NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND. N. 81. Zaterdag 9 October 1886. Vijftiende Jaargang. abonnementsprijs: VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. advertentien: Provincialisme. BINNENLAND. F euillet on. THEA. 4MERSF00RTSCIE COÜHANT. VOOR Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. Van 1 6 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Dikwijls is de opmerking gemaakt, dat de belangen van den Landbouw in de zorgen der Regeering geen plaats innemen, die geëvenredigd is aan het gewicht van dezen tak van nijverheid. Een afzonderlijk Ministerie van Landbouw hebben we niet, - zelfs heeft het Departement van Waterstaat, Handel en Nijverheid geen bijzondere afdeeling, uitsluitend daarvoor ingericht. Of nu met de vervulling van den wensch dergenen, die de inrichting van zulk een Ministerie verlangen, veel gewonnen zou zijn, wagen we niet te beslissen. Ook zonder die uitbreiding van het Kabinet, of laat het zijn een andere verdeeling van de regeeringstaak over het be staande getal hoofden van ministe- rieele departementen, kan het bewijs geleverd worden, dat in de residen tie de belangen van den landbouw niet over 't hoofd worden gezien. Bij meer dan één gelegenheid heeft in elk geval de Minister Heemskerk doen blijken, dat de bloei van de eerste en voornaamste bestaansmiddelen hern na aan het harte ligt. Op zijn voordracht wefden door de natie millioenen ten koste gelegd om vee pest en longziekte door afdoende maatregelen te bestrijden. Bij de moeielijke omstandigheden, waarmede de landbouw in de laatste jaren te worstelen heeft gehad, is het niet onnatuurlijk, dat de belang hebbenden meermalen het oog richt ten tot de Regeering, om steun te zoeken waar eigen krachten te kort schoten. Zeer verschillend waren de wenschen, van welker vervulling men verbetering van den toestand ver wachtte hier zocht men heil bij beschermende rechten, die den in voer van buitenlandsche producten zouden bemoeielijken en den strijd om het bestaan lichter makenginds werd een betere regeling van de grondbelasting gevraagd, meer reke ning houdende met de werkelijke waarde der landerijen volgens den maatstaf der gemiddelde opbrengst; elders drong men aan op verminde ring of afschaffing van de inderdaad drukkende overgangsrechten. Algemeen is men van oordeel, dat de Regeering niet voldoende op de hoogte is van den wezenlijken toe stand. Voor een groot deel is dat de schuld van de kiezers. Onze volks vertegenwoordiging, met name de Tweede Kamer, is niet een afspiege ling der natie in haar verschillende nuanceeringen, zoodanig dat de onder scheiden klassen der bevolking er haar woordvoerders vinden, die de Regeering kunnen voorlichten omtrent dingen die buiten den gewonen kring harer waarneming liggen. Bij het stellen van candidaturen wordt wel de volle nadruk gelegd op politieke richting, maar geen acht geslagen op de diensten, die het te verkiezen Kamerlid zou kunnen bewijzen in het belang der volkswelvaart. de Regeering is thans een Door poging gedaan, om te gemoet te komen aan de wenschen van hen, die meer rechtstreeksche bemoeiingen van hoogerhand verlangen, namelijk door het Kon. Besluit van 18 Septem ber j.l. «Uit aanmerking," dat de om standigheden, waarin de landbouw in Nederland verkeert, de overweging noodzakelijk maken van middelen om dien tak van bestaan uit zijn gedruk- ten toestand op te heffen, is op voordracht van de Ministers van Waterstaat enz., van Justitie, Finan ciën en Binnenlandsche Zaken, «goed gevonden en verstaaneen Staats commissie in het leven te roepen tot het instellen van een onderzoek naar den toestand