NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
N. 19.
Zaterdag 5 Maart 1887.
Zestiende Jaargang.
VOOR
abonnementsprijs:
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Liberaal.
BINNENLAND.
F euillet on.
DIEDERIK.
1
'o?BT
ERSFOOETSCIE COURANT.
Per 3 maanden 1.Franco per post door het gebeele Rijk.
Afzondert ij ke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten iDtezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Er schijnt, in sommige ons bekende
kringen, eenig verschil van opvatting
te bestaan omtrent de beteekenis van
dat woord, zoo zelfs, dat nu en dan
twee personen, die elk voor zich aan
spraak meenen te hebben op het
bezit der eigenschap, die er mede
wordt aangeduid, toch elkander het
recht ontzeggen, het op zichzelven
toe te passen.
Een paar kleine opmerkingen over
die «quaestie" moge men ons ten
goede houden.
Liberaliteit, vrijzinnigheid, mild
heid, is een deugd niemand kan dus,
zonder grootspraak, verklaren dat hij
haar in voldoende mate bezit, even
min als men zich genoegzaam eerlijk,
trouw aan zijn plichten, bescheiden
kan noemen. In al deze opzichten
zijn onze tekortkomingen waardig
geheeten te worden »legio, want zij
zijn vele."
Maar liberalisme is wat anders.
Men verstaat daaronder een min of
meer afgerond stelsel van beginselen
op maatschappelijk, op staatkundig
en op godsdienstig terrein. Deze be
ginselen nu kan men al ol niet zijn
toegedaan, men kan ze in toe
passing willen brengen of bestrijden,
zonder dat men daarom alleen hetzij
a's een booswicht of een domoor,
hetzij als een deugdzaam of een ver
standig inensch beschouwd behoeft
te worden. Zoowel onder de voor
als onder de tegenstanders van het
liberalisme vindt men mannen van
karakter en van uitstekende bekwaam
heid, mitsgaders het tegendeel
van dien.
De cosmographie leert ons, dat er
twee krachten zijn, tegenstrijdige nog
wel, die het evenwicht des heelals
behouden doen blijvenmen noemt
ze de aantrekking en de middelpunt
vliedende kracht. De Groote Formeer
der heeft beider werking bepaald en
haar grens aangewezenverandering
is daar uitgesloten. In de zedelijke
wereld is dat evenwicht nog niet
gevonden, en waarschijnlijk zal de
menschheid er wel nooit toe komen,
want dan zou onmiddellijk alle voor
uitgang ophouden, en het zedelijk
leven, dat is het zoeken naar vol
maakten toestand, uitgesloten zijn.
Toch zijn het evenzoo twee machten,
die om den voorrang strijden, en
die strijd is het juist, die de bewe
ging gaande houdt en den vooruit
gang waarborgt.
Twee krachten: het gezag en de
vrijheid.
De samenwerking, de harmonie
van beide is noodzakelijk, om de
onderlinge betrekkingen der menschen
aan haar doel, het bereiken van de
hoogstmogelijke mate van geluk
door allen, te doen beantwoorden.
Naar die harmonie streven we, doch
aan één van beide kennen we den
voorrang toe. De vraag is nu aan
welke
Is het gezag de grondslag van ons
denken en handelen, zoodat alleen
die vrijheid kan worden toegestaan
die den leiders, op welk gebied ook,
wenschelijk voorkomt? Of is de ves
tiging en handhaving van het gezag
een vrijwillige daad, waardoor 'de
vrijheid zichzelve zekere grenzen stelt,
die zij niet mag overschrijden, op
'gevaar van de zedelijke, maatschap
pelijke en staatkundige banden te
zien verbreken
Het liberalisme huldigt die laatste
beschouwing.
i
Wanneer men nu spreekt van »het
liberaal beginsel", en daarvan een
nauwkeurige formuleering vraagt, dan
is deze uiterst moeielijk te geven.
Want de weg, dien men meent te
moeten bewandelen om binnen de
aangewezen grenzen de belemmerin
gen op te heffen, die de vrije bewe
ging verhinderen, wordt geheel be-
heersclit door de tijdsomstandigheden.
