NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
Tervloekt en Yerstooten.
N. 32.
Woensdag 20 April 1887.
Zestiende Jaargang.
VOOR
abonnementsprijs:
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
BINNENLAND.
F euillet on.
AMERSFOORTSCIECOUBAN
Per 3 maanden 1.Franco per post door het gehcele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Van 1 6 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Bij Krasnapolsky.
Hoezeer dit huis, bij landgenoot en
vreemdeling even goed bekend, ook'voor
de Amsterdammers nog steeds het meest
geliefkoosd uitspanningslokaal is, blijkt
bij elke feestelijke gelegenheid. Maar
nooit toch is het zóó sterk gebleken, als
in de schoone feestdagen, die wij thans
doorleven en die Arasterdam en hare bur
gerij tot eere, nimmer uit de herinne
ring zullen gewischt worden van de hon
derdduizenden, die met opgewekten geest
juichen en pret maken, alsof zij broeders
en zusters uit één huisgezin zijn.
Kras het moet gezegd worden
doet al vrat in zijn vermogen is om de
aantrekkelijkheid van zijn lokaal steeds
te verhoogen, maar toch wie die het niet
met eigen oogen gezien, of met eigen
likdoorns gevoeld heeft, zou het gelooven,
dat honderden menschen zich getroosten
om een uur lang voor dat huis te staan,
in een gedrang dat slechts overtroffen
wordt op het oogenblik, waarin men het
doel, waarmede men zoo lang wachtte,
bereikt, en met een laatsten geweldigen
kneep door de voordeur gedrongen wordt.
Desniettemin is dit de onvervalschte
waarheid. Avond aan avond kan men
er zich van overtuigen en dan tegelijk
waarnemen met hoeveel goeden luim dat
wringen en dringen en springen door
allen verdragen wordt, al ziet men dan
ook op de gezichten een uitdrukking zoo
als, dunkt mij, het gelaal van Jonas
moet versierd hebben, op het moment,
toen hij, door het keelgat van den wal-
visch weer naai buiten geknepen werd.
Maar nauwelijks binnen, stralen al die
gezichten weer van pleizier. Kniesooren
hebben hun ooren thuis gelaten voor
deze gelegenheid en zij jubelen met de
anderen mede, alsof zij de joligsle lui
van de wereld waren fen dat zijn ze toch
niet, nietwaar
Een vervaard geruisch van stemmen,
Oranjeliedereri en ons Wien Neêrlandsch
bloed, 'l klinkt alles zoo wonderschoon
dooreen, het is zoo'n welsprekende war
boel, die in een verbijsterend gewiemel
zich toch altijd om één zelfde middel
punt beweegt: den Koning dat het
hart er aangenaam door getroffen wordt.
En hoezeer onze Koning bij al ons
feestvieren, bij al onze brooddronkenheid
en uitgelatenheid de eenige persoon is
die onze gedachten bezighoudt, dat bleek
Zaterdagavond bij Kras op eene zeer ver
makelijke wijze, maar op eene wijze
tevens die zóó juist en zóó treffend den
geest teekent welke de burgerij bij dit
feest bezielt.
Er trad een heer bij Kras binnen
binnentreden is eigenlijk het woord niet
er werd bij Kras een heer naar binnen
gewrongen, een vroolijk oud heer, niet
groot, lang zoo groot niet als onze Ko
ning, met een baard, die eenigszins den
vorm had van die van Willem III, en
overigens met zooveel familietrekken van
het Huis van Oranje, dat men met een
weinig goeden wil best kon aannemen,
dat hij in rechte lijn afstamde van de
baker van Zijner Majesteits overgroot
vader.
Maar we hadden niet een weinig goe
den wil op dien avond we hadden heel
veel goeden wil. En nuuwelijks had er
dan ook een, den bedoelden ouden heer
den wintertuin ziende binnentreden, uit
geroepen: «Kijk eens, precies den Ko
ning!" of als een loopend vuurtje ging
het van mond tot mond: «de Koning is
in den wintei tuin
Alles stroomde naar het tafeltje, waar
de eerzame Arnhemmer met mes en
vork gewapend, voorbereidende maatre
gelen nam, om een halven biefstuk te
verslinden. Maar daar was geen quaestie
van. Geheel de zaal stond overeind en
wuifde met hoeden en doeken den Arn-
hemschen koning toe en honoreerde hem
met alle liedjes, die de feestweek ons
gebracht heeft, van «Nieuwenhuis moet
zakjes plakken" af, tot het «Wilhelmus
van Nassouwen" toe.
De oude heer sloeg zich door deze
ovaties heen als een koning en droeg
door zijne houding niet weinig bij tot de
algemeene vroolijkheid.
