nieuwe
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
N. 55.
Zaterdag 10 Juli 1886.
Vijftiende Jaargang.
abonnementsprijs:
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
advertentien:
Kandteekeningen.
BINNENLAND.
F euillet on.
Oorspronkelijke Novelle
t. p. van baeren.
AMEBSFOOBTSCHE CODBANT.
VOOR
Per 3 maanden 1.Franco por post door het gebeele Bijk.
Afzonderlijke.Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
Van 1 6 regels 0,40; iedere regel meer B Cent.
Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Een paar maanden geleden hebben
we in een hoofdartikel gewezen op
het feit, dat meer dan vroeger ge
wicht gehecht wordt aan de opvoe
ding van het lichaam en aan de ont
wikkeling der physieke krachten.
Enkele losse opmerkingen, hetzelfde
onderwerp betreffende, wenschen we
thans ter overweging aan te bieden.
De Zomer is thans, naar 't schijnt
met het vaste plan om zich niet
weer te laten opjagen door de ge
dachte aan ijsblokken, zwemmende
in den Atlantischen Oceaan, binnen
onze landpalen verschenen, en daar
mede komen ook de drommen be
richten van wedstrijden in zwemmen,
in roeien, in wielrijden, en wat
niet al. De Cricket-clubs brengen
elkander bezoeken, om op het gras
veld hun krachten te meten, en zelfs
gymnasten laten zich niet door de
warmte weerhouden, om ten edelen
prijskamp op te gaan.
Heeft, vragen we weieens,
het wedstrijdachtig karakter van de
thans gebruikelijke lichaamsoefenin
gen geen bedenkelijke zijde? 't Is
waar, zooiets ligt in de menscheiijke
natuur, men wil uitmunten, men
wil alle krachten inspannen om ande
ren te overtreffen, niet in de eerste
plaats om het bezit van den prijs
als stoffelijk voorwerp ter waarde
van een zeker aantal guldens,
maar om de eer, den roem, het be
wustzijn de eerste te mogen heeten
onder een groep van nagenoeg ge
lijken.
Maar wat volgt daar nu uit? Dat
alleen zij, die kans hebben als ernstige
mededingers op te treden, van
wie verwacht kan worden dat zij naar
prijzen en premiën »een hoog bod"
zullen doen, de opmerkzaamheid
waard gekeurd worden. Zij zijn als
het ware de voorvechters van het
leger, die bij elke gelegenheid voor
het front der troepen tandakkende
rest, is eenvoudig de massa, die meê
mag doen indien zij het verkiest, .of
thuis blijven als zij daar behagen in
schept.
Dat bij die massa de begeerte, om
ook naar het meesterschap te streven,
na eenige teleurstellingen verflauwt
en eindelijk verdwijnt, is niet geheel
onnatuurlijk. Na eiken wedstrijd toch
ziet men dezelfde namen geprocla
meerd ook heeft elke vereeniging
haar vaste prijswinners, op wie zij
rekent, en die den ganschen last dei-
behaalde lauweren moeten torschen.
Misschien zou een bepaling, die
prijswinners van vroegere gelegen
heden in een andere conditie plaatst
dan de overige mededingers, in een
groot aantal gevallen toejuiching ver
dienen. Op die manier zouden velen
een beurt krijgen om zich eens te
onderscheiden, en dat zou stellig den
ijver der overigen prikkelen.
In de laatste jaren is de belang
stelling in wedrennen zeer toegeno
men; men is die ook al gaan be
schouwen uit het oogpunt van lichaams
oefening, misschien wel omdat het
anders zoo moeielijk is het nut er
van aan te toonen. Rondweg te zeg
gen »we houden wedrennen, omdat
we dat pleizierig vinden," daartoe
mist men den moed. Het heet soms
ook, dat zij moeten strekken tot ver
edeling van het paardenras, alsof niet
ieder kenner van paarden wist, dat
dit onzin is. liet prachtigste renpaard,
dat voor ontzaglijke sommen wordt
verkocht omdat het reeds zooveel
prijzen heeft gehaald, valt uitgeput
neder als het een langen rid moet
doen of eenigëzins zwaren arbeid ver
richten het is alleen in staat, gedu
rende een klein getal minuten, met
oogverblindende snelheid zekeren af
stand af te leggendaarop alleen
heeft men het afgericht.
