NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT en GELDERLAND. Advertentiën. Voor Bregenz. „IDA BOY—Ed, b AAN ONZE GEACHTE ABONNENTEN N. 85. Zaterdag 22 October 1887. Zestiende Jaargang. abonnementsprijs: VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. advertentien: Bij dit nummer behoort een Bijvoegsel. LIEFDE of PLICHT?" In 't vooruitzicht. ferdinand m. c. bloem johanna c. m. niêl. Dr. H. F. JONKMAN A. M. F. VAN GORKOM. Feuilleton. AMEBSFOORTSCHE COURANT. VOOR Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. Van 16 regels 0,40 iedere regel meer B Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Niettegenstaande de vrij aanzienlijke oplage van ons PREMIE WERK kwamen wij door de talrijke aanvragen, verscheidene exemplaren te kort, waar door wij vele abonnenten, die hunne be stelling te laat inzonden, moesten teleur stellen. Om ook dezen te bevredigen, verschijnt een nieuwe druk, en wordt nogmaals de inteekening aan ons bureau opengesteld voor den geringen prijs van 40 cents. |C Den Xsten November zal BOYEd's Liefde of Plicht?(tweede druk) aan de inteekenaren kunnen wor den afgeleverd. Weet gij ook te zeggen, vriend lezer! Wat brisante springmiddelen zijn? Zoo gij in het geval verkeert, bij het Nederlandsche leger een graad te bekleeden, is die vraag overbodig. Indien niet, herinnert u dan de courantenberichten over verschillende uitvindingen als meliniet en ander tuig, waarmede men bommen vult, die een allerontzaglijkste uitwerking moeten hebben. Zeker is het, dat bij het gemors met dat goed reeds menige arme drommel het leven heeft verloren of verminkt werd. Verschillende natiën tellen onder haar zonen verdienstelijke mannen, die dag en nacht peinzen over de vraag een «springmiddel" samen te stellen, dat alle andere, bekend of onbekend, overtreft; en zoo is lang zamerhand de tijd gekomen, waarin geen vestingwerken bestand zullen zijn tegen hetgeen de aanvaller met zijn verdragend geschut er op, in of tegen zal smijten. Men geloove niet, dat zulks een voudig een courantenpraatje is. Onze eigen Minister van Oorlog heeft het noodig geacht, in de toelichting tot zijn begrooting voor het volgend jaar op deze verandering te wijzen. Jaren achtereen zijn we bezig ge weest, onze vestingwerken in staat van tegenweer te brengen, en groot is het aantal millioenen, die we tot dat einde geleend hebben. Nu is het oogenblik nabij, waarin dat alles voor een groot deel waardeloos is geworden. De Minister stelt daarom voor, de sommen op zijn vesting- begrooting uitgetrokken, te besteden aan zulke werken die in elk geval noodig zullen zijn, om vervolgens na te gaan, welke veranderingen door de gewijzigde omstandigheden voor geschreven wordeneen onderzoek, dat niet dan door langdurige en kostbare proefnemingen kan geschie den. Zoo kan rnen gemakkelijk aan den gang blijven; maar zoo is het ook te vreezen, dat de nationale welvaart geheel zal worden opgeofferd aan de voortdurende wisselingen in het ves tingstelsel, wisselingen, die nau welijks haar beslag zullen verkregen hebben, of een nieuwe uitvinding op het gebied der aanvalsmiddelen noodzaakt ons, weer naar iets anders uit te zien. Op die wijze arbeiden we net zoo lang aan ons stelsel van verdediging, totdat er niets meer te verdedigen valt. Indertijd heeft Daendels een bete ren kijk op die dingen gehad. «Op de mênnekes komt het aan," sprak de kloeke Gelderschman. Trouwens, in den loop van onze eigen geschie denis is het meermalen gebleken, dat vestingen, die men onneembaar waande, den vijand in handen vielen terwijl daarentegen het te wapen snellen van Neerlands zonen de on afhankelijkheid des lands redde. Nu ging dat laatste vroeger veel gemakkelijker dan tegenwoordig. Had toen een vijandelijk leger tijd, en soms veel tijd, noodig om zich te verplaatsen, van welke omstandig heid partij kon worden getrokken om de toegesnelde vrijwilligers te oefenen en voor de verdediging ge schikt te maken, thans kan dat niet meer verwacht worden. De lui moeten klaar zijn als zij komen, de voorbereiding moet in vredestijd ge schied zijn. Wij zouden het zeer in 's lands belang achten, indien men voortaan het vraagstuk der vestingen voor een poos liet rusten, en alle aan dacht wijdde aan de quaestie