NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND. N. 78. Woensdag 29 September 1886. Vijftiende Jaargang. VOOR abonnementsprijs: VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: BINNENLAND. F euillet on. THEA. AMÏRSFOORTSCRE COURANT. Per 3 maanden 1.Franco per post door het gebeele Eijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentien viern.aal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. HUGO DE GROOT. De plechtige onthulling van het stand beeld van Hugo de Groot heeft Zaterdag middag te twee uren te Delft plaats gehad. Het beeld, met het gelaat naar het Stadhuis en den rug naar de Nieuwe kerk gekeerd, zal. midden op de Groote Markt, uitmuntend voldoen. Het is 3.50 M. hoog, gehuld in een mantel of toga, en stelt den geleerde en staatsman voor in staande houding, met een boek in de linker- en een pen in de rechterhand als gereed een denkbeeld op te teekenen. Het geheel is los van vorm en gelukkig van stand, en maakt op den beschouwer een gunstigen indruk die den ontwerper, den heer Stracke uit Haarlem, alle eer aandoet. Naar diens model werd het door de hh. Merkelbach en Van Enkhuizen, te Breda, zonder eenig gebrek in metaal gegoten. De teekening van het voetstuk werd geleverd door den bekenden architect Gamier te Parijs, en de levering er van werd door den heer Stracke opgedragen aan de firma Kessel Rohe, te Berlijn. De profileering van het voetstuk, van gepolijst Zweedsch graniet, is eenvoudig maar uiterst fraai, en de bewerking on berispelijk. Het grondvlak van 3.60 M2 is gewoon vlak gefrijnd, doch de overige deelen, bestaande uit vier blokken die samen ruijpn 20,000 K.G. wegen, zijn prachtig gepolijst. Het geheel is ongeveer 4 M. hoog en staat op een zandbedding en een blok metselwerk ter hoogte van 1.50 Meter. Standbeeld en voetstuk hebben dus te samen eene hoogte van nagenoeg 8 M. De oprichting geschiedde onder de leiding van den verdienstelijken bouwkundige J. den Braanker te Delft, en ondervond in geen enkel opzicht eenige belemmering. Verschillende genoodigden en autori teiten hadden om de tribune op de Groote Markt plaats genomen, terwijl Mr. W. H. de Beaufort een kernachtige redevoering hield, welke bij den boekhandelaar M. J. Couvée te Delft in druk is verschenen. Spr. zeide o. a. daarin: Heeft De Groot het zijne heilige roe ping geacht voortdurend te arbeiden aan de bevordering van den vrede en het geluk der menschheid, tevens wordt op elk wetenschappelijk gebied, dat De Groot betreden heeft, hem door hen die er tot de meeste gezaghebbenden behooren, eene eereplaats toegekend. Als kenner dei- klassieke oudheid zou hij, op zichzelf reeds, een onvergankelijken naam hebben nagelaten, maar hooger nog dan als phi- loloog, staat Grotius als godgeleerde aan geschreven. Zijne aanteekeningen op het Oude en op het Nieuwe Testament heb ben in de godgeleerde wereld tot heden hunne waarde behouden. Vervolgens meende spr. dat hier luide moest worden uitgesproken, dat trots zóóveel, dat hem van het vaderland moest vervreemden, De Groot in zijn balling schap, noch Franschman, noch Zweed, noch wereldburger is geworden, maar met hart en ziel Hollander is gebleven, en men bij hem vond alle eigenschappen die den Nederlandschen volksaard tot eer verstrekken: godsdienstzin, reine levens wandel, eenvoud van zeden, huwelijks trouw. Aan de woorden van De Groot's on vergetelijke gade, Maria van Reigersber gen, die zij hem in de volle overtuiging zijner onschuld kort na zijn gevangen neming schreef: »A1 wat ik u wenschen kan, is dat God u gezondheid verleene; gerustheid geeft u uwe eigene goede consciëntie," knoopte spr. ten slotte deze mededeeling omtrent De Groot's sterven vast: »Met die goede consciëntie, De Groot's kostbaarste schat in zijn 's-Gravenhaagsche gevangenis, op het slot Loevestein, en in het land zijner balling schap, heeft hij ook, toen onverwacht, ver van de zijnen, hem de dood overviel, het hoofd ter ruste gelegd." De zonderlingste verdichtsels zijn, in Europa, over het sterfbed van De Groot ir. omloop geweest. Volgens sommigen was hij als Katholiek, volgens anderen als Godloochenaar gestorven, volgens een derde gerucht, hadden geestelijken van allerlei kerkgenootschappen zich om zijn sterfbed verdrongen en zich onderling den stervende betwistde waarheid was, dat een Luthersch geestelijke hem alléén in zijne laatste oogenblikken had bijge staan, en dat, nadat deze hem de gelij kenis van den farizeër en den tollenaar had voorgelezen, De Groot's laatste woord was geweest: »die tollenaar ben ik." De Heer Mr. E. J. J.B. Cremers, voor- Roman van KARL HEIGEL. 