Elke bestaande macht poogt zich
te versterken en uit te breiden. Het
kan zijn, dat de vrijheid der burgers
het meest bevorderd wordt door den
invloed van het staatsbestuur krach
tiger te maken. In den constitutionee-
len staat, waar de burgerij door mid
del van zelfgekozen vertegenwoordi
gers de wetten helpt maken, zal dit
dikwijls voorkomen; maar dan moet
ook, ter vermijding van willekeur,
het aantal van hen, die tot de be
noeming der vertegenwoordigers me
dewerken, zoo groot mogelijk zijn,
uitgebreid worden tot allen, van wie
voorondersteld mag worden dat zij
bevoegd zijn tot een zelfstandig oor
deel.
Voorts is op het gebied van de
wetenschap, dat is het zoeken naar
waarheid, de vrijheid onmisbaar. Deze
wordt aan banden gelegd, zoodra
vooraf is vastgesteld, tot welke resul
taten dat zoeken moet leiden. Geen
kerkelijke overleverir/gen, geen zoo
genaamd godsdienstige doch met den
eigenlijken godsdienst des harten niets
te maken hebbende leerstellingen
mogen het vrije onderzoek in den
weg staan.
liet ligt in den aard der zaak, dat
er een oneindige verscheidenheid be
staat in de inzichten en wenschen
van hen, die de vrije ontwikkeling
van de staatsinstellingen en maat
schappelijke verhoudingen zijn toe
gedaan, alsmede in de keuze der
middelen, die men meent te moeten
aanwenden om zijn ideaal naderbij
te komen. Doch zoodra er sprake is
van practische maatregelen in dien
geest, belmoren de voorstanders van
het liberalisme die ook te toetsen
niet aan hun persoonlijke opvattin
gen, maar aan de eischen van het
oogenblik. Beginnen zij met elkanders
denkbeelden te veroordeelen, zweren
zij bij het programma dat elk voor
zich als het meest geschikte aan
merkt, dan is geen samenwerking te
verkrijgen, en worden de wederzijd-
sche pogingen verlamd. Wat daarvan
het gevolg kan worden, zien we in
België, waar de verschillende liberale
fracties elkander met vinnigheid be
strijden.
Diezelfde onwil, om een geliefkoosd
begrip ten offer te brengen aan het
gemeenschappelijk belang, is ook den
Nederlandschen liberalen niet vreemd.
Ook daar wordt, meer dan noodig
I is, volhard bij eigen meeningen.
S Eindelijk nog is het van het uiterste
belang, dat allen, wien het ernst is
met de liberale zaak, het gemeen
schappelijke beginsel, datgene waar
over allen het eens zijn, kloek ver
dedigen. Op dat punt zijn alle niet-
voorstanders, tegenstanders. Doch,
1 met dezen niet te willen samenwer
ken, daar, waar datzelfde beginsel
buiten het debat kan blijven, zou,
naar wij meenen, een bekrompenheid
verraden, ten eenenmale onbestaan
baar met een breed opgevat libera
lisme.
Naar wij vernemen, zal de konink
lijke familie de maanden Juli en Augus
tus op Oranje-Nassau's oord doorbrengen.
Zr. Ms. Bloemist, de heer Kraaijenbrink,
vertoeft thans op O. N. O., waar onder
diens toezicht de noodige verfraaiingen
aan het Park enz., zullen worden aan
gebracht.
Het kon. gezin wordt 12 April
te Amsterdam verwacht.
Het comité voor de Aprilfeesten
te Amsterdam heeft het Nederlandsch
Gymnastiek-verbond uilgenoodigd, de
leiding der volksspelen op zich te nemen.
Wij vernemen dat het bestuur der
»Nederlandsche Zondagschoolvereeniging"
namens H. M. de Koningin een schrijven
heeft ontvangen, om H.M's. dank te be
tuigen voor de aanbieding der voor Hare
Koninklijke Hoogheid Prinses Wilhelmina
bestemde exemplaren van het ter gele
genheid van 's Konings 70en verjaardag
verspreide lied («Dank en Bede", waar
van 27000 exemplaren verkocht zijn) en
voor Bijbelsch prentenboek", welke bei
den met welgevallen zijn aangenomen.
I De internationale tentoonstelling
der vereeniging Avicultura in den Vogel
en Plantentuin te Arnhem zal op 18,
19 en 20 Maart gehouden worden.
