NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND. N. 20. Woensdag 9 Maart 1887. Zestiende Jaargang. VOOR abonnementsprijs: VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: BINNENLAND. F euillet on. DIEDERIK. AMERSFOORTSCHE CODKANT. Per 3 maanden 1.Franco per post door hot geheele Eijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. I vloot heeft veroorzaakt, welke in de Indische krijgsgeschiedenis hare weder- gade slechts vindt in het laatst der vorige eeuw, aan den vooravond van den sma- delijken ondergang van Nederland's ko- Met het oog op den treurigen toe stand van het leger in Nederl.-lndië, is door een honderdtal mannen van naam, i loniale macht; waaronder velen actieve en gepensio- Dat het thans van ondergeschikt be neerde Hoofd-Officieren, Hoogleeraren, j lang schijnt, te onderzoeken, in hoeverre O.-I. ambtenaren, enz., onderstaand adres aan Zijne Majesteit den Koning gezonden. Aan Zijne Majesteit den Koning. SIRE! Met eerbiedigen schroom, doch ver vuld met diepen ernst en gedreven door een dwingend plichtbesef, geven te kennen, de ondergeteekenden, Nederlanders, militairen en burgers van verschillenden rang en stand, doch allen één in liefde tot hun vaderland en ijver voor den luister Uwer Kroon: Dat zij met bittere droefheid en stij genden kommer den ongunstigen toe stand gadeslaan, waarin blijkens vele officieele en alle bijzondere berichten Nederlandsch-Indië meer en meer begint te veikeeren; Dat toch de gedrukte staat van onder scheiden takken van landbouw en nijver heid de welvaart belangrijk deed dalen en bij een deel der bevolking eene on tevredenheid heeft gewekt, die door de financieele maatregelen der Regeering veeleer wordt aangewakkerd dan ge temperd Dat de teekenen, die daarvan tot dus ver aan het licht kwamen, wel is waar gemakkelijk zijn onderdrukt, doch niet dan door daden van buitengewonen aard, welke niet nalieten den schijn van wil lekeur op de Regeering te werpen en in wijden kring een hoogst pijnlijken indruk te maken Dat in deze omstandigheden meer dan gewone waarde moet worden gehecht aan leger en vloot, die trouwens ten allen tijde het plechtanker zijn geweest onzer koloniale lieerschappij Dat intusschen, volgens het eenparig oordeel van alle deskundigen, land- en zeemacht in Nederlandsch-Indië in een' toestand verkeeren, welke volstrekt on voldoende, ja allerbedenkelijkst moet ge noemd worden Dat toch de langdurige krijg op Noord- Sumatra eene uitputting van leger en Een verhaal uit het Haltsgebergte. (Naar het Duitscli.) de krijgsverrichtingen tegen een onver- saagden vijand, de wendingen eener wankelmoedige staatkunde, of de heillooze invloed van een moordend klimaat of onvoldoend beheer hiertoe hebben bij gedragen, daar het bloote feit alleen allen, welke krijgskundige of staatkundige richting ook toegedaan, in éénen wensch vereenigt, dien naar oogenblijtkelijke voorziening in den hooggesiegen nood Dat de sterkte onzer krijgsmacht inder daad zoodanig is verzwakt, dat zij niet slechts haar aanvallende houding tegen een schier overwonnen vijand reeds lang heeft gestaakt, doch zelfs in '1884 het pad der overwinning heeft verlaten, en zich thans op hare beurt welhaast be legert ziet binnen eene stelling, die te nauwernood het vierde deel harer vroe gere veroveringen beslaat, en daarbinnen nog elk oogenblik aan de stoutste aan slagen en bloedigste verrassingen is blootgesteld Dat dientengevolge zelfs de bevrijding van landgenoot en vreemdeling uit de hand van een verraderlijk vijand niet door de inspanning onzer troepen, doch slechts door politieke onderhandelingen en geldelijke transactiën kon verkregen worden, waarvoor wij den juisten naam nauwelijks wagen uit te spreken; Dat deze alom bekende feiten reeds meer dan genoeg zijn, om elk Nederlan der met smart en schaamte te vervullen, doch dat deze tot verontwaardiging stij gen, wanneer hij het oog vestigt op: 1°. de ontmoediging en demoralisatie, die zich dientengevolge bij onze dappere troepen openbaren, hunne veerkracht ver lammen, hun weerstandsvermogen tegen ziekten en ontberingen ondermijnen