7) Alle vensters waren bezet en bij den kleinen schouwburg zeiven had de politie de handen vol met voor de in een onaf gebroken file volgende rijtuigen plaats te maken. Hoewel menheer Hahnenkamm iemand zelfs niet de boter op zijn brood gunde, wierp hij ditmaal het geld met volle handen het venster uit. «God zij dank, dat dat feest maar eens in de vijf en twintig jaar voorkomt," zei hij. Financiers met en zonder famillie, jonge officieren, corypheeën uit de tooneel- wereld waren de gasten en vormden een bonten kring van verschijningen, die een schitterend of een belachelijk, een aan trekkelijk of een terugstootende figuur maakten. Zoowel het tooneel als de zaal was in een prachtig, door duizend gas vlammen verlichte ruimte herschapen. Guirlandes van bloemen waren langs den zolder aangebracht en wonden zich van de eene loge naar de andere. Op den achtergrond van de zaal was tusschen palmboomen en klaterende fonteinen een zitter van de Hoofdcommissie, droeg ver volgens het monument aan het Delflsche gemeentebestuur over met de volgende woorden »Op mij rust thans nog de hoogstver- eerende taak het voor Grotius opgericht standbeeld, namens zijne vereerders, aan U over te dragen. »Ik volbreng die taak met een ge mengd gevoel van vreugde en smart. Toen ik, drie jaren geleden, U in gindsch grootsch kerkgebouw, op den 300-jarigen geboortedag van den grooten Delftenaar, toesprak, werd de Prins onze Eere-Voor- zitter, door de droevige herinneringen aan die geheiligde plek verbonden, tot ons diep leedwezen verhinderd de plech tigheid bij te wonen. Maar wij allen hoopten en vertrouwden, dat de onthul ling van dit beeld onder zijne hooge be scherming zou geschieden, dat zij door de tegenwoordigheid van den telg van het huis van Oranje-Nassau eene bijzon dere beteekeuis en wijding zou ontvan gen. En nauweljjks een jaar later brach ten wij hem, den laatsten stamhouder van ons Vorstenhuis, daar bij zijne lieve dooden ter ruste. iMaar als wij met een gevoel van wee moed en smart terugdenken aan den slag toen aan ons vaderland toegebracht, op een' dag als dezen mogen wij ons daar door niet laten beheerschen, moeten wij ons daaraan ontrukken. uDankbaarheid alleen behoort ons hart te vervullen. Dankbaarheid jegens den grooten man, die op elk gebied van ze delijke en verstandelijke ontwikkeling een voorganger, een leidsman der menschheid was, den man die het recht gegrondvest heeft op de menschelijke natuur. Dank baarheid ook daarvoor, dat het ons ge geven is een' te lang verwaarloosden plicht te vervullen, een' plicht, waarop reeds voor eeuwen door Vondel en de Witt werd gewezen. ïDankbaar ben ik ook gestemd jegens U. E.A.H. en jegens den gemeenteraad en de burgers van Delft, want zonder U aller grootmoedige mildheid waren onze pogingen wellicht nog niet geslaagd. »Gij wist evenals wij, dat de roem van Grotius om te blijven voortleven, geen openbaar huldeblijk behoefde, dat zijn naam onvergankelijker is dan het metaal, waaruit dit beeld is gegoten. Maar, evenals wij, waart gij overtuigd, dat het plicht is van den nazaat zijne groote afgestorvenen te eeren en dat die openlijke vereering ook het verre nage slacht moet opwekken hun voorbeeld, zij het ook van verre, te volgen. »En daarom draag ik met een dank baar hart dit standbeeld aan U over en vertrouw het toe aan uwe hoede. iMogen, bij het aanschouwen van dit beeld, de slotwoorden van den feestdich- ter aan onze kinderen en nakomelingen bewaarheid worden »'t Wekt in 't hart van grijz' en jeugd, Trouw aan recht en burgerdeugd. Binnen kort zullen de briefkaarten voor het buitenlandsch verkeer, voorzien