Voor het overige hebben we niets
tegen wedrennen dan alleen dat zij
dobbelarij in de hand werken, ten
tweede dat zij onze Nederlandsche
taal zoo gruwelijk verknoeien. Noch
het een noch het ander is bepaald
noodig; men kon de zoogenaamde
«boekmakers" van het terrein houden,
en de barbaarsche uitdrukkingen in
het programma van den wedstrijd
bij menigte voorkomende, of geheel
weglaten, of door fatsoenlijk IIol-
landsch vervangen.
Een soortgelijke grief hebben we
tegen het cricket-spel, de liefhebberij
vooral van de bijna volwassen jeugd.
Toen wij jongens waren, hadden
wij onze oud-Ifollandsche bal- of
kaatsspelen, een weinig minder in
gewikkeld, maar zeer vermakelijken
van het lichaam een behoorlijke in
spanning, van oog en hand niet ge
ringe mate van geoefendheid vorde
rende. Die spelen zijn in onbruik
geraakt in den sufferigen tijd, toen
men er alleen heil in zag de knapen
met allerlei onmogelijke geleerdheid
vol te stoppen, en hen doodkalm op
hun schoolbanken en in hun werk
kamertjes liet wegkwijnen. Toen de
dagen van beter inzicht waren aan
gebroken, en de lichaamsbewegingen
weer de haar toekomende plaats be
gonnen in te nemen, is men, jammer
genoeg, niet teruggekeerd tot onze
oud-Vaderlandsche spelen, onder het
bereik van zeer velen vallende ook
omdat zij eenvoudig en weinig kost
baar zijn, doch men heeft heil ge
zocht bij spelen uit den vreemde, en
die met terminologie en al op Neder-
landschen bodem overgeplant.
Dat is een fout geweest, een
fout die zich nu reeds wreekt door
het taalbederf dat er uit voortvloeit,
en door de betrekkelijk geringe po
pulariteit der vreemde spelen, waar
door het voorname doel, algemeene
herleving van den lust voor lichaams
beweging, gemist wordt. In Friesland
wordt gelukkig een betere richting
gevolgddaar komt het aloude kaats
spel weer zijn vroegere plaats ver
overen. Hopen we dat het zich ver
over de grenzen van Friesland uit
breiden en den kamp met zijn En-
gelschen mededinger zegevierend vol
houden zal.
Lichaamsoefeningen ontwikkelt de
spieren. Hebt ge wel eens een roei-
wedstrijd bijgewoond? Ziet dan eens
wat armen die hoeren er op nahou
den, die de ranke gieken met vogel
snelheid door het water doen glijden.
Die zwaar gevulde ledematen heb
ben zij aan het roeien te danken
elk orgaan, dat sterk wordt geoefend,
nêemt toe in capaciteit.
Ook hier zij men evenwel omzich
tig. Overmatige inspanning geeft wel
ontwikkeling, maar ten koste van
andere organen. Eenzijdige gymnas
tische oefening; en uit den aard
der zaak is het roeien, hoe voortref
felijk ook, buitengewoon eenzijdig,
heeft dikwijls verderfelijke gevolgen
versterking van het eene lichaamsdeel
gaat soms gepaard met totale uit
putting van het andere. De liefheb
bers zullen dus wèl doen, zekere
grenzen niet te overschrijden, en,
zoo daarvoor vrees mocht bestaan,
hun medicus te raadplegen.
Eindelijk meenen we nog even de
aandacht te moeten vestigen op een
hoogst doelmatig middel tot verster
king van het lichaam, dat we vooral
op Zondagen wenschen toegepast te
zien.
Men raadt reeds onze bedoeling:
wandeltochtjes, waarvoor onze schoone
provincie en de aangrenzende deelen
van Gelderland en Noord- en Zuid-
Holland zulke prachtige gelegenheden
aanbieden, 's Morgens vroeg op marsch,
licht en doelmatig gekleed, goed ge
schoeid, en met niet meer voorwer
pen beladen dan men bepaald noodig
heeft, weinig gerookt, op geregelde
tijden uitgerust tot het gebruik van
spijs of drank, en 's avonds voor de
terugreis een openbaar vervoermid
del gebezigder is niets heerlij
kers, niets gezonde rs
Gister werd ons gemeld, dat Z. M.
een paar dagen bedlegerig was geweest.
