NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad Bericht aan onze lezers, UTRECHT EN GELDERLAND. Voor Bregenz. N. 77. Zaterdag 24 September 1887. Zestiende Jaargang. LIEFDE of PLICHT? Koloniën. VOOR abonnementsprijs: VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: BINNENLAND. Feuilieton. Per 3 maanden ƒ1.Franco per post door het geheele Kijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten inte/.enden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Van 1 6 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. In dit nummer komt voor de laatste maal de bon voor, voor bet nieuwe premiewerk door IDA BOY-ED. De Bons moeten niterlijk a.s. Maandag 3«>en dezer aan ons bu reau bezorgd zijn. K» dien datum worden zij niet meer aangenomen. Diegenen onzer lezers, die zicb in het ze te onttrekken belang dier koloniën zelve, aan een afhanke- in liet bezit willen stellen van dezen waarlijk boeieuden roman, verzuimen dus deze LAATSTE gelegenheid niet. Het is een opmerkelijk verschijn sel, dat in de laatste jaren bij ern stige staatslieden en staathuishoud kundigen de vraag is gerezen, of liet bezit van koloniën wel onder alle omstandigheden als een voorrecht voor een volk moet worden beschouwd. Reeds het stellen dier vraag doet de mogelijkheid voorzien van een ontkennende beantwoording; doch daarbij moet dan zeker voorbehoud gemaakt worden. Er zou niet uit volgen, dat het voor natiën, die sinds twee, drie eeuwen buitenland- sche bezittingen hebben, raadzaam zijn zou, die los te laten; zelfs al konden er tractaten worden gesloten met andere mogendheden, inhoudende dat geen van haar zich er daarna van zou meester maken, wat natuurlijk niemand zou willen ris- queeren, dan nog ware het niet lijkheid, waaraan zij zijn gewoon geraakt, waarnaar de maatschappe lijke vormen zich hebben gezet. Men zie het aan de republieken van Midden- en Zuid-Amerika, alle gedurende de eerste periode dei- negentiende eeuw losgemaakt van de Spaansche heerschappij, dus van een bestuur, dat in die dagen zoo slecht mogelijk was, en waartegen het alleszins billijk was zich te ver zetten. Welnu, wat is er tot nog toe van staatkundige orde en maat schappelijke veiligheid te bespeuren? Als men meent, dat er nu eens een geregeld gouvernement is gevormd, leest men morgen dat er een opstand is losgebroken, waarvan overmorgen het wélslagen door de telegraaf wordt bericht. Wat zou er van Cuba worden, Spanje's schoonste bezitting, als de autonomisten op dat eiland hun zin kregen, en het van 't moe derland werd losgerukt? Zou er dan geen volkomen anarchie heerschen, met onophoudelijke twisten, voerende tot een We vreezen er zeer voor. Wel gelooven we aan de noodza kelijkheid, de koloniën op te leiden tot een hoogere mate van zelfbestuur, toenemende naarmate de ondervin ding er grond voor geeft, totdat eindelijk de kunstmatige band, die ze aan het moederland hecht, geheel kan worden losgemaakt, daar hij op natuurlijke wijze vervangen is door een veel hechteren, dien van het wederzijdsch belang en van de onder linge hulp. Het is wel te begrijpen dat daarmede de grootste omzichtig heid moet worden betoond; dat niet toegegeven mag worden aan onrecht matige eischen, dat waarborgen ge vraagd moeten worden voor de toe komst der inlandsche bevolkingen. Er is beweerd, dat ook voor Neder land deze quaestie oplossing eischt; dat, hoe men over de burgeroorlog? richting, ook moge oordeelen in welke tegen woordig bijvoorbeeld het bestuur van Neerlandsch-Indié wordt geleid, die j leiding niet zoo uitsluitend meer in 's-Gravenhage behoeft te blijven; dat men een niet onbelangrijk deel er van kan overbrengen in de handen j van den Gouverneur-generaal en den Raad van Indië, ja, dat er zelfs sprake zou kunnen zijn van een vertegenwoordiging, in dezen of genen vorm, van de onderscheiden belangen, waarvan de behartiging tot de regeertaak te Batavia behoort. In elk geval, er is iets dat verbetering eischtstraks zullen we weer het schouwspel beleven, dat de Indische begrooting wordt nageplozen in de Afdeelingen der Tweede Kamer, behandeld in haar vergadering, en dat er over de verschillende posten beslist wordt, beslist, door mannen, die zich moeten laten leiden door de «specialiteiten" in hun midden, omdat zijzelf er hoegenaamd niets van weten. En dan later, als de begroo ting goedgekeurd is, zoodat zij de grenzen aangeeft van het finantiëel beheer, wordt toch met onderscheiden posten vrij willekeurig omgespron gen, zoodat eigenlijk de geldelijke contróle over de kolonie door het moederland op menig punt een wassen neus