NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
lel lied van den Blinde.
N. 89.
Zaterdag 5 November 1887.
Zestiende Jaargang.
Herhalings-onderwijs.
VOOR
abonnementsprijs:
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
BINNENLAND.
Feuilleton.
AMEBSFDOStTSCHE COURANT.
Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Kijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
[ngezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Van 1 6 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Adyertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend,
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
De laatste gele bladers dwarrelen
langs straten en wegen, en de ge
ringste twijfel aangaande het feit,
dat het met den zomer gedaan is,
zal wel verdwenen zijn. Allerwege
hebben zich dan ook reeds de
schoollokalen geopend, om de jonge
lieden te ontvangen, die de rustige
winteravonden verlangen aan te
wenden tot bevestiging en vermeer
dering hunner op school verworven
kennis.
Zoo heet het althans. Maar wat
zegt de werkelijkheid?
Dit, dat van de bestaande gelegen
heden nog veel te weinig gebruik
wordt gemaakt. Aan de gemeente
besturen ligt het in den regel niet;
de meeste hebben, overeenkomstig
de bedoelingen des wetgevers van
1878, cursussen ingericht ter herha
ling en uitbreiding van het geleerde;
somtijds wordt ook in den zomer
met een beperkt aantal lesuren en
ingekort programma doorgewerkt,
wat zeer is aan te bevelen maar
dikwijls door de plaatselijke omstan
digheden wordt bemoeielijkt, ge
woonlijk echter zijn op weinig be
zwarende voorwaarden de lessen van
begin October tot einde Maart toe
gankelijk.
Een krachtiger middel tegen het
vervloeien der kennis is niet denk
baar; eigenlijk is het ook het eenige
middel. We zouden ons schuldig
maken aan overdrijving, zoo wij be
weerden dat zonder geregelde en
nauwgezette herhaling het onderwijs,
op jeugdigen leeftijd genoten, spoedig
alle waarde verliest; heeft men
eenmaal den sleutel tot de schatka-
meren der kennis in zijn bezit, dan
raakt men dien niet zoo spoedig
kwijt. Wel dreigt het gevaar, dat
men hem te weinig gebruikt, en
dan roest het slot, zoodat men toch
aan zijn sleutel weinig heeft. Maar
op één ding moeten we toch de
aandacht vestigengewoonlijk zijn
de kinderen, die voor goed de school
verlaten, twaalf jaar, en op dien
leeftijd oefent het oordeel, het ver
stand, zijn volle werking nog niet
uit, de voorstellingen missen de
noodige scherpte, de begrippen zijn
niet genoeg bevestigd. Men drukt
dit uit door te zeggen, dat de ver
kregen kennis nog maar een dun
vernisje is, dat, wordt er niet aan
gedacht dat het geleerde moet door
dringen tot de ziel, weldra zijn glans
zal moeten missen.
Men heeft weieens de vraag gesteld
of het, bij de nog onvoldoende
resultaten der lagere school, niet
beter zou zijn indien er, gelijk vroe
ger, een soort van inhalingsonderwijs
werd gegeven ten behoeve van hen,
die van de gewone schooljaren niet
hetgepaste gebruik maakten zooveleri
zijn er toch, die op hun twaalfde of
dertiende jaar de banken vaarwel
zeggen van een school, die zij nog
maar ten deele hebben doorloopen.
Wat ons betreft, wij zijn zeer geneigd
die vraag ontkennend te beantwoor
den. De gemeenten doen al wat zij
kunnen om de kinderen geregeld
naar de school te krijgen, en ook
de besturen der bijzondere onder-
wijs-inrichtingen beijveren zich daar
toe. Als des ondanks de ouders hun
plicht in deze verzuimden, dan
hebben zij geen recht om later de
aanvulling van de door hun schuld
ontstane leemte van overheidswege
te vorderen. Het kan gebeuren, dat
ziekelijke omstandigheden van de
kinderen of een bijzonder ongunstige
toestand der huisgezinnen oorzaak
zijn van het tekort, maar dan ligt
het meer op den weg der publieke
liefdadigheid om te trachten, voor
alsnog aan meergevorderden in
leeftijd te geven wat den kinderen
in zoo ruime mate wordt verstrekt.