van een zegelstempel van 5 ct. met nieuw opschrift, worden uitgegeven. De Leidsche gemeenteraad heeft een voorstel, om een adres bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen, strekkende om de vroeger toegekende subsidie voor de II. B. S voor meisjes wederom aan de gemeente uit te keeren, met algemeene stemmen aangenomen. Bij de tegenwoordige meerderheid in de Tweede Kamer bestaat er veel kans van slagen van zulk een voorstel. In 1887 zullen 2000 militairen naar de Oost worden uitgezonden. Zaterdagvoormiddag is ter griffie van het gerechtshof te 's-Gravenhage door F. Domela Nieuwenhuis cassatie aangeteekend tegen het arrest door ge noemd hof gewezen, tot bevestiging van het vonnis der rechtbank. Domela Nieuwenhuis verklaart in Recht voor Allen dat «de rechtpest over ons is losgebroken» en dat men in Domela Nieuwenhuis «een man veroor deeld heeft, zooals onze tegenpartij (de niet-socialisten) met geen mogelijkheid er een zou kunnen aanwijzen.» Het is maar zooals men het nemen wil! Na 20 zittingen en één avondzit ting aan de behandeling in hooger beroep van de Arnsterdamsche tuchtzaak te hebben gewijd, eindigde de Synodus Contracta hare werkzaamheden. De ver gadering werd op de gebruikelijke wijze met dankzegging en toespraak gesloten. Van de gevallen uitspraak mag niets worden publiek gemaakt eer zij aan beklaagden is beteekend. Dit moet uiter lijk binnen acht dagen geschieden. Door het Verfraaiings-Gezelschap te Lochem is reeds veel gedaan om het bezoek aan dit schoone deel van dat gewest gemakkelijker en aangenamer te maken, getuigen de banken en weg wijzers, geplaatst in de omstreken van Barchem, de Belvedère, op de hoogte tegenover de Dollehoed en zooveel meer, dat een uitstapje naar deze streek des te aantrekkelijker maakt. Dezer dagen is door datzelfde Gezelschap bij den heer J. H. Scheen te Lochem, uitgegeven eene «Wandelkaartvan Lochem en Omstreken» waarvan men inderdaad kan verklaren, dat zij in eene behoefte voorziet. De kaart, door den heer B. Staring getee- kend, op eene schaal van 1 a 25,000, toont zeer uitvoerig en nauwkeurig dat gedeelte van Gelderland, gelegen tusschen Almen, Vorden, Ruurlo, Borkeloo en Laren, en waarvan Lochem ongeveer het middelpunt uitmaakt. Voor hen, die uit andere deelen van ons land een gedeelte van den zomer in deze schoone natuur doorbrengen, zoo wel als voor touristen, is deze kaart eene welkome gids. De uitvoering is zeer net en duidelijk en het fraaie schild, eenige «kijkjes» uit de omstreken van Lochem, geteekend door den heer Ch. Rochussen, verhoogt de waarde er van. Bij dienzelfden boekhandelaar is dezer dagen verschenen een souvenir aan Lochem, twaalf gezichten van Lochem in een net étui. Allen, die dus kennis willen maken met de zoo terecht ge roemde schoone omstreken van Lochem, raden wij aan met bovenstaande uit gaven kennis te maken. De prijs is zoo billijk mogelijk gesteld. Leeuw. Court. De ballons Voltigeur, Eclaireur en Hirondelle, Zaterdagnamiddag omstreeks 5 uur uit den Parktuin te Amsterdam opgestegen, zijn te 5Va uur tusschen Schellingwoude en Durgerdam neerge komen. De daling geschiedde zonder on geval alleen werd de ballon Eclaireur, waarin zich als passagier de heer W. Rikkers bevond, een poos door het water gesleept, maar kwamen de reizigers met een nat pak vrij. miniatuurtooneel opgeslagen. Nog was het scherm neergelaten, maar een vol tallig voor het publiek onzichtbaar orkest speelde vroolijke stukkenzweeg dit, dan noodigde een ander in den tuin de gasten uit in den zoelen zomermacht naar buiten te treden. Daar heerschte een getemperd lichte gloed, men had zich met veel tact niet om het duizende jaren oude recht om de liefelijke tint der sterren niet bekommerd, en het kunst licht was op zoodanige wijze en in zoo groote hoeveelheid aangebracht en ver deeld, dat de paden onder het ritselende loover en tusschen de groenende hagen zich uitlokkend aan het oog voordeden. Waldemar kon aanvankelijk over een droefgeestige, bij de omgeving volstrekt niet passende stemming niet meester worden. Al die rijk getoiletteerde dames en heeren waren voor hem