van den landbouw hier te lande en tot het indienen van voorstellen betreffende de mid delen, waarop van regeeringswege de ontwikkeling van den landbouw in Nederland zou kunnen worden bevorderd, alsmede tot het geven van advies, zoo dikwijls de Regeering dit van haar mocht verlangen. het algemeen Regeering is deze stap ingenomenheid Over der Regeering met begroet. Mocht het ook waar zijn, dat de gedrukte toestand is te wijten aan oorzaken, tegen welke geen maatregelen van Overheidswege iets vermogen, in elk geval zal het toch goed zijn, die oorzaken te ken nen en haar werking na te gaan. Het onderzoek wordt dan een sociale studie, op de aanschouwing van feiten gegrond, niet gebouwd op vooropgezette meeningen, die in de studeerkamer uitgewerkt, er zeer logisch uitzien, maar waartegen de werkelijkheid niet zelden protest aanteekent. «Het Vaderland" meent zelfs te weten, dat de werkkring dezer com missie zich verder zal uitstrekken dan binnen de grenzen van een tijdelijk onderzoek: dat de Minister van Waterstaat plan heeft, haar tot een soort van permanenten landbouw raad te verheffen. Toch mengt zich een enkele wan klank in het koor der lofredenaars. De «Zutfensche Courant," dit bericht van het pas genoemd orgaan aanha lende, voegt er aan toe«Is dit zoo, dan valt er voor de klacht, dat Zuid holland en Gelderland ieder door vijf leden in de commissie vertegen woordigd zijn, terwijl Brabant, Lim burg, Overijsel, Drente en Utrecht er maar één lid in hebben, wel iets te zeggen." Wij noemen dit oordeel een wan klank. Is dan de oude zuurdeesem van het provincialisme, dat ons in vorige eeuwen zoo leelijke parten speelde, nog niet uitgezuiverd? Wij begrijpen niet wat het bedui den moet, dat deze of gene provincie in de commissie is vertegenwoordigd. De toevallige woonplaats der leden doet aan de wijze, waarop zij haar taak vervult, niets toe of af. Zij treedt op als orgaan voor het ééne en ondeelbare Nederland, als woord voerster voor de gemeenschappelijke belangen. Wij, die niet uitsluitend Stichtenaars, noch Hollanders, noch Friezen zijn, maar in de eerste plaats Nederlanders, zouden niet kunnen verlangen, dat in elk collegie, dat voor liet gemeenschappelijk vaderland optreedt, de plaatsen pondspondsge wijze naar evenredigheid van bevol kingscijfer of grondoppervlakte, wer den verdeeld. Heeft de Regeering bekwame mannen met een taak be last, mannen die ruimte van blik genoeg bezitten om alle belangen tot hun recht te doen komen, dan geven wij die provinciale indeeling gaarne cadeau. Laat ons toch niet kleingeestig zijn, en reeds nu een vooroordeel te voorschijn roepen tegen den arbeid van mannen, die elk voor zich aan spraak hebben op onze achting. Op de daden der commissie zullen we wachten, met al de belangstelling die de zaak verdient; critiek, zoo daar aanleiding toe bestaat, volgt later. Moge uit het onderzoek, dat de Regeering zich voorstelt, iets goeds voortvloeien voor den Nederlandschei) landbouw en zijn ijverige beoefenaars Z. M. de Koning heeft aan een viertal personen in Zr. Ms. dienst, dra gers van het Metalen Kruis, elk eene gift toegekend van f 100, met bepaling, dat telken jare f 25 aan elk dier perso nen zal worden uitgekeerd. Dinsdagavond 11. trad de heer B. H. Heldt, vooizitter van het Centraalbe- stuur van het Algemeen Nederl. Werk lieden-verbond, in «den Doelen" te Go- rinchem als spreker op. Hij was daartoe uitgenoodigd door de jeugdige afdeeling «Gorinchem", en zette voor een talrijk gehoor het standpunt van het verbond uiteen in de arbeidersbeweging. - Mevrouw Bulkley heeft, naar aan leiding van de geneeskundige rapporten, kwijtschelding