Het herhalingsonderwijs sluit zich
onmiddellijk aan bij de lagere school,
en onderstelt dat deze in haar geheel
doorloopen zij. Van dien regel mag
vervaardigen
men in
niet worden afgeweken, wil het eenig
nut stichten.
De groote vraag is: wat zal men
kunnen doen om het populair te
maken, en alzoo aan zijn bestemming
te doen beantwoorden?
Het komt ons voor, dat het, meer
dan de gewone lagere school, moet
voldoen aan de praetische levens-
eischen, en alzoo wel degelijk rekening
houden met de plaatselijke gesteld
heid. Bijvoorbeeldhet schrijven
moet niet zijn het bloot copiëeren
van een voorbeeld, maar een oefening
in het schriftelijk uitdrukken der
gedachten en in het
van zulke documenten, die
het dagelijksch leven noodig heeft.
Het rekenen moet niet bestaan in
het oplossen van opgaven, die eenigs-
zins aan raadsels herinneren, en
zulke gegevens bevatten als in het
leven nooit voorkomen, maar
vlugheid doen verkrijgen in het
werken met getallen, zoowel schrif
telijk als uit het hoofd. Daar oefening
van het waarnemingsvermogen van
het hoogste gewicht is voor de ont
wikkeling van den geest, is het
noodig een ruime plaats toe te
kennen aan de natuurkunde. Een
bekendheid met onze staatsinstellin
gen, die tot waardeering leidt, en
een dieper besef
voorrecht, burgers
staat te zijn, m;
achterwege blijven;
lagere school kon daarvan
sprake zijn, omdat het onderwerp
gaat boven de bevattelijkheid van
jonge kinderen. In landbouwende
streken behoort van het leervak
«kennis der natuur" bij voorkeur te
worden medegedeeld datgene, wat
praetische waarde heeft voor het
bedrijf, en in overeenstemming met
den tak der landbouwnijverheid, die
ter plaatse het meest wordt aange
kweekt. Eindelijk nog moet voor de
jongens aan het teekenen, voor de
meisjes aan de nuttige handwerken
een ruime plaats worden gegeven.
öeeft van het
van een vrijen
g vooral niet
in de gewone
Zooals men ziet wenschen wij niet
te gaan buiten het programma der
gewone lagere school, en hebben we
dus niet gesproken van onderwijs in
een of meer vreemde talen. Hoe
nuttig wij de kennis daarvan ook
achten, wanneer men daarmede
pas begint op het oogenblik, dat
men de dagschool met het herhalings
onderwijs verwisselt, kan er niet
genoeg aan gedaan worden orn
blijvende vruchten te verwachten,
en rekenen wij den tijd, daaraan
besteed, grootendeels verloren. Kin
deren van de scholen met uitgebreid
leerplan, waar de vreemde talen
misschien reeds in het vierde leerjaar
aan de beurt komen, bezoeken die
in den regel langer dan tot twaalf
jarigen leeftijdwillen zij dus later
die studie voortzetten, dan moet
zulks geschieden in speciale cursussen.
Maar de herhalingsschool moet
worden de school voor iedereen. Om
dit doel te bereiken, doen wij een
beroep op werkgevers, wier invloed
in deze van onberekenbaar nut kan
zijn. En als we dan in de jaarlijksche
verslagen omtrent den staat der
scholen lezen van toenemende be
langstelling in het herhalings-onder
wijs, dan geeft ons dat moed voor
de toekomst, ofschoon we niet
uit het oog verliezen, dat er nog
zeer veel te doen is, eer deze nuttige
instelling geheel aan haar doel
beantwoordt.
Naar men mededeelt, is de heer
Cremer, lid van de Tweede Kamer voor
Amsterdam, voornemens nog in dit jaar,
na afloop der behandeling van de Indische
begiooting voor 1888, op reis naar
Oost-Indië te gaan.
Naar aan het U. D. wordt mede
gedeeld, bestaat het voornemen het be
kende hotel Jachtlust, nabij het dorp de
Bildt, in te richten tot verplegings- en
herstellingsoord voor zenuwlijders, en
zou reeds nu voor het eventueel tot
stand komen van dit plan de medewer
kingvan een paar geneesheeren te Utrecht
verzekerd zijn.