Hij verhief zich van zijnen zetel, wuifde
«minzaam" naar alle zijden met de rech
terhand liet eenige aanzienlijke hoog
geplaatste personen aan zich voorstellen
gaf met de hand een teeken dat al die
ovaties te veel eer waren en at toen
diep geroerd zijn biefstuk op.
Het was een tooneel zoo aardig en het
't Was de heer N. uit Arnhem.
werd met zooveel humor uitgevoerd, dat
het geen beteren indruk had kunnen
maken, al ware het plan er toe dagen
vooraf beraamd, al spreekt liet van zelf
dat juist het plotselinge van het geval
er de meeste waarde, en zelfs beteekenis
aan geeft.
Want moge men meenen, dat hier
slechts aan een grappigen inval te dan
ken is goed maar dat zoo'n grap
pige inval dadelijk voor eenige honder
den een beweegreden is om luide hoera's
aan te heffen voor den Koning, zijn «Wil
helmus", ons «Wien Neêrlandsch Bloed"
te doen klinken, dat bewijst dat elke
aanleiding, hoe gering ook, gretig wordt
aangegrepen, om van de gehechtheid aan
ons Vorstenhuis te doen blijken. r
Dat teekent de feestviering en de feest
vierders 1
Amst. Cour.
Zondagavond heeft men te Amster
dam voor het laatst feest gevierd en niet
zuinig. Verschillende illuminatiën werden
voor het laatst ontstoken. Het monument
op den Dam, door talkglazen geheel ver
licht, maakte in dien goudgelen gloed
een fantastischen indruk. De illuminatie
van den heer C. J. Boele op den Vijgen
dam slaagde eveneens uitnemendvan
de kroonlijst af tot en met de gevellijst
schitterden de lichten. Op het Frederiks-
plein was de obelisk helder verlicht, en
zoo op verschillende plaatsen.
Talrijke optochten, sommigen met
mannen en vrouwen in Oranjekleederen
te paaid, trokken door de stad. Verschil
lende buurtgenooten brachten aan andere
buurten serenades. De St.-Jozefsgezellen
brachten een ovatie aan hun patroon
Jhr. van Nispen, bij gelegenheid zijner
benoeming tot ridder in de orde van den
Nederl. Leeuw.
Men hoste er nog eens lustig op los.
Op den Dam en in de Kalverstraat was
het weder zoo vol, dat het »hi-ha" aan
houdend weerklonk om baan te maken
voor een of anderen optocht. Tot laat in
den avond duurde de pret voort. Voor
het Paleis weid herhaaldelijk gezongen.
Z. M. vertoonde zich nog eenmaal
onder daverende toejuichingen voor het
venster.
Naar de Tijd verneemt, heeft H. M.
aan haar omgeving meermalen verklaard,
dat zij steeds gaarne te Amsterdam ver
toefde.
Ook het prinsesje houdt veel van de
hoofdstad, doch er is een «maartje" aan
verbonden. Prinses Wilhelmina heeft een
bijzonderen hekel aan officieele buigin
gen, zoodat haar telkens moet worden
ingescherpt, dat de beleefdheid die plicht
plegingen tegenover het publiek noodig
maakt. Om zich over dit kleine kruisje
te wreken, past het prinsesje nu op
haar poppen het neigen en buigen als
eene straf toe, en zelfs de zwaarste, die
aan haar kleine, met zemelen gevulde,
vrouwelijke onderdanen wordt opgelegd.
Als eene aardige bijzonderheid ver
meldt het Hbl., dat op de audiëntie ten
paleize vier kolonels Doorman, alle zoons
van wijlen den luit.-generaal Doorman,
hunne opwachting maakten bij Z. M. den
Koning.
Door den Minister van Oorlog is
bepaald, dat de miliciens der lichting van
dit jaar, onmiddellijk bij hunne indeeling
bij de korpsen, moeten worden bekend
gemaakt met de voorwaarden, waarop
zij bij het leger in Oost-Indië kunnen
worden gedetacheerd of overgeplaatst,
alsmede dat een afschrift van die voor
waarden in de soldatenkamers der kazernes
moet worden opgehangen.
Te Amsterdam zal den 12 Mei a.s.
de jaarlijksche algemeene vergadering
plaats hebben van het Nederlandsche
Genootschap tot zedelijke verbetering van
gevangenen. Het hoofdbestuur zal dan
de bespreking voorstellen van de vraag,
of en in hoeverre het op Jen weg van
het genootschap ligt, zijne zorg uit te
strekken over voorwaardelijk ontslagenen
(naar art. 15 en volg. van het Wetboek
van Strafrecht.)
De cavallerie-manoeuvres zullen,
naar men verneemt, dit jaar in de
eerste helft van September worden ge-
houdeu.
