in zekeren zin, kunnen zeggen, dat de speler degene is, die zich niet verzekert, omdat hij het is, die op de kans rekent." De minister van binnenlandsche zaken heeft aan de burgemeesters doen verzoeken, hem te doen toekomen 1eene opgave of een regeling bestaat omtrent de toelating van kinderen uit de gemeente op de scholen der andere, en zoo ja, met welke gemeente of gemeen ten, met duidelijke vermelding of die regeling in 1885 is ingevoerd dan wel reeds vroeger bestond 2. eene opgave ot de heffing van het schoolgeld is ingevoerd, afgeschaft of ge wijzigd en waarin de wijziging be stond 3. mededeeling of op 31 December 1885 in het geheel geen schoolgeld voor de lagere school werd geheven 4. eene opgave of ter opleiding van onderwijzers voorzieningen zijn getroffen, met vermelding van de wijze, waarop Geschiedkundig verhaal door 6) «De Spanjaarden," zeide Jakoba koel, «zullen nooit weer meester van de stad wezen, zoolang nog één arm binnen deze muren de wapenen dragen kan, om ze te verdedigen. Wat gij hoort," voegde zij er met eeD bitteren lach bij, is niet het strijdgewoel, maar het huilen van den wind, die de zee naar het land drijft, de zee, door wier golven de geuzenvloot naar onze muren zal gedragen worden, om aan de hongerlijdende stad brood te brengen." De zieke zuchtte en wendde het hoofd naar den wand. Buiten werd een lichte tred hoorbaar, zacht ging de deur van het vertrek open en Isabella stond op den drempel. Niet meer de trotsche schoonheid van weleer; honger en gebrek hadden den frisschen blos der jeugd van de smal en bleek ge worden wangen geveegd en den glans der schitterende oogen dof gemaakt, maar ondanks deze bleekheid en ondanks de sporen van verdriet en lijden, die haar gelaat droeg, zag zij er toch be- valliger en beminnelijker uit, dan in de dagen, toen zij daar trotsch en ongenaak baar als eene koningin de huldeblijken ontving, die eene schaar Spaansche ver eerders haar toebracht, want de uitdruk king van hoogmoedige koelheid, die haar gezicht destijds altijd vertoond had, was thans verdwenen. Om de weleer zoo vast gesloten lippen lag een weeke trek van verlangen, en de blik der donkere oogen was zacht en treurig. Jakoba legde, toen zij het jonge meisje bemerkte, den vinger op den mond, naar het bed van den zieke wijzende, en wenkte haar de kamer uit te gaan, terwijl zij tegelijk opstond en Isabella volgde de deur achter zich sluitende. «Uw vader slaapt," zeide zij, «en ik zal dien tijd besteden om met u naar de bovenste verdieping te gaan, opdat wij door de dakluiken mogen zien, hoe hoog het water sedert gisteren gestegen is en hoeveel nader de Geuzenvloot van daag bij de stad is gekomen." Terwijl zij nevens Isabella de trappen opging bemerkte zij, dat deze er nog bleeker uitzag dan gewoonlijk en het haar eene groote inspanning kostte, naar boven te klimmen. Zij nam het stuk brood, dat haar voedsel voor den gan- schen dag moest zijn en het in twee ongelijke helften brekende, reikte zij aan Isabella bet grootste stuk toe. «Neem dit," zeide zij, «ik heb geen honger.", Isabella schudde het hoofd, maar hare hand greep onwillekeurig naar het brood en zij wendde haastig het gezicht af, als vreesde zij te bezwijken voor de verzoe king om het te nemen. «Neem het!" herhaalde Jacoba drin gend, «ik ben oud, ik heb minder voedsel noodig dan gij. Denk er aan, dat gij uwe krachten moet bewaren, om Cornelis met opgeruimden lach en helderen blik te kunnen ontvangen, als hij heden mocht komen." «Cornelis 1" herhaalde Isabella zacht, en alsof in dien naam eene tooverkracht lag, die haren wil boog, nam zij het brood, dat Jakoba haar toereikte en bracht het gehoorzaam aan hare lippen Jacoba zag het met een tevreden glim lach aan, hoe zij eerst langzaam aarze lend, maar daarna met de haast van den honger hot zwarte taaie gebak van zemelen en haver verslond en terwijl zij at, allengskens weer wat kleur op de bleeke wangen terugkeerde. «Cornelis!" mompelde Isabella mijme rend bij zich zelve, «zullen mijne oogen hem werkelijk nog eens aanschouwen... zal de dag komen, waarop ik hem kan zeggen, dat ik hem liefheb, dat ik hem altoos en altoos heb lief gehad Jakoba legde haren arm om de wan kelende gestalte van het meisje, dat met moeite de trappen opging en steunde haar bij het beklimmen der steile treden die naar de bovenste verdieping voerden. «Kom hier heen, Isabella," zèide zij, eenen houten stoel naar het zolderraam trekkend, «en zie naar buiten. Uwe oogen zijn scherper dan de mijne, zeg rnij, wat gij ziet." Isabella gehoorzaamde en op den stoel klimmende, zag zij met gespannen op merkzaamheid uit naar den zuidkant. Het was een zelzaam schouwspel, dat zich aan haar vertoonde tot op een ge ringen afstand van de stad zag men in het rond niets dan water; uit de door eenen feilen noordwestenwind gekrulde golven staken hier en daar de spits van keiktorens, de toppen van boornen, of de roode daken van huizen uit en daartusschen voer met volle zeilen eene menigte schepen naar den Lammerdijk. Het leek zonderling, wanneer een schip dicht voorhij eenen kerktoren gleed, wiens vergulde haan, die helder in de morgen zon schitterde, op gelijke hoogte was met het beeld, dat den steven versierde, of wanneer de kiel van een ander vaar tuig in het voorbijzeilen langs den nok van een huis ging Een oogenblik nog en de schepen lagen dicht voor dén Lam merdijk en reeds droeg de wind den knal van enkele schoten en de oorlogs kreten naar het oor der in koortsachtige verwachting luisterende oude vrouw over. «Zij zijn daar," riep Isabella jubelend, «de Geuzen zijn daar, de vloed heeft hunne schepen tot aan den Lammerdijk gedragen Reeds zie ik afzonderlijke ge stalten van het dek op den dijk springen, steeds meer volgen, nu zijn zij met de Spanjaards handgemeenHoor, [tante, hoe de schoten knallen, hoe het geraas van den strijd luid en steeds luider weer klinkt Vaandels wapperen, wapens blik semen, dichter wordt de kruitdamp, hij omgeeft de vechtenden reeds aan alle kanten 1" «God bescherme de Geuzen 1" bad Jakoba, de handend vouwend op de knieën zinkende, «fleer, erbarm U over ons, erbarm u over deze stad Geef den Geuzen, die daar voor ons strijden, de overwinning, bescherm hen die in dit uur hun leven wagen, om ons honger lijders, brood te brengen." (Wordt vervolgd

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1886 | | pagina 1