is, en men later door het toestaan der gevraagde supple- loire credieten wel ondanks zichzelven genoodzaakt wordt, dat te erkennen. Wanneer men dus de wenschelijk- heid bespreekt van meer autonomie in het koloniaal beheer, dan is dat niet zonder grond; of loslating het einddoel zou moeten zijn, js, gelooven we, nog een open vraagstuk. In het algemeen kan men niet zeggen, dat volken, wien geen koloniën ten deel vielen, er slechter aan toe zijn dan andere. België, bijvoorbeeld, heeft er niets van, en Spanje was nooit in slechter conditie, dan toen het onder de eerste Bourbons zijn heer schappij nog uitstrekte over geheel Zuid-Amerika behalve Brazilië, en over Mexico. Alleen het plotseling en onvoorbereid, het niet gewild verlies der buitenlandsche bezittingen zou landen als Engeland en Neder land een gevoeligen knak geven; niet het vrijwillig losmaken van boeien, en de vervanging door banden van gehechtheid, van vriendschap, van wederzijdsch belang. Bedenkelijk in de hoogste mate daarentegen is in onzen tijd uitbrei ding van koloniaal bezit; een volk, welks regeering behept wordt dooi den thans heerschenden honger naar buiten-Europeesch grondgebied, is er inderdaad niet best aan toe. Er worden als eenmaal zulk een inbezit neming ten koste van een massa menschenlevens een voldongen feit werd, in regeeringstukken heel mooie volzinnen ten beste gegeven over de verwachtingen ten aanzien van toe komstige handelsvoordeelen, maar intusschen kan de waarheid niet verborgen blijven, dat jaar in jaar uit geldelijke offers moeten gebracht worden, om het veroverde niet weer verloren te doen gaan. Van de koloniale ondernemingen der laatste jaren, die nog met betrekkelijken voorspoed zijn gezegend, staat die der Engelschen in Birmah vooraan welnu, het was de Britsche natie lang geen aangename verrassing, toen zij uit de begrootings-cijfers bemerkte, dat er voor dat land weer aardig wat noodig is, en deze teleurstelling kon niet worden weg genomen door het uitspreken der verwachting, dat binnen weinige jaren Birmah in zijn eigen behoeften zal kunnen voorzien. Het een en ander mogen wij, als veroveraars van Noord-Suniatra, wel eens in overweging nemen. Indien het mogelijk is, daar een verhouding te vinden die de bevrediging van Atjeh ten gevolge zal hebben, dan late men de gelegenheid daartoe niet ongebruikt; wij hebben dat land volstrekt niet noodig, en willen alleen gewaarborgd zijn tegen onge rechtigheden op zee en langs de kust. Er zijn reeds millioenen genoeg aan besteed het is wenschelijk daar eens een speldje bij te steken, wan neer Nederlandsch eer en belang er geen nadeel van ondervinden. H. M. de Koningin en H. K. H. de prinses brachten j. I. Woensdag een langdurig bezoek bij den heer Kameke, Javastraat 20, liofpbotograaf van HM. MM. den Koning en de Koningin. H. M. heeft voorts een bezoek gebracht aan bet kinderziekenhuis op het Prins Hendrik plein, en H. K. H. heeft een rijtoertje gemaakt door Scheveningen. Z. K. II. de Groothertog van Sak- sen-Weimar heeft aan dr. Van der Man- dele te Scheveningen een gilt doen toe komen van f50, als bewijs van zijne hooge belangstelling in de Sophia-stich- ting aldaar. Naar verluidt bestaat er bij de Regeering geen bezwaar legen voorloo- pig uitstellen van het behandelen der herzieningsontwerpensommige teeke- rien schijnen er op te duiden, dat het Kabinet naar de nieuwe Kamer niet al te begeerig is. Men leest dit al uit het »Landbouw"-onderwijs en de «zeevaart" in de Troonrede. Bij de Kamer moet echter de ernstige wensch bestaan om de zaak door te zetten, zóó, dat de open bare behandeling der grondwetsvoorstel len plaats kan hebben in November, tus- schen de openbare behandeling van de Indische begrooting en de Staatsbegro ting. Het adres-debat zou reeds over die plannen licht verschaffen. (St.) De Provinciale Staten van Noord- Holland hebben tot lid der Eerste Kamer gekozen in plaats van den lieer Pijnappel, de lieer C. Donker, notaris te Bellingwolde, met 32 stemmen tegen 30 op mr. Lui den- Behalve eene reeds gemelde ver meerdering van het getal der hoofd-offi- cieren bij de intendance, zal, naar wij vernemen, de begrooting van het Depar tement van Ooi log nog enkele verrassin gen opleveren. Zoo ligt liet in het voor- Een verhaal uit den Dertigjarigen Oorlog. NAAR HERMANN LINGG. 