niet alleen onbekenden, maar trokken zelfs volstrekt niet aan 't waren en bleven voor hem vreemdelingen, waarmeê hij nimmer een hartelijken handdruk of een vertrouwe lijk woord zou kunnen wisselen. Met zijne zuster gevoelde hij het diepste medelijden dat zij aan de goed- of af keuring dier modepoppen werd prijsge geven. Het speet hem, dat hij zijn plan om het feest niet bij te wonen ter elfder ure om redenen, die hem zeiven alles behalve duidelijk waren, veranderd had. Zijn moeder was, zooals men mocht ver wachten, bij Thea in de kleedkamer. Daar werd het eerste teeken gegeven dat de feestvoorstelling een aanvang zou nemen. De loges liepen vol. Vlak tegen over het tooneel waren voor het feest vierende echtpaar een eereplaats en voor de meer voorname gasten fauteuils ge reed gehouden. Het overige gedeelte van het publiek mocht staan. Als een opgeblazen kikvorsch lag men heer Hahnenkamm in zijn troonzetel achterover. Maar terwijl hij aldus van bevredigde ijdelheid tot barstens toe op zwol en zich verbeeldde dat hij de ge wichtigste en beroemdste man van zijn eeuw was, zette hij een onnoozel gezicht, dat moest uitdrukken, dat hij van al het geen er volgen zou niets wist en dat hij daaraan volmaakt onschuldig was. Nu en dan dwaalde zijn oog eens naar de rid derorden af, die hij voor zijn verdienste dat hij de kunst zoozeer schraagde had bekomen. Maar van zijn vrouw en feest- genoote nam hij het minst notitie. Dit goede mensch, een stevige, niet mooi en ook niet leelijke vrouw van even veertig jaar, zat met een half verschrikt, half verlegen gezicht op haar stoel als iemand, die plotseling in een vreemd pak gesto ken en naar een plaats gesleept is, waar hij niet thuis behoort. Kwade tongen beweerden dat zij eigenlijk in de keuken thuis behoorde, en dat zij daarin gebo ren en getogen en ook daaruit getrouwd was. Nog een signaal met de schel en het gordijn ging op. In de verschillende kostumen der meest geliefkoosde stukken stonden of lagen de gezamenlijke tooneelisten van het Apolli- notheater schilderachtig gegroepeerd op het tooneel. Na een kort gezang van het koor trad Thea uit de menigte te voorschijn. Een gemompel van bijval steeg uit de zaal op. De uitdrukking van schelmsche be schaamdheid, die de rol vorderde, was voor het pikant gezichtje tevens de voor- deeligste. Het phantastische kostuum deed haar prachtige vormen te beter uitkomen. Mogelijk was dit wel eenigszins al te zeer het geval, want een paar gedecol leteerde dames brachten haar waaier ten minste tot aan de oogen en gingen daar achter boosaardige opmerkingen over het meisje tegen elkander zitten maken. Ook Waldemar steeg bij den aanblik aan haar bloote armen en aan het verraderlijk doorzichtige kostuum het bloed naar de wangen. Maar Thea bewoog er zich met zulk een aller be- valligste zekerheid onder, alsof .ij op die wijze gekleed onder goden geweest ware, en ze was daarbij zoo onberispelijk schoon, dat zelfs de vijandschap alleen bewonde ren doch niets afkeuren kon. Wel klonk haar stem ruwer dan men van zulke lippen zou hebben verwacht, maar toch stoorde dat gemis aan een zoeter geluid de schalksche verzen bij de voordracht niet. De man, die deze had vervaardigd, wist hoe dik de hand van den Jubilaris was en had de speldeprik- ken daarom ook niet gespaard. Het slachtoffer voelde die niet en het publiek was daarentegen den grooten Hahnen kamm dankbaar, dat hij zoo goed tegen gekheid en jokkernij kon. Toen Thea na het gezwollen slotcou plet te hebben uilgesproken, de treden, die van het midden van het tooneel naar de toeschouwers voerden, afsteeg en het echtpaar den zilveren krans overreikte, terwijl de verzamelde koristen opnieuw een lied zongen, barstte het geheele publiek in luide bijvalskreten uit. En toen de genius was teruggekeerd en bengaalsch vuur de bonte groepen magisch verlichte, deed, zooals het in de courant- berichten heette, »een razende bijval de ruimte dreunen." Bij dat slottableau werd da capo geroepen, er. daarop moest juf frouw Thea, het wonderbare meisje uit

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1886 | | pagina 1