der volksweerbaarheid; dat rnen zocht naar de beste oplossing van de vraag: hoe met een minimum van uitgaven en van persoonlijke offers het weerstandsvermogen der bevol king voldoende is te waarborgen. Men weet het, de meeste deskun digen op militair gebied zijn het daarover eens, dat met behoud van de tegenwoordige grondwettige be palingen vervat in het Achtste Hoofdstuk (van de Defensie), dat doel niet te bereiken is. Men heeft daarbij niet zoozeer op het oog de beperking van den eersten oefenings- tijd tot hoogstens een jaar en van de jaarlijksche herhalingsoefeningen tot zes weken; hetzelfde artikel, waarin dat voorschrift te lezen staat, bepaalt ook dat de Koning een deel der militie langer onder de wapens kan houden. Maar het is niet moge lijk, een goede, onmiddellijk bruik bare legerreserve te hebben, als de geoefende manschappen na vijf jaar ontslagen worden en men verder zijn behoud moet verwachten van de schutterijen, die, welke ook de per soonlijke verdiensten moge zijn van sommige harer officieren en man schappen, in geen enkel opzicht meer voldoen aan de eischen, aan een vertrouwbare reserve te stellen. Het is hoofdzakelijk om die reden, dat sinds jaren is gevraagd om her- j ziening der Grondwet in zake defensie.1 Men kan gerust zeggen, dat van die zijde de aandrang nagenoeg even sterk is geweest als waar het de quaestie van het kiesrecht geldt. i En nu zijn we met die herziening zóó ver heen, dat nog maar de Eerste Kamer in tweede lezing een beslissing heeft te nemen. Maar juist daar schuilt, voor dat zelfde Achtste Hoofdstuk, het gevaar. Al het overige zal wel de gevorderde meerderheid van twee derden der stemmen verkrijgen, over Hoofd stuk Acht is men niet gerust. Zooals men weet waren er in de zitting van 6 Augustus, bij de eerste lezing, 15 tegenstemmers, blijven die heeren bij hun votum vau toen, dan loopt de zaak verkeerd. De nieuwe verkie zingen hebben de verhouding mis schien nog ongunstiger gemaakt; van de nieuwe leden zijn er twee, één uit Utrecht en één uit Gelder land, van wie men niet zeker is, dat zij zich aan de zijde der voor stemmers zullen scharen, waartoe de leden behoorden, die zij vervangen. De Minister van Binnenlandschs Zaken heeft nadrukkelijk verklaard, dat de Regeering de Grondwetsher ziening als één geheel beschouwt, in dien zin, dat verwerping van één der Hoofdstukken haar zal nopen, aan Z. M. voor te stellen de verdere behandeling aan andere handen op te dragen. Waarschijnlijk zal deze verklaring enkele tegenstemmers nopen, ook met het oog op de meerderheid in de andere Kamer verkregen, zich bij de beslissing in eerste lezing neder te leggen en hun tegenstand op te geven, ter wille van het groote j politieke gevaar, waaraan verwerping van het bedoelde Hoofdstuk het land zal blootstellen. Zekerder nog zal dit doel bereikt worden, indien het voorbeeld van een aantal geachte ingezetenen van Kampen, die zich met een adres tot de Eerste Kamer wenden, navolging vindt. Uit die adressen zal dan blijken, dat de Nederlandsche natie een grondige verbetering van de levende strijd krachten aanmerkt als het anker van haar behoud, en dat zij niet schroomt de bepaling van de lasten, welke zij zich daartoe zal moeten getroosten, aan den gewonen wetgever over te laten. Ondertrouwd EN /w Amersfoort, Nijmegen, 21 October 1887. V Getrouwd: en Baarn, 20 October 1887. Heden overleed onze geliefde vader en behuwd-vader Jurden de Kruiff, in de ouderdom van bijna vijf-en-tachtig jaar. Uit aller naam, F. DE KRUIFF. Amersfoort, 21 October 1887. De Heer en Mevrouw JONKMAN Van Gorkom betuigen, mede namens wederzijdsqbe betrekkingen, bun harte- lijken dank voor de vele bewijzen van belangstelling bij hun huwelijk onder vonden. Een verliaal^uit den Dertigjarigen Oorlog. NAAR HERMANN LINGG. 