11) „Ik heb hem lief en hij bemint mij." Heltmann zag haar onderzoekend aan en zeide toen wat zachter: «Gij hebt hem lief? Dan kan nog alles goed terecht komenmaar zorg er voor dat er heden geen storm meer ge- loopen wordt tegen de vesting. Gij hebt veel invloed bij generaal Wrangel, anders kon het uwen liefste het leven kosten." De schoone vrouw haalde diep adem, zij kreeg weer moed. «Neenriep zij uit, «roemrijk zal deze dag voor hem worden. Ik zelf wil hem in den strijd vergezellen. Hij zal den dood trotseeren en zijn degen in de borst zijner vijanden stooten." «Gij zoudt veel gelukkiger kunnen zijn als zijne gade en gebiedster." «Gij meent het goed met mij. Dank j u," zeide zij snel en nam de gelegenheid waar langs hem heen te gaan en in den open gang te komen. Dit gelukte; maar daar stootte zij weder op een hin derpaal. Kinderen en oude menschen kwamen haar met kransen en dennetakken tege moet en bogen voor haar. «Wat willen deze menschen?" vraagde zij Heltmann, die reeds weder naast haar stond. «Zij willen toegang hebben tot Generaal Wrangel om hem den vrede te verkon digen en te verzoeken om het slot te mogen versieren." «Dwaas volk! Jaag ze oogenblikkelijk weer naar huis I" «Zij en wij allen hopen van God dat ten minste het Kerstfeest, dat we heden vieren, niet met moord en bloed worde bevlekt, zeide Heltmann deemoedig en vouwde de handen. «Wat hebben wij met uw Kersfeest te maken," stoof Marfisa op. «Maakt dat je -weer in je stallen komt." «Maar de kinderen drongen tot haar en hieven de handen op. Marfisa herhaalde haar snauwende woorden: «Maakt dat je weer in je stallen komt of ik zal je er in laten jagen." Met bittere smart zeide Heltman «Gij lastert den Hemel als een Godlooze Herodias «Heiodias? Ha! Ha! Ha! Weet dan dat ik geen vrede wil en Wrangel niet en niemand hier, behalve gij en dit rampzalig hoopje menschen, dit ellendige, zieke gebroed, dat blij mag zijn als het vertrapt wordt." «Hebt ge dan geen medelijden met de onschuld?" riep Heltmann, «Heere God, wees mij genadig dat ik mij inhoude en niet aan u ga twijfelen. Hebt ge geen medelijden met kinderenen grijsaards?" «Wat gaan ons jelui armen aan de oorlog springt er immers overheen!" «Dan is het dus waar wat men van u zegt, dat gij het bloeddorstige wijf van den oorlogsgod zijt, de rondtrekkende brandstichtster, de helsche furie 1" «In dit oogenblik opende zich de stoet der kinderen en een knaap, die een blad papier in de hand hield, riep Heltmann toe: «Zie en lees! Er komt vrede. Een trompetter verkondigt den wapenstil stand." Marfisa greep den knaap het papier uit de hand, keek er even in en ver scheurde het. «O!" Slechte vrouw, mompelde Helt mann, toen greep hjj haar met krachtige hand bij het polsgewricht en beet haar toe. «O, had ik je op den toren zoo maar beet gehad en dan in den afgrond geslingerd, gij duivelin!" «Laat mij los!" riep Marfisa en trachtte zich los te wringen. «Voelt ge nu pijn? brulde Heltmann. «Hulpl Hulp! gilde zij." «Ellendeling, daarvoor zult ge boeten Heltmann liet haar los. Zwein Falken- burg snelde de trap op. «Wat gebeurt hier?" riep hij dreigend. «Bevrij mij van dit woedende mensch!" zeide Marfisa, ten zeerste opgewonden. Falkenburg zag naar Heltmann. «Welnu!" zeide deze lachend, «ik wilde deze dame maar eens laten voelen hoe een Duitsche vuist grijpt als hij in nood is." «Op de knieën en vraag genade," beval Falkenburg, «en dan naar het cachot." «Moet ik voor haar knielen?" zeide Heltmann trotsch. Marfisa zag hem aan met een blik vol hoogmoed en verachting. «Wilt ge trotsche boer, of het kost je het leven I" Heltmann naderde haar, hij ademde diep, een onuitsprekelijke smart teekende zich in zijne oogen, maar hij boog de knie en zeide: «Vergeef mij hooge vrouw, vergeef mij, hel zal niet meer gebeuren." «Zijt ge voldaan, Madame of rnoet ik hem de stijgbeugels mijner ruiters laten proeven «Kwajongen!" donderde Heltmann. Bliksemsnel vloog de sabel van Falken burg uil de schede en hij zou er den slotvoogd op de plaats zelve den schedel mede hebben ingeslagen, als niet Marfisa hem in een opwelling van medelijden en vrees om den hals ware gevallen. «Houdt op, orn Godswil, houdt op," riep zij. Falkenburg liet den degen zakken, en zeide: «Ja ge hebt gelijk, dat is er een die aan de galg en den duivel nog niet genoeg beeft. Scheer je weg Heltmann ging en zeide heengaande, tot de kinderen: «Gaat maar naar huis, ge zult die groene dennentakken spoedig op onze graven kunnen leggen. De tijd die zuike dwalingen gedoogt schreit ten hemel: komt I" Hij had gelijk. Het was eene zeer ontaarde, zeer verwilderde tijd, waarin het zoover komen kon, dat de zoon, ter wille eener courtisane zijn vader kon mishandelen en met den dood bedreigen. Hij had hem wel is waar nog niet herkend. Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1887 | | pagina 1