Na nader ingewonnen inlichtingen kun
nen wij mededeelen, dat, schoon de
Koning zich niet geheel wel gevoelt,
Z. M. toch geregeld in de omstreken
van het buitenverblijf te Soestdijk gezien
wordt. Amst.
Eene te Weenen uit Windisch-
matrei ontvangen particulier telegram
van den president der Oostenrijksche
Alpen-club houdt in, dat de lijken der
heeren Palavicini en Crommelin gister
zijn gevonden.
In de te Weenen verschijnende bladen
wordt gemeld, dat de Nederlandsche
gezant aldaar, de heer Mazel, ziek ge
worden is tengevolge van den schrik
over het lot van den heer Crommelin.
Het schrijven van zijne brochure,
heeft den heer van der Goes Dinsdag
middag een onaangename omstandigheid
bezorgd.
Door het clubje beursbezoekers, dat
dergelijke omstandigheden gretig te baat
neemt, werd de zoo even genoemde
schrijver op de gebruikelijke wijze
van de Amsterdamsciie beurs gedrongen.
Men schrijft uit Amsterdam aan 't
Utr. Dagbl.
Door tusschenkomst der politie zijn de
bankinrichtingen en bankiersfirma's hier
ter stede gewaarschuwd voor in aantocht
zijnde Engelschen, die, in het bezit van
loopers en dergelijke werktuigen, zich
toegang weten te verschaffen tot gebou
wen, waar men hun bezoek bij voorkeur
niet wenscht.
De Engelsche politie verwittigde de
Amsterdamsciie van de nadering dezer
weinig welkome gasten.
Te Epe is in de buurtschap Zuuk
door het spelen van kinderen met luci
fers, de woning van J. v. d. M., die naar
Holland was om gras te maaien, geheel
afgebrand. Ook de inboedel werd een
prooi der vlammen. Slechts een koe
werd gered.
De onthulling van het Sarphati-
rnonument in liet Sarphatipark te Amster
dam is bepaald op Donderdag 15 dezer,
te half elf.
De trein, welke]Woensdagmorgen
de Koning eenige dagen ongesteld, en om 8.45 van Zandvoort naar Amsterdam
DOOR
l)
I.
De heer Van den Winter had zooëven
zich in den fauteuil neergevlijd, om zijn
gewoon middagslaapje te houden.
Hij zag er welgedaan uit, ja, men zou
hem zelfs corpulent kunnen genoemd
hebben, zonder vee! te overdrijven.
Ofschoon op zijn gelaat reeds de teeke
nen van den ouderdom te lezen waren,
kon men hem nog niet tot de ouden
van dagen rekenen, want hij had de
zestig nog niet veel jaren achter den
rug. Wanneer ge hem in zijnen dage-
lijkschen arbeid gezien hadt, zoudt ge
hem ongetwijfeld een tien jaar jonger
gehouden hebben, zoo krachtig en opge
wekt was hij nog.
De Heer Van den Winter had een
kalm leven gehad zijne zaak in tabak
en sigaren was steeds voor den wind
gegaan en had zijn kapitaal meer dan
verdriedubbeld. Vaak had zijne vrouw
hem aangespoord de affaire «over te doen,"
doch nimmer was hij daartoe kunnen
geraken. »'t Is waar," zoo sprak hij
dan, »om den broode behoef ik het niet
meer te doen, maar ik ben nog te jong
om niets meer te doen, dan mij te ver
velen". En zoo had de Heer Van denWin-
ter steeds zijne zaak voortgezet. Wel had
hij niet veel meer te verrichtten dan
bestellingen en gros te doen of nota's
en kwitanties te schrijven, doch van tijd
tot tijd mocht hij gaarne nog eens
zijnen bediende vervangen, dien hij
anders op zijnen post volkomen vertrou
wen kon.
De Heer Van den Winter had een kalm
leven gehad. Zorgen had hij weinig of
niet gekend, en mochten ze al eens eene
wijle over zijnen huiselijken haard- en 't
was nog een oud-hollandsch-heentrekken,
dan was hij optimistisch genoeg om
achter de wolken het licht te zien.