verkregen van haar overi gen straftijd zij is Dinsdagavond in vrij heid gesteld. Zwaar ziek is zij uit de cellulaire gevangenis te Rotterdam naar het Victoria-hotel vervoerd. De 22e lijst van de achtste jaar collecte voor de scholen met den bijbel wijst een totaal aan van f97,980.06 als opbrengst van 550 locale comités. - Bij de gehouden verkiezing van een lid van de Tweede Kamer der Staten- Generaal in het hoofdkiesdistrict Sueek, weid geen volstrekte meerderheid be haald. Er zal herstemming plaats heb ben tusschen de heeren mr. P. J. G. van Diggelen, op wien 1712, en mr. W. G. baron Brantsen van de Zijp, op wien 1584 van de 3652 stemmen waren uit gebracht. Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken groent nauwelijks de lauwer uit den jongsten parlementairen strijd om de slapen, of hij grijpt de lier en dingt naar een nieuwe kroon. Het Dagblad geeft ons de proeven van zijn dichterlijke vlucht te genieten. Vooraf dient gezegd, dat het de viering gold van het tien(!)- jarig feest der Haagsche Industrieschool voor meisjes. De heer Heemskerk heeft in de directrice der inrichting het voor werp gezocht van zijn zangen. De ge zegde dame draagt den naam van J. S. Beyaals. De heer Minister laat zich de eer niet rooven «het volgend naamvers", zegt het D. v. Z.-ll. «voor de jubilaresse te dichten": Weugd vol leerlust, wil u spoeden, SRchoolwaarts naar den Burgwal heen, jjraaf in d'arbeid, rein van leven, ftrg knaphandig, vlug ter been, ijverig voor de schoone kunsten: jjaaraan kent men onze schaar; >ltijd zorgend, werkend, wakend, fdefiijk ruimend elk bezwaar, Xtaat al sinds een tiental jaren onze Directrice daar. «Erg knaphandig!" zeggen wij den dichter na. «Heen" en «been", |»schaar" en «zwaar". «Daar"! (Tijd). In het maandblad Getuigen en Reddenonder redactie van dr. H. Pier- son, leest men: «Sedert ongeveer een Roman van KARL HEI GEL. 10) Een vreeselijke gedachte kwam bij hem op. Doch onmiddellijk onderdrukte hij die. «Is Thea niet bij haar moeder En waarom zou ze geen geschenken aanne men. Een ieder huldigt de schoonheid op zijn eigen manier. Op die wijze doet het iemand, die rijk is." Het plan van op moeder en dochter te wachten gaf hij weldra op. In huis heerschte een halve schemering en toch was het er niet koel. Alle mogelijke gemakken vond men er en toch gevoelde men zich daar niet op zijn gemak. Hij gaf de meid de boodschap te zeggen, dat hij er was geweest en ging naar het naastbijgelegen station om naar bui ten te sporen waarheen kon hem niet schelen. En uur later was hij in het Beuken- berger bosch, een van de liefste toe vluchtsoorden van de menschen uit de stad. Wel leverde het landschap geen verrassende tooneelen of veel afwisseling op, maar toch was Tiet liefelijk genoeg voor iemand, die het stof, het geraas en het schelle licht van de stad ontvlucht. Het mastbosch liep over niet al te hooge heuvels nu eens bergop dan weer berg afwaarts en omsloot meertjes, diepe, donkere watertjes met riet en water lelies er om heen. Eenzaam en toch niet alleen, want honderde vroolijke menschen bevolkten het bosch en vervulden het met hun juichkreten en gezang, wandelde Walde- mar tusschen de boomen door. Waar slechts een plaatsje was, hadden zich gezelschappen gelegerdhier verborg een bonte kring van kinderen en vol wassenen den gillenden vluchteling voor den stoutmoediger! opvolger daar ginds walsten een dozijn paren om een man met een lier; hier werd gesmuld, ginds werd gezongen. Menigmaal bleef Waldemar voor de een of andere groep staan, doch langer dan een paar minuten duurde dat niet. De pret trok hem aan en dreef hem ook weer heen. Waarom