De rechtbank te Amsterdam, kamer
van burgerlijke zaken, heeft bij vonnis
van heden uitspraak gedaan in de zaak
van Barend Haitzema Enuma tegen het
Nieuws van den Dag en de Standaard.
Het vonnis overwoog, dat de vordering
ontvankelijk was, dat het artikel (van den
commissaris van politie Stork afkomstig)
is lasterlijk, maar dat bij het Nieuws
en de Standaard een geoorloofd inzicht
aanwezig was. Op dien grond werd de
vordering ontzegd.
De directeur der weesinrichting te
Neerbosch acht het noodzakelijk, nu men
hem dagelijks uit alle oorden van ons
land inlichtingen vraagt over de reis
naar Amerika, het navolgende schrijven
van den heer Warnhuis, pred. te Passaie,
nabij New-York, mede te deelen. De
heer Warnhuis stelt zich steeds geheel
belangeloos beschikbaar, om de land
verhuizers, die met de Hollandsche booten
aankomen, zooveel mogelijk zijne diensten
aan te bieden en hen voort te helpen.
Aan dit belangrijk schrijven van den
heer Warnhuis wordt het volgende ont
leend, Wanneer gij te New-York in
Castle Garden aankomt en een spoor
wegkaartje hebt ontvangen, gaan de voor
deuren open, en een leger van loopers
voor logementen en restauraties stormt
binnen en roept «Hollanders komt met
mij I" of «naar het spoor I"
Wanneer een Nederlander, bij aan
komst in een vreemd land zijne eigene
taal hoort, luistert hij er licht naai' en...
gaat mee. Het is dien loopers nergens
om te doen, dan om geld. Zij gaan met
de landverhuizers naar buiten, doen hen
in een wagentje stappen en rijden met
hen weg. Zij hebben hen dan in hunne
macht en laten hen niet gaan voor en
alleer zij goed zijn afgezet.
De heer Warnhuis waarschuwt vooral
om Castle Garden niet te verlaten, totdat
zij met den trein weggaan in de winter
maanden geschiedt dat te 4 uur namid
dags in de zomermaanden iets vroeger.
In deze inrichting kan rnen bovendien
alles krijgen wat men noodig heeft.
Moeten echter de landverhuizers te
New-York overnachten, wat somtijds
noodzaak is, omdat zij met de tickets
en goederen niet kunnen gereed komen
voor het vertrekken van den trein, dan
kunnen zij in Castle Garden blijven.
Willen zij liever naar een logement
gaan om eene goede nachtrust te hebben,
en een goed maal eten, dan beveelt de
heer Warnhuis «het Duitsche ernigranten-
I huis" ten zeerste aan. De agent van dat
j logement heeft voor aan zijn hoed een
groen kaartje.
4) De graaf liet Orlanoff roepen.
«Ge zijt hier bekend," riep de jonge
kasteelheer hem toe, «kom mee ik wil
mijn goed en mijne ondergeschikten nader
leeren kennen."
De wind floot steeds scherper, steeds
koelerde sneeuw viel met dichte vlok
ken, doch dit schrikte den graaf niet
af. Hij ging van het slot naar beneden,
Orlanoff volgde hem op de hielen on
geveer dertig schreden achter hen ging
een kozak om hem te bewaken.
De eerste gedaante, welke den graaf
ontmoette, was een bedelares; in armoe
dige lompen gehuld, drukte zij haar
schreiend kind vaster aan hare borst
en bewasemde zijn bleek hoofd, om de
bijna uitgedoofde levensgeesten op te
wekken. Zij scheen zeer ellendig te zijn,
zoo ellendig, dat niemand wist of ouder
dom, ziekte of verdriet de diepe plooien
in dat gelaat gegroefd hadden. Haar
flauwe blik was op den grond gericht,
als wilde zij hem met geweld van het
kind afwenden. Een grof laken, bijna
een deken gelijkend, omhulde haar hoofd
en hare gestaltedaar onder woei de
wind het groene rokje om hare beenen
en voeten, die door de gescheurde schoenen
zeer slecht tegen het sneeuwwater beschut
waren.
Poolsche boeren gingen haar voorbij,
wierpen meestal een verachtenden blik
op de ongelukkige, maar niemand dacht
er aan, haar iets te geven. De voeten
schenen haar niet meer te kunnen dra
gen zij zette zich op een steenen bank
voor een huisje neder.
Grraaf Dewbinsky trad recht op haar
toe.
«Het gaat u zeer slecht," zeide hij op
zachten, innemenden toon, «kar. ik u
helpen Ik ben de heer van het kasteel."