en die het treffendst blijken uit de talrijke desertiën naar een barbaarschen vijand 2°. het steeds verminderend prestige, dat de naam en de macht van Nederland, in de eerste plaats in Atjeh en zijne Onderhoorigheden, maar ook in steeds wijderen kring over gansch Indië en zelfs in den vreemde uitoefenen, waarvan de 2) Ook zijne moeder stierf spoedig, en nu trad Diederik in dienst bij den hout vester van 't naburige dorp, ongeveer een uur van zijne geboorteplaats gelegen. Hij jaagde door bosch en veld, dacht steeds nog aan Therese en leidde zoo een gelukkig jagersleven. Diederik was een flinke borst gewor den, de meisjes zagen hem vaak aan, maar hij sloeg daarop geen achthij had slechts oogen voor zijne Therese, die als eene schoone meiroos opbloeide. Geen wonder dat de zoon van den opper houtvester, de «mooie Frits", zoo men hem noemde, ook een oog op haar had geworpen. Hij was als luitenant, voor eenigen tijd met verlof te huis. en stond bekend als een ware Don Juan, die overal slaagde. Diederik echter voelde een diepen afkeer voor hem, en ook Therese deelde dit gevoelen met haren Diederik, zooals zij steeds hem in alles volgde. Maar de «mooie Frits" dacht anders bewijzen ons uit talrijke mededeelingen, zelfs van de verst verwijderde gewesten toestroomen 3°. het steeds toenemend gevaar voor vreemde inmenging en internationale ver wikkelingen, voortvloeiend uit het feit, dat Nederland zijn heerschappij in naam uitbreidde over een uitgestrekt en voor den handel zeer belangrijk gebied, doch inderdaad zich onmachtig toont, daarbin nen de meest onmisbare bescherming van personen en goederen te verleenen dat de enkele herinnering aan deze feiten, waarvan de bewijzen zoowel in de regeeringsverslagen als in private ge schriften overvloedig voorhanden zijn, de overtuiging der ondergeteekenden ver klaart en rechtvaardigt, dat versterking van land- en zeemacht in Nederlandsch- Indië een zoo overwegend staatsbelang mag heeten, dat het alle andere vraag stukken, zelfs dat der aanhangige grond wetsherziening, in de schaduw stelt en vóór alle andere op voorziening aanspraak mag maken. dat toch, welke ook de uitslag der onder nomen herziening ten aanzien van het hoofdstuk der defensie moge zijn, de omstandigheden niet gedoogen dezen uit slag af te wachten, doch terstond doel treffende en beslissende maatregelen ver- eischen dat het echter geheel onvoldoende is daartoe met de werving hier te lande op den gebruikelijken voet voort te gaan, of inlandsche troepen, als de Madoereesche barisan, slagvaardig te verklaren, doch dat aanzienlijke versterkingen van het Nederlandsch element dringend nood zakelijk zijn; dat het ook binnen de bestaande grond wettige grenzen mogelijk is, de middelen Generaal tot het brengen dezer offers aan de eer, den plicht en de toekomst des vaderlands bereid zullen zijn, mits het Uwe Majesteit behage door de raads lieden Uwer Kroon daartoe een wel over wogen en met overtuiging verdedigd voorstel te doen indienen dat uit het voorafgaande genoegzaam blijkt, dat de ondergeteekenden geene nieuwe aggressie wer.schen, doch den bestaanden toestand aanvaardende, alleen verlangen, dat de koloniale krijgsmacht tot hare meest bescheiden en onmisbare taak worde in staat gesteld, ten einde nieuwe en onherstelbare rampen te voorkomen. Het is daarom, Sire, dat de onderge teekenden, niet ontmoedigd door het mislukken van zoovele vroegere pogingen om op den ernst der koloniale belangen de aandacht te vestigen, en gesteund door de herinnering aan de fiere taal onzer vaderen om nimmer te wanhopen zich wenden tot Uwe Majesteit, den Doorluchtigen telg uit het Huis van Oranje, dat nimmer doof bleef voor een beroep op eer en plicht, met de vurige bede, dat het Haar behage, het noodlot tig verval van leger en vloot in Neder landsch-Indië te stuiten door zoodanige versterking van personeel en materieel, als noodig blijkt, om de taak te vervul len, welke op het voetspoor van een roemvol verleden op Nederland als Ko loniale Mogendheid rust en de toekomst zipier koloniale heerschappij verzekert. 