dwaalde hij zoo alleen, zoo vreugdeloos en zonder vrien den rond? Waarom vroeg niemand hem of hij nu in den kring komen en met de vroolijken vroolijk wezen wilde. In die wereld gevoelde hij zich een vreemdeling en tevens gevoelde hij zich onmiddelijk tot meedoen bereid. Hij smachtte naar het oogenblik waarop hij een heldendaad zou kunnen verrichten, iemand uit het water halen, b. v. Hij wenschte den man uit de volksklasse de vereelte hand te drukken en keek een aristocratische blondine, die aan den arm haars vaders over het grastapijt zweefde, met smach tende blikken na. In één woord hij was sentimenteel. Aldus kwam hij op een open ruimte, die een grooter gezelschap tot speelplaats had gekozen men zag er van allen bijeen, zoowel ouders als kinderen en vrienden. Rijke menschen moesten het zijn, want verderop onder de boomen stonden rijtuigen, paarden en bedienden. Het gezelschap was met het jeu de grace bezig. Vroolijk vlogen de bontge kleurde hoepeltjes van het eene stokje naar het andere, om even behendig als ze werden weggeworpen te worden op gevangen. Doch eenmaal gebeurde het toch, dat een hoepeltje over het hoofd van een slank in een lichte japon gekleed meisje heensloeg en voor de voeten van den vreemden toeschouwer terechtkwam. Waldemar nam het hoepeltje op en reeds stond het half verlegen, half blo zende meisje met uitgestrekte hand voor hem. Hun blikken ontmoetten elkander en de daareven nog zoo trots gespitste lippen van het meisje stieten een kreet van verrassing, van vroolijke verrassing uit. «Menheer Waldemar menheer Freiberg I zien wij u eindelijk eens terug I" Ook hij had haar thans herkend wel was dat niet dadelijk het geval geweest, want het meisje, dat als kind in zijn herinnering leefde, was intusschen tot jonkvrouw ontloken. «Juffrouw Sara riep hij. Intusschen keerde een andere toe schouwer, een rijzig oud heer, die zijn grijsvilten hoed losjes op een oor had staan, naar hem om en Waldemar stond tegenover zijn voormaligen beschermer, tegenover den vader van het meisje, tegenover Erig Wohlgemut. Het gelaat van dezen laatste drukte zoo weinig vreugde over die ontmoeting uit, dat de jonge man bloosde en graag een heel eind weg had willen zijn. Reeds het eerste jaar van zijn aan stelling bij het Apollinotheater had Wal demar het huis van den rijken man slechts weinig meer bezocht. Later was hij het geheel beginnen te vermijden, omdat hij het te druk had, alle opwek king tot vermeerdering van zijn kunste naarsgevoel aldaar ontbeerde en de oude hartelijkheid miste hij had zelfs nog meer uitvluchten te noemen. Thans begreep hij maar al te duidelijk hoe ondankbaar hij was geweest, en toch speet het hem, was hij zelfs bedroefd, dat Wohlgemut hem die vervreemding deed gevoelen. Sara daarentegen keek meer verbaasd, dan bevreesd naar het paar, dat bijna geen woord zei. Terwijl de herinnering aan het mooi Wisburg haar als een zonnestraal door de ziel vloog, werd ook de genegenheid, die de leermeester daar van haar verworven, die onschuldige dweepzucht, die de dich ter, zonder het te weten, had opge wekt, opnieuw levendig. Hij was toch dezelfde als voor jaren geleden. Zijn ge stalte muntte nog steeds meer door sier lijkheid dan door kracht uit, het gezicht was nog steeds streng van lijnen en zacht van uitdrukkingzijn haar hing nog steeds in sierlijke lokken over het lage doch breede voorhoofd nog stond het groote, donkere oog even vurig als voorheen. Zij kon niet begrijpen hoe haar vader en Waldemar elkander zoo deftig had den gegroet en zoo stijf tegenover elkan der waren. (Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1886 | | pagina 1