Evenals vorige jaren heeft zich te
Amsterdam weer een dames-comité ge
vormd, ten einde aan ruirn vier duizend
kinderen der kostelooze school, die door
vlijt en gedrag uitmunten, een vroolijken
Sinterklaasavond te bezorgen.
Volgens den regenmeter der Rijks
landbouwschool te VVageningen is in de
maand October jl. gevallen 13'/i mM.
regen tegen 36/a in dezelfde maand van
het vorige jaar.
Men leest in de Leidsche Ct.
«Dat het voor de meeste menschen
hoe langer hoe moeilijker wordt, om in
het bezit van een rijksdaalder te komen,
is bekend dat men naar dat bezit op
zeer uiteenloopendo wijzen tracht, is
evenzeer bekend. Dat men er echter naar
vischt, is al even zeldzaam als hopeloos.
Toch gaf men het hedenmiddag aan den
Nieuwen Rijn maar niet op, waar eene
vrouw aan de Westlandsche markt een
rijksdaalder in de plaats van in de hand
van den koopman, in het water liet
glijden. Zulk een schat, hoewel onzicht
baar trok, vooral «in deze slechte tijden",
bijzonder de aandacht, en een verwoed
gevisch was er het gevolg van. Met be-
geerige oogen werd telkens het opge
haalde vischtuig begroet totdat de
duisternis die begroeting onmogelijk
maakte."
Dat de «eerlijke" vinder «verplicht"
is, gevonden voorwerpen terug te bren
gen, zal een man te Breda met schade
en schande leeren. Onlangs verloor een
dienstmeisje aldaar een gouden horloge
en zij plaatste eene advertentie daarop
werd een naamloos antwoord ontvangen,
houdende de vraag op hoeveel belooning
de eerlijke vinder kon rekenen. Men
repliceerde: f10 Maar toen hij met zijn
buil om de belooning voor zijne eerlijk
heid kwam, was de politie aanwezig om
proces-verbaal op te maken. Het kan
hem tot f 60 boete kosten, ja zelfs 3
jaren gevangenis.
Uit Atjeh wordt aan het »Pad.
Hbld." geschreven «Op den 17 Augustus,
's nachts ofnsireeks 11 ure, meende een
2) Toen stond de oude op en ging lang
zaam naar een in den hoek staande kast;
opende deze en nam er een in een ouden
zijden doek gewikkeld voorwerp uit.
Langzaam verwijderde hij het omhulsel
en hield toen een kleine geelgeaderde
viool, zooals kinderen die bij het eerste
onderricht gebruiken, in de hand.
Een diepe zucht ontvlood zijne lippen,
met zijne glanslooze oogen staarde hij op
het instrument en liet, als liefkoosde hij
het, zijne vingers over de snaren dwalen.
Het meisje jubelde bij den aanblik
dier kleine viool en strekte verlangend
hare handjes er naar uit.
«Heeft die kleine viool ook een ziel?"
vroeg zij, en tot antwoord stemde de
grijsaard zacht de snaren en liet de
kleine strijkstok er over glijden hij
speelde met gebogen hoofd, als wilde hij
dat geen enkele toon hem ontsnapte,
bet aangrijpend schoone lied en nu klonk
dit zoo zacht en schuchter, als werd het
door een anstig bevende kinderstem ge
zongen.
Toen het ten einde was hield hij zwij
gend de viool onder de kinook het
meisje zweeg en men hooi de slechts het
tikken der klok en het gebrom eener
bij in den wijngaard voor het venster.
Eindelijk ontsnapte een diepe zucht
's grijsaards lippen hij zette zich neder
en sprak
«Kom nu eens hier kleine, tusschen
mijne knieën ik wil nog eens denken,
dat ik mijn eigen lieven jongen hier
heb neem de viool nu onder de kin
en den strijkstok in de hand zoo
en strijk nu eens langzaam en rustig over
de snaren."
Evenals de duif met uitgespreide be-
weeglooze vleugelen het luchtruim door
klieft, zweefden de toonen rustig en
zacht, door het vertrek, Het meisje,
ofschoon zij nimmer te voren eene viool
in de hand had gehad, hield deze nu
zoo goed en wist den strijkstok zoo
vaardig over de snaren te doen glijden,
dat bij deu klank daarvan het gezicht
van den ouden man opklaarde.