«Rechtvaardige God mijner vaderen,
mij helpen I Wie zou mij helpen, ik ben
immers een jodin, een arme verstootene
vrouw I"
Graaf Dewbinsky zag haar met zijne
heldere groote oogen verwonderd aan
daarop echter gaf hij haar eenige roebels
en zeide tot Orlanoff«Woont hier een
jood in het dorp
«Om u te dienen, mijnheer de graaf,
ginder in dat één verdieping hooge huis
woont Baruch Levi, de brandewijnstoker."
«Nu," voer de graaf tot de ongeluk
kige voort, «ga daar heen en zeg dat
ik bevolen heb, u daar te ontvangen, en
u kost en huisvesting te verschaffen
koop voorts schoenen en een doek voor
het geld, dat ik u gaf."
«God zegene u duizendmaal en moge
u het goede vergelden wat ge aan eene
jodin gedaan hebtmaar zal Baruch
Levi mij gelooven, als ik hem zeg wat
uwe genade mij bevolen heeft?"
«Ga met haar, Orlanoff en zeg aan
Baruch Levie, dat ik mij zelf zal komen
overtuigen of hij mijn bevel volbracht
heeft."
Ernstig en zwijgend zette de graaf
zijne wandeling voort. Het tooneel met
de bedelaies had hem diep getroffen. Op
zijne reizen, gedurende zijn verblijf in
de groote steden van Europa had hij wel
de armoede in de verschillende gedaan
ten leeren kennen, maar nog nooit was
zij hem in zulk een schrikbarende ge
stalte voorgekomen als nu in zijn vader
land, op zijn landgoed I
«Arme vrouw," sprak hij halfluid, «ge
zijt een getrouw afbeeldsel van het arme
vaderland! O gezgena!" zuchtte hij.
Een blik op den soldaat, die steeds op
denzelfden afstand achter hem bleef,
veranderde zijn weemoed in bitterheid.
Terwijl de broeders voor de groote ge
liefde moeder van alle zijden zich tot den
strijd aangordden, moest hij hier blijven
in trage werkeloosheidterwijl Polen's
dappere zonen bloed en leven opofferden,
kon hij hier op zijn kasteel hoogstens
bidden I En zoo de groote, beslissende
kamp gelukte, wat zouden zijne jeugdige
gezellen dan van hem zeggen 9 Het rood
der schaamte steeg hem in het gezicht.
«Dan kan ik mij zelf verbannen uit mijn
vaderland," zeide hij voor zich en ging
steeds mismoediger verder.
Zoo was hij een eindwegs buiten het
dorp gekomen, toen hij plotseling de
klokjes van een slede hoorde, die rnet
razende snelheid over de vlakte heen
schoot; Orlanoff, die op dat oogenblik
teruggekomen was, riep verschrikt
«Om Godswil, de paarden zijn op hol.
Zoo zij aan het einde der groote weide
komen, moeten zij daar ongetwijfeld van
de rotsige glooiing neerstorten, en die in
de slede zitten zijn verloren I"
De schuwe dieren kwamen reeds zeer
dichtbij en hadden nu de twee mannen
gezien, Met een snellen sprong wilden
zij hen voorbij, maar reeds had de graaf
den teugel van het eene paard gegrepen
en evenzoo viel de jager in de teugels
der twee anderen, zoo dat zij hoog op
steigerden en de slede na een geweldigen
schok tot staan kwam.
Maar het was ook meer dan tijd,
want nog eenige seconden en paarden
en slede zouden in den bollen weg zijn
gestort, die langs den kant der vlakte
liep.
In de slede zaten twee vrouwen beiden
waren in onmacht j de koetsier scheen
reeds vroeger van de slede gesprongen
of gevallen te zijn, toen de paarden op
hol gingen.
«Haastig, haastig, met de dames naar
het kasteel riep de graaf.
«Mijnheer, hel zijn Russinnen," ant
woordde zacht Orlanoff.
Het zijn menschen die onze hulp be
hoeven maar spoedig voorwaaits!" Dew
binsky zette zich nu op de plaats van
den koetsier, terwijl de jager en de in
middels genaderde kozak de nog altijd
onrustige paarden bij den teugel voerden.
Na een korte poos sloeg de jonge
daine de groote sprekende oogen op de
vreemde gestalten schenen haar te ver
rassen zij streek zich met de teer ge
vormde hand over het hooge voorhoofd
plotseling scheen haar geheugen helder
te ontwaken, hare fraaie lippen trilden
smartelijk en zij wendde haar blik naar
hare moeder. De smartelijke uitdruk
king, de kinderlijke liefde, die uit de
oogen met de lange zijdezachte wimpers
straalde, maakte het schoone gezicht on-
uitsprekelijk aandoenlijk.
«Ach, God lieve, arme moeder I" riep
zij en streelde zacht het gelaat der naast