Zijne vrouw droeg hem op de handen
wel had zij soms hare eigene ideën
tegenover de zijne geplaatst, doch als
brave huismoeder had zij zich steeds
naar de zijne gevoegd Zoo waren hunne
dertig huwelijksjaren tot heden in onge
stoorde kalmte voorbijgegaan. Hun echt
was kinderloos gebleven, maar daarvoor,
zeide de Heer Van den Winter, daarvoor
had hij ook geenen zorg voor hunne op
voeding. Mevrouw Van den Winter,
zij vond dien titel van Mevrouw wel wat
al te deftig, maar de menschen zijn tegen
woordig zoo, vergoelijkte ze, Mevrouw
Van den Winter eenter had gaarne die
zorgen voor het kroost willen dragen, en
omdat gemis eenigszins te vergoeden,
had zij met goedvinden van haren man,
een Nichtje tot zich genomen, dat op
haar zesde jaar reeds wees geworden
was. En waarlijk zij had het als hare
eigen dochter lietzij had het eene
strenge opvoeding gegeven, zooals dat
past voor deftige burgerlui. Nimmer had
zij te klagen gehad over ongehoorzaam-
of ondankbaarheid van haar pleegkind,
integendeel, Mathilde hing hare Tante,
aan, alsof zij hare moeder was.
Het nichtje telde thans twee-en-twintig
jaren en was een bevallig wezen. Ver
blindend schoon, ais de heldin van een
roman, was zij niet, maar toch had haar
gelaat edele lijnen en uit liet kuiltje van
hare welgevormde wangen, sprak eene
onschuldige schalksheid. Toch had
Mevrouw Van den Winter in het laatste
jaar met schrik opgemerkt, dat, als zij
met haar pleegkind op wandeling was.
de meeste jongelui meer attentie aan
Mathilde dan aan hare Tante bewezen.
Soms zelfs had het meisje dan haar
kuiltje in de wangen zóó guitig saamge
trokken, dat de meeste van die Jongelui
een oogenblik waren stil blijven staan.
Dit vooral had Mevrouw Van den Winter
schrik en bezorgdheid ingeboezemd,
zoodat hare wandelingen steeds zeldzamer
werden. In die bezorgdheid had zij zelfs
haren echtgenoot om raad gevraagd,
maar zij was daarbij van kwaad tot erger
gekomen.
«Gekheid, vrouw had hij met
zijn gewoon optimisme geantwoord,
«verbeelding van je, anders nietEn
daarbij Mathilde is nog jong, en dat ben
je ook geweest."
«Lieve hemel", had zij in schrik
gezegd, «wou je haar maar aan het lot
overlaten?"
St, st, vrouwtje dat niet, volstrekt
niet. Ik wil maar zeggen, dat het de
jonkheid is, weet je. En zij kan toch
niet altijd bij je blijven. Als zij een goed
huwelijk kan doen is het dan niet onze
plicht, dat toe te staan. Dan loopt zij ten
minste geen gevaar, later als wij onze
oogen dicht gedaan hebben, een slechter
te doen
Maar man
Ja, ik zeg niet, dat we ze maar
aan 't lot moeten overlaten, neen, het is
onze plicht ze in het rechte spoor te
houden, zeker. Maar als te eeniger tijd
iemand om hare hand komt vragen, die
haar werkelijk gelukkig kan maken, zie
je, vrouw, dan mogen wij niet weigeren.
Ze gaat al mooi op de vierentwintig
aanen was je ook niet zoo oud, toen
ik je trouwde? En je hebt er toch nooit
berouw van gehad
Daarop had Mevrouw Van den Winter
niet geantwoord ja zij was wel vieren
twintig geweest, toen zij in liet huwelijk
trad, maar Mathilde was eerst tweeën
twintig. Neen, zij rnocht nog volstrekt
aan geen engagement denken, daarvoor
zou zij, Tante, wel zorgen. En dat deed
zij dan ook trouwja, zelfs had zij
Mathilde meermalen onder het oog ge
bracht, dat het niet betamelijk voor een
meisje was, notitie van jongelingen op
de wandeling te nemen. Hoogstens mocht
zij hunnen groet met eene kleine hoofd
buiging beantwoorden. Mathilde had
die vermaning opgevolgd, in hare on
schuld overtuigd, dat liet zoo zijn
moest.
Wordt vervolgd