Hij legde zijn rechterhand op het blonde
kinderkopje en zeide «Ook gij zult een
maal de ziel weten te wekken, die in dit
doode hout sluimert."
Twee uren verstreken bijna, de zon
wierp hare stralen al meer en meer
door het groene wijnloof voor't venster,
zonder dat de oude moede werd zijne
kleine leerlinge te onderrichten, die steeds
even aandachtig zijne lessen ontving en
toeluisterde. Eindelijk verliet zij het
huisjeals dronken van geluk schreed
zij door de stille straten met blozende
wangen en stralende oogen en in hare
ooren klonk steeds dat eene wonderlijk
aangrijpende lied. En van dien dag af
kwam het kleine meisje dagelijksch bij
den blinden muzikant en leerde van
hem de ziel te wekken, die in haar
kleine viool sluimerde. De ouders hadden
daar niets tegen in te brengen. Zij waren
arme handwerkslieden, trouwhartig en
goed, het was hem volmaakt onverschillig
of het meisje na schooltijd met andere
kinderen builen speelde, of naar vader
Thomas ging, die bovendien in het stadje
in zeker aanzien stond.
De grijsaard was vroeger eerste violist
bij eene hofkapel geweest, had, nadat hij
door eene oogziekte zijn gezicht had ver
loren, zijn ontslag genomen en verteerde
nu in het vriendelijke geboortestadje zijn
pensioen.
Twee jaren vervlogen, waarin het
meisje dagelijksch het kleine witte huisje
bezocht de geelgeaderde viool zong in
hare handen en zij speelde ook de melodie
van het lied, dat haar vroeger zoo
machtig had aangegrepen en in haar
hartje voor het eerst zulk een diepen
indruk had achtergelaten maar het kind
was daarmede niet tevreden zij voelde
wel, dat het dezelfde tonen waren, maar
er ontbrak toch nog iets aan, dat met
de vingers niet goed te maken was.
Het kleine, naar het licht der edele
kunst strevende plantje, zou dan ook
in den dagelijkschen sleur, waarin hare
ouders leefden en waarin deze ook de
toekomst van hun kind dachten te ver
zekeren, zijn ondergegaan, als het geluk
het niet beter met het blondlokkige
meisje gemeend had.
De intendant der hofkapel waarvan
Thomas vroeger lid was geweest, had
eene villa in de nabijheid van het stadje;
hij bewoonde deze echter zelden, maar
als hij er kwam, dan bezocht de min
zame man, kunstkenner en beschermer
in den volsten zin van 't woord, ook het
kleine witte huisje, om zijn vroegeren
eeisten violist nog eens de hand te
drukken.
Zoo verscheen hij ook eens, op een
schoonen lentedag, juist op het oogen
blik, dat Anna als gewoonlijk tusschen
's grijsaards knieën stond en speelde.
Noch het kind noch de oude man
zagen den vreemden heer, die in den
deurpost leunde, geen lid verroerde, met
verwondering naar het vriendelijk tafe
reel en het bruine door de zon ver
lichte kamertje zag en oplettend luis
terde.
Dit oogenblik besliste over de toekomst
van het blonde kind. Het was den ouden
violist, als verloor hij wederom een dier
baar kind, haar arme ouders echter
waren verheugd en trotsch, toen hun
Neeltje, in hel rijtuig van den intendant
graal Saldern door de straten van het
stadje reed en overal waar zij de oude
bekende gez.chten van hare buren en
vrienden aan de vensters zag, hen nog
eens vriendelijk toewenkte. Zij had niets
bij zich, als het eenvoudige katoenen
jurkje dat zij altijd 's Zondags droeg en
op haren schoot lag, zorgvuldig in een
doek gewikkeld, de kleine viool, die
den ouden Thomas haar geschonken had.
Zoo reed zij zwijgend met den graaf
door de in een vriendelijke lentezon
zich badende landstreek, haar eigen le
venslente tegemoet.
De intendant bracht zijn pleegkind naar
het Conservatoire in de hoofdstad, maar
eiken Zon- en feestdag moest Nelly,
zooals zij nu genoemd werd, naar zijn
hotel komen en eenige liederen voor hein
spelen, waarna zij met hem ui zijn rijtuig
een toertje deed.
(Wordl vervolgd).