19) «Wat zullen we dan een pret heb ben," zeide Flanquin spottend. Marfisa lachte. In 't zelfde oogenblik greep Flanquin haar beangst bij den arm. «Jezus Maria," gilde hij. «Daar komt water naar boven, wij zijn op het meer verdwaald geraakt. De sneeuw en het licht, hebben ons misleid. Onder ons is water en dat geluid is een storm die in aantocht is." «Ongelukskind I" zeide Marfisa minach tend, «dat is juist zooals ik het gewild heb. Kijk, wat komt daar aan in 't donker. Dat is het schijnsel van licht. Zij hebben ons bemerkt, zij komen al dichter bij." Het zijn of soldaten, die uit den slag terug komen en evenals wij verdwaald zijn óf het is een hoopje op de vlucht gpslagen vijanden. «Als hij hetzelf eens ware," zeide Marfisa. Zie eens hoe hoog die fakkels opflikkeren in het donker. Dat is een echten triumftocht van het Noorden." «Als het maar geen triumftocht van den dood wordt," zeide Flanquin, al klappertandende. Marfisa snelde op de gestalten toe, die haar ook naderden. «Halt!" klonk het eensklaps op bar- schen toon. «Werda!" «Waar gaat gij heen?" klonk de wedervraag van Marfisa. «Naar het St. Annaklooster," klonk het haar tegemoet. De monnik trad op haar toe en zeide toen«Ik geloof dat wij verdwaald zijn. Maar waar wilt gij heen." «Naar den slag waarvan ik het schie ten zooeven nog hoorde, waar de over winnende held Wrangel kommandeert," zeide Flanquin. «Ach," zeide de monnik, «dien held hebben wij op deze baar, tot onzen spijt, zwaar verwond." «O mijn God!" riep Marfisa. Waar is hij? Wrangel gij leeft toch?" En met zwakke stem zeide de ge wonde «Ik ben in de borst getroffen." Nu wendde hij zich tot zijne dragersHoudt stil. De vermoeienis maakt mij dood. «Is de laatste schans genomen?" «Alles hebt gij veroverd. De vesting heeft gekapituleerd," gaf men hem ten antwoord. «Zeg aan mijn vader dat ik niet anders kon, mijn aanval kwam te vroeg. Dat was een misgreep. maar ik baande den weg tot de over winning. Leeft Falkenburg? Men zweeg. «Ik begrijp u" fluisterde hij. «Wij zullen elkaar hier beneden niet weerzien." Hij hief zich op, op de draagbaar en zag nu Marfisa. «De koude dood grijpt ook mij" zeide hij zacht. «Zijne armen omvatten mij. ik sterf! En hij zonk levenloos achterover. Het waren zijne laatste woorden geweest. Marfisa wierp zich wanhopig naast de baar neder, greep de hand van den ge storvene en riep «Trotseer den dood I Overwin hem. Ach tevergeefsch. Gij zijt ge storven en alles met u." Nog meer boog zij zich over het lijk en fluisterde: «Nu weet ik waarom ik u lief had niet om uwe eer, niet om uw krijgsroem en uwe deugd, neen, het was omdat ik uw vroegen dood voorzag. Daardoor voelde ik mij aan u geboeid!" I Pia Montfort trad nu achter de dienaars te voorschijn en legde de hand op Mar- fisa's schouder. Deze zag op en zeide «Gij hier? Hoe komt gij bij de bege leiders van den doode?" «De ijzeren hand van den jongen krijgsman, hield mij na zijn dood nog vast. De plicht werd mij opgelegd om hem ter verpleging te brengen naar het klooster van bevriende vrouwen. Nu blijft mij alleen over om hern op de plaats, die strekken moest om hem ge nezing te doen geworden, ter aarde te bestellen en de doodenmis voor hem te laten lezen." «Ik behoud hem voor mij!" riep Mar fisa nu, richtte zich naast de baar recht overeind en strekte de rechterhand over den doode uit. «Hij had u lief Pia Montfort en u behoorde hij gedurende zijn leven; aan mij behoort hij na den dood! Gij hebt zijne levendige ziel gehad aan mij blijve nu het levenloos omhulsel. Het was voldoende dat hij u alles gaf, zijne gedachten, zijn moed, zijne ver wachtingen; mij gaf hij niets! Maar thans leg ik beslag op dit koude hart." «Gedurende het leven was ik hem vijandig, voor den doode wil ik bidden," antwoordde Pia. «Gij wilt voor hem biddenmaar hebt ge ook tranen voor hem?" «Er was een oogenblik, waarin ik bijna gevoelde, wat gij thans gevoelt, Marfisa." Een oogenblik? Een oogenblik slechts? Alleen zoolang als hij zijnen adem uit blies, en ik, ik die hein zoo lang lief had, moet hem voor altijd verliezen? De monnik trad nu naderbij en zeide op plechligen toon: «Wij moeten alleen den doode graf waarts brengen." Maar Marfisa antwoordde: «O! neen, niet verder, hier eindigt alles!" Flanquin naderde haar en zeide smee- kend «De storm nadert over de bergen, als wij langer talmen, raakt het ijs los en wij zijn verloren." «Kom, kom met ons!" riepen allen. Waarheen? vraagde Marfisa. «Voor mij heeft de aarde nergens ruimte meer, als naast hem! Verlaat mij, gaat heen! ook gij Pia. Uw plicht is vervuld. Mijn dienst strekt zich verder uit." Wordt vervolnd), Ah

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1887 | | pagina 1