Met de uitvoering van een deel
van het groote kanalisatie-plan, waardoor
de zuid-ousthoek van Friesland niet
slechts voldoende afwatering, maat ook
1 een scheepvaartkanaal krijgt, is verleden
jaar een begin gemaakt en het zal in
1888 voleindigd moeten zijn; nl. de
kanalisatie van de Tjonger, loopende van
de Engelervaart tot de Opsterlandsche
Compagnons-vaart. N. R. Ct.
In den laatsten tijd is meermalen
de vraag gerezen, of het dragen van
wapenen, na de intrekking van den
Code Pénal, nog wel op voldoende wijze
geregeld was. De straf toch, die daarop
was bepaald, is vervallen.
De minister van binnenlandsche zaken,
met de gerezen bedenking in kennis
gesteld, geeft als zijne meening te kennen,
dat de gemeentebesturen thans bevoegd
zijn, bij plaatselijke verordening het
onderwerp te regelen. De gemeenteraad
van Steenwijk heeft reeds bij verordening
in de zaak voorzien.
De heer Eduard Maas te Scheve-
ningen schrijft aan Het Vaderland over
den strijd der visschers op de Noordzee,
die zich veelal openbaart in het vernie
len der netten van visscRers van andere
natiën. De heer Maas gelooft niet, dat
die vernielingszucht altijd met zucht tot
rooven gepaard gaat. In de meeste ge
vallen wordt tot behoud van eigen net
ten het tuig van anderen gekapt. Op
den eersten den besten landgenoot van
den kapper wordt dan wraak genomen.
De heer Maas geeft het denkbeeld in
I overweging in liet contract tusschen ree-
der en visscher dezen laatste voor een
deel interest (en dus ook aansprakelijk
heid) te geven in het toevertrouwde vis-
scherij-gereedschap.
Uit de rijksgestichten Veenhuizen
en Ommerschans zijn in de afgeloopen
week twee verpleegden ontvlucht.
De visschers van Enkhuizen klagen
steen en been over de geringe haring
vangst op de Zuiderzee.
i In de afgeloopen week konden de vis-
Een verhaal uit het Hartsgebergte.
(Naar het Duitsch.)
1) Dat was een weer
Als een woedende draak, huilend en
fluisterend, snoof de stormwind over de
bergen en door het dennenwoud van den
Harts. Nu en dan kletterde eene hagelbui
op den grond en viel in de jonge lente
bloemen neder, die den weelderigen
woudbodem bedekten.
Op den steilen, steenachtigen weg,
die langs het bosch naar 't kerkhof voerde,
torschten vier mannen op hunne schou
ders met moeite eene ruwe, vervelooze
kist. De mannen steunden vloekend onder
hunnen last; men moest het hun ver
geven, als zij toornig zagen het waren
toch arme bergbewoners, die den doode,
welke op gemeentekosten begraven werd,
voor een paar stuivers den laatsten dienst
bewezen. Wat was de oude Diederik, de
omgekomen dronkaard, ook anders waard
dan een paar vloeken.
Maar de menschen in 't dorp, daar
onder in 't dal, deden den ouden Diederik
toch onrecht.
Reeds in zijne eerste jeugd wees ge
worden, moest hij vroeg voor zich zelf
zorgen. De menschen hadden medelijden
met hem, omdat hij plotseling zoo alleen
stond in de wereld, want noch in 't dorp,
noch in den omtrek had hij familie. En
toch was Diederik niet zoo verlaten, als
de menschen wel geloofden. Hij bezat
een hart, trouw, liefdevol en zoo zuiver
als goud, eenen schat, waarom de wereld
hem wel niet benijdde, inaar waarvoor
hij de gansche wereld had willen geven
want zijn kleinood vergoedde hem alles,
zoodat hij zich rijk als een koning ge
voelde. En hij was immers ook een koning
in Theresa's hart.
Het aardige meisje was het blondge-
lokte dochtertje van den ruwen houtvester
Domüller, van wien de menschen niet
ten onrechte zeiden, dat hij geen hartin
de borst droeg, want hij plaagde en mis
handelde zijne kinderen en gevoelde voor
niets anders liefde, dan vooi zijne ienever-
flesch.