's-Gra.venh.vge den 3den Maart 1887. De bekende kwaal, waaraan Z. M. de Koning lijdt, verbiedt hem, volgens een brief uit de Hofstad aan de Midd. Ct., het rijden en maakt het hem onmo gelijk zijn paleis te verlaten. «Schijnbaar gezond, ondervindt Z. M. toch bijna door- te vinden om eene voldoende troepen t i hCiUlJU) uuuei vuiui. ia. m. cumi uimu uuur- nacht naar Indie te zenden, welke aan i a loonend de gevolgen zijner ongesteldheid 1*1*7 0 nnmofht an maanalnnckniH tArrfln_ 1 Jv welke van dien aard zijn, dat eene on afgebroken bezigheid ook gedurende slechts zeer korten tijd hem onmogelijk is. Een zeer tuim gebruik van het Wil- onmacht en moedeloosheid tegen een hardnekkig vijand een eind onze over een naraneKKig vijand een maakt, het geschokt vertrouwen van In landers en Europeanen in Nederland's macht hersteld en den vreemdeling de bescherming waarborgt, welke hij recht heeft van ons te eischen dat daartoe wel is waar aanzienlijke geldelijke offers worden geëischt en de waan van een hersteld financieel even wicht moet worden prijs gegeven, maar dat de ondergeteekenden nog den moed niet hebben verloren, dat de Staten- dunger bronwater is het eenige middel om den Koning hevige pijnen te besparen. Na het bezoek aan de hoofdstad zal het Koninklijk gezin een maand door brengen op het Loo, om daarna te ver trekken naar Wildungen alwaar Z. M. nogmaals de kuur zal doen tot verzach ting van zijn nierkwaal. De Minister van Justitie heeft aan de besturen van politie hier te lande maatregelen voorgeschreven om het bin nendringen van zigeuners of zwervelin gen, als onlangs aan de grenzen in Limburg kampeerden, in het vervolg zooveel mogelijk tegen te gaan. Aan die rondzwervende vreemdelingen moet den toegang in het rijk worden belet door ze onmiddelijk terug te zenden langs denzelfden weg dien zij gekomen zijn. De minister van oorlog heeft be paald dat ouders of voogden, die zonen of pupillen, hetzij als volontair bij het instructie-bataljon,de instructie-compagnie of de instructie-batterij, hetzij als jon geling bij het corps genie-troepen, in dienst wenschen te doen treden en die vooraf eenigen waarborg willen hebben, dat die jongelingen de voor den militairen dienst vereischte lichamelijke geschikt heid bezitten hunne zonen of pupillen in die garnizoensplaatsen, waar officieren van gezondheid met den militairen ge neeskundigen dienst belast zijn, een vuur- loopig militair geneeskundig onderzoek, zullen kunnen doen ondergaan, wanneer zij zich daartoe mondeling of schriftelijk wenden tot den plaatselijken of garnizoens commandant daar ter plaatse. Op den 13. April a. s. zal een der oudste instellingen hier te lande, name lijk de kruidtuin te Leiden, welke opge- noemden datum in het jaar 1587 door de Vroedschap van Leiden aan curato ren der academie werd ten geschenke gegeven,haar 300-jarig bestaan herdenken. In enkele der rijtuigen 3e klasse van de Holl. Spoorwegmaatschappij, die in de laatste maanden reeds beter (vol doende) waren verwarmd, zijn thans de zoozeer gewenschte gordijnen aangebracht ter bescherming teger. de zon. Zooals ons weid medegedeeld, zou het nog slechts eene proef gelden. Is dat juist, en is aan het reizend publiek gegund te oordeelen over de al of niet doeltreffendheid van deze gewaardeerde nieuwigheid, dan twij felen wij geen oogenblik aan eene alge- meene waardeering van die zijde. Werkmansbode.) De llaarl. Ct., die sinds den 17en dezer maand de nieuwe spelling heeft over Theresa, hij wilde ook haar het hof maken en de omstandigheden waren daarvoor gunstig, naar hij meende. Haar vader toch, die door zijn drinken vaak reeds op het punt had gestaan, afgedankt te worden, zou het gaarne zien, dat zijne dochter den zoon van zijnen patroon genegen was en op goeden voet met hem stond, want daardoor meende hij zeker te zijn, dat de opper-houtvester aan zijne bedreigingen geen gevolg zou geven. Van een omgang van Theresa met Diederik vermoedde haar vader niets. Des te meer ergerden hij en de luitenant zich over Theresa's koele en afstootende behande ling, die Frits van haar ondervond, Reeds had haar vader met lichamelijke