MIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND. DRIE ONTMOETINGEN. Bericht aan onze geachte Ahonné's. „Tweeërlei Kruis." T?o 103. Zaterdag 24 December 1887. Zestiende Jaargang. abonnementsprijs: VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. mevrouw 811. vé, Veertig Centen. Vrede? BINNENLAND. Feuilleton. Jacht- en Reisavonturen iwam tcrgflexew. AMERSFOORT UHANT. VOOR Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Kijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. AD VERTENTIEN! Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Adrertentiën viern.aal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Geheel oorspronkelijke Nederland- sche Romans behooren nu eenmaal tot de zeldzaamheden. Toch is het ons mogelijk geworden zulk een Roman onzen lezers als premie bij den aanvang van het jaar 1888 aan te bieden. Wij hebben namelijk de hand ge legd op het boeiend en aangrijpend boek Oorspronkelijke Roman DOOR dat wij uitsluitend voor onze ahon né's en voor hen die zich nog op onze courant wenschen te abonneeren verkrijgbaar stellen voor slechts In dit nummer is een advertentie met bo.v geplaatst. Elk onzer abon- né's binnen de stad heeft het recht die te teekenen en aan ons bureau met bijvoeging van 40 Cenlen in te zenden. Buiten de stad tegen in zending van een postwissel groot 55 Centen. Het Boek wordt 15 Januari a.s. aan alle inteekenaren franco afgeleverd. Misschien, zoolang men elkan der niet aandurft. Van tijd tot tijd wordt even met het zwaard gerammeld. De Kabinet ten van Europa geraken in spanning. Onrustbarende telegrammen worden naar alle punten van de beschaafde wereld overgeseind. Men spreekt van «vragen om opheldering," van «no ta's", en ziet daarin reeds de voorboden van den naderenden strijd. Een of twee etmalen later komen weer de meest vredelievende verze keringen. Geen oogenblik is er aan gedacht, iets te ondernemen wat de goede verstandhouding der Mo gendheden zou kunnen verstoren. Eenige simpele garnizoensveranderin gen, anders niets! En zoo is het eigenlijk het gansche jaar door geweest. Het was, alsof het krijgszwaard aan een zijden draad boven ons werelddeel zweefde. Ja, wist men maar met eenige ge wisheid de kansen te berekenen, was men slechts wat nauwkeuriger op de hoogte van elkanders krach ten, had men voldoende gegevens, om op de gezindheid der bondgenoo- ten staat te maken, het tijdperk van aarzelen zou reeds lang afgeslo ten, dat van beslist handelen inge treden zijn. Want, de vrede is niet besten digd, doordien de volken hem lief hebben, en vastelijk overtuigd zijn, dat hij alleen de welvaart kan her stellen, door de aanhoudend ver zwaarde wapeningen ten diepste geschokt; men heeft dien alleen te danken aan het onderling wantrou wen, en aan de beduchtheid, over vleugeld te worden door omstandig heden, op welke niet was gerekend. Inmiddels worden de edelste gaven, die den mensch zijn geschonken, misbruikt in den dienst van den krijgsgod. Met genie der uitvinders is slechts op één punt gericht: de volksweerkracht gelijken tred te doen houden met het wassend aan- valsvermogen der natie, in welke men slechts den toekomstigen tegen stander ziet, de offensieve mid delen tot een hooger peil op te voeren. Spoorwegen, telegrafen, tele fonie, vélocipèdes, luchtscheepvaart, zelfs hondendressuur wordt dienst baar gemaakt aan de belangen van het oorlogsdepartementde vorderin gen van mechanica en chemie hebben dan alleen waarde, als zij op bet krijgswezen kunnen toegepast wor den. Pas werd een nieuwe wapening voltooid, of zij is weer verouderd, want de nabuur heeft weer een ander stelsel van geweren en kanon nen ingevoerd, waardoor het even wicht wederom is verbroken. Als weenende Danaïden storten de natiën van Europa millioenen schats in het bodemlooze vat, en vragen wanhopend: zal het dan nooit gevuld zijn? Hoe lang nog zal het monster, dat pauperisme heet, om zich heen grij pen en zijne slachtoffers verslinden, omdat al wat door onzen gezamen- lijken arbeid wordt verkregen, dienen moet tot verzadiging van het andere monster, den «gewapenden vrede"? Is diezelfde naam geen zeer ge paste, voor de betrekking waarin de menschen tot elk mder staan O, we gaan zeer vriendschappelijk met elkander om, en nemen zeer zorgvuldig de uiterlijke vormen der onderlinge welwillendheid in acht. Maar laat eens, doorben ongelukkig» toeval, uw belang met liet mijne in botsing komen, hoe spoedig is dan de harmonie verbroken! Hoe naijverig zijn we op onze rechten, hoe stokstijf in onze opvattingen, hoe veeleischend in de plichten, die men ten onzen opzichte heelt te vervullen. Voorzeker, ons hart klopt warm bij de gedachte aan de blijde boodschap van «vrede en welbeha gen", bij het ochtendgloren des Christendoms tot de menschheid gericht, maar die warmte straalt niet zoo ver uit, dat onze verkleumde broeder zich er in zou kunnen koes teren. Het vuur der menschenliefde gloort maar flauwtjes: wanneer zal het ons genoegzaam verhitten, om de microben van kinderachtige ijdel- heid, de infectiekiemen van laster zucht te verteren, om de pestwalmen van het égoïsme uit te zuiveren? Niemand, die niet met volle over tuiging de waarheid erkent, dat de waarde van den mensch alleen afhangt van hetgeen hij voor zijn medemenschen is: doch hoe zwak weerspiegelt zich dat besef in de onderscheiden groepen, bij welke wij ons hebben aangesloten? Men ziet het in onze staatspartijen, hoe broederlijk zijn zij jegens elkander gezindAan de kerkgenootschappen en kerkelijke richtingen, waartoe we behooren, hoezeer zijn zij geneigd, elkanders streven naar waarheid te eerbiedigen We zouden gaarne een opgewekten toon willen aanslaan bij de nadering van het vriendelijk Kerstfeest. Doch mogen we daarom wel het oog sluiten voor de werkelijkheid? Wat baat een optimisme, dat een sluier