Diederik en de blonde Theresa hadden
elkander van hunne vroegste jeugd ge
kend. Zij was een teeder, zwak meisje
geweest en had veel van den overmoed
der andere kinderen moeten lijden. Maar
als Diederik gekomen was, dan durfde
niemand haar iets meer te doen, dan
gevoelde zij zich zeker en gerust, want
Diederik was een sterke jongen, door
zijne speelmakkers tegelijkertijd bemind
en gevreesd. Slechts tegen de mis
handelingen van haren vader kon hij het
arme meisje niet beschermen, en die
twistte altijd met zijne dochter.
Vaak gebeurde het dan, dat de arme
Theresa, als haar vader haar weer ge
scholden en geslagen had, weenend naar
haren buurman liep en aan Diederik haar
leed klaagde. Diens ouders, arme, maar
brave bergwerkers, behandelden dan het
kind met al die liefde, welke het thuis
miste, en zochten het te troosten. Zoo
werd voor het meisje van lieverlede buur-
man's huis haar ouderhuis en Diederik
was haar als 't ware een broeder. Den
vader van Theresa begon intusschen deze
handelwijze zijner dochter spoedig een
doorn in 't oog te worden. Hij verbood
aan Theresa ten strengste zich verder
met Diederik en diens ouders in te laten.
Dagen achtereen had Theresa zich niet
uit het huis durven wagen en had in den
tuin zitten schieien, als zij de anderen
builen zag spelen, en daaronder ook
Diederik. Ten laatste was deze aan de
heg gekomen en had geroepen«Threesje,
Threesjekom toch hier, wij spelen
jager en hond.
«Maar ik mag niet, Died mijn
vader heeft het verboden," zeide Theresa
treurig.
«Die ziet het niet, Threesje,"
ging de jongen voort, «die is in het
hosch gegaan." Dat was waar ook,
die kon het niet zien en nu was de vrees
overwonnen. Zij ging mee op de straat
spelen. Zóó gelukkig was zij nog zelden
geweest. Maar het duurde niet lang, want
haar broeder Oskar, het hoopvolle even
beeld zijns vaders had haar gezien en
geklapt, en zoo kreeg Theresa in plaats
van avondeten veel slagen, en werd den
anderen dag in eene donkere kamer op
gesloten, waarvoor zij zulk eenen schrik
kreeg, dat zij nu niet meer waagde het
verbod te overtreden. Toen de zomer
dagen kwamen en de bessen in 't bosch
rijp werden, mocht Theresa ook weer
naar buiten, en wie daar niet ontbrak,
was Diederik. Daar plukten de kinderen
met elkander aardbeziën en waren te
zamen gelukkig. Zoo waren zij steeds
grooter geworden, en eer zij het dachten
was de schoone tijd voorbij en de Palm
zondag gekomen, waarop zij hunne eerste
H. Communie deden en de school ver
lieten. Diederik moest toen weg naar de
stad, om een handwerk te leeren. Maar
de strenge leertijd was den trotschen
Diederik niet naar den zin. Zijne ge
dachten zwierven altijd in de groene
bosschen van zijn dorpjehet werk
wilde hem niet vlug van de hand géan
en zijn meester had altijd wat te beris
pen. Ook ontbrak hem in de stad iets
hij wist zelf niet recht, wat het was,
het scheen een onbepaald verlangen naar
zijne ouders of naar zijne speelgenooten
te zijn en voornamelijk naar ééne, want
hij moest vaak aan Theresa denken.
Langzamerhand werd het hein duidelijker,
dat hij niet voor 't handwerk deugde
en hij maakte zich eindelijk wijs, dat hij
inderdaad ongelukkig was.
Toen had hem als een donderslag de
tijding van zijn vaders dood getroffen,
die in eene diepe bergschacht door het
ingeslagen onweer gedood was. Diedei ik
was naar huis geijld, en toen hij bin
nentrad, vond hij zijne moeder in droeve
wanhoop ter neer zitten en voor haar,
't was of hij eene Engel zag,
had zij gezeten, zij die hij in drie jaren
niet gezien had, Theresa. Diederik vergat
bij haren aanblik zijn eigen leed, en eerst
na eenigen tijd was hij naast het lijk
zijns vaders neergezonken en had lang,
lang geweend.
Wordt vervolgd.)