straffen gedreigd, maar het hielp niet. De luitenant werd daarover nog vertoornderzoo iets was hem nog nooit gebeurd, hij wilde overwinnen tot iederen prijs. Theresa doorzag hem niet, maar een onbewust gevoel van onschuld deed haar voor hem vluchten. Zij dacht alleen aan Diederik, want geen dag verging bijna, of zij zagen elkander, zonder dat iemand het wist. In het bosch namelijk tusschen haar dorp en dat van Diederik stond op eenigen afstand van den weg een houten huisje voor de boschwerkers. Hier ontmoetten zij elkander en dan moest Diederik haar vet tellen van het leven der groote stad, waar hij drie jaren had doorgebracht. Nog had geen van beiden den anderen gezegd, dat zij elkander beminden; zij wisten het beiden sedert den dag, dat zij elkaar na Diederik's terugkeer hadden weergezienrnaar zij dachten er niet verder over na, en waren zich van geen kwaad bewust. In een eenvoudig, onschuldig gesprek brachten zij zoo op deze wijze weinige stille en vertrouwelijke uren door. Het zou, helaas! niet lang zoo duren! Het was heden St. Jansdag. Aan 't einde van 't dorp richtte men voor het huis van den boschwachter een grooten dennenboom op, welks stam tot aan den top van bast en takken ontdaan was; slechts de groene kroon was er aan ge bleven, en die hadden de kinderen met lange kettings van eierschalen, met bloe men, glaspaarlen en andere versierselen getooid. Naar oud gebruik danste op St. Jan klein en groot om zulke boornen, terwijl men ouderwetsche liederen daarbij zong, en zich met vroolijke spelen ver maakte. Des daags waren de kinderen over den boom baas, maar 's avonds namen de grooten hern in beslag en dau werd er door de jongens en meisjes den geheelen nacht gejubeld en gedanst. Ook Theresa had meegeholpen aan de ver siering van den boom en bezag juist met eenige andere meisjes het volbrachte werk, terwijl twee mannen den zwaren stam in den grond zetten. Zij was naar buiten gegaan, omdat binnen de «mooie Frits" weer zat, dien ze met haren vader alleen had gelaten. Toen het meisje weder op zulk eene opvallende wijze het huis verliet, zoodra hij binnen gekomen was, maakte zich een inwendige toorn van den luitenant meester. «Gij moet uw kinderen beter op voeden. Heer Domiiller," zeide hij tot den houtvester op scherpen toon, wat wilt ge met zulk een eigenwijs ding als uwe Therese beginnen? Wat hebt gij haar ingefluisterd, dat zij de kamer uitloopt, als ik binnen kom? Dat is uwe opvoeding, Heer Domiiller, omdat gij u meer om de flesch dan om uwen dienst en uwe kinderen bekommert. Beste Heer Luitenant, vergeving 1 gij weet toch, dat met dat neuswijze ding niets te beginnen is; alle slagen hebben niets geholpen, zij is nog steeds slechter geworden, en wat de flesch betreft De reeds weer half dronken houtvester wilde nog verder spreken, en wankelde op den luitenant aan; rnaar deze stiet hem barsch terug en zeide: j «Zwijg! ik weet maar al te goed, da ge een dronkaard zijt. Mijn vader is reeds lang geraakt over u; het kost mij maar één woord en ge rijt uit uwen dienst ontslagen. Ik heb tot nog toe een j goed woord voor u gedaan, omdat ik meelijden met uwe kinderen heb, maar ik zie, men oogst slechts ondank. Bereid u er op voor oin met uwe hoogmoedige dochter spoedig dit huis te moeten rui- men, zoo 't niet anders wordt. Ik zal mijn vader reeds zeggen in welk een toestand ik u gevonden heb. Heden avond korn ik nog eenmaal hier. Bedenk u en laat uwe dochter zich gedragen, zooals gij het voor doelmatig houdt. Vaarwel, Heer Domüller." Daarmee was de luitenant de deur uitgegaan en sloeg ze dicht, alsof hij in zijn eigen huis was. Buiten stond nog steeds Theresa; met giamme blikken ijlde hij haar voorbij. In 't huis werd een raam geopend, de houtvester stak zijn gezicht, rood van toorn naar buiten en riep: «Therese kom dadelijk hier, ik heb wat met je te bespreken." Het meisje beefde, zij j bemerkte aan het uitzicht van den lui tenant reeds, dat er binnen iets was voorgevallen; en daarom ging zij met een kloppend tyart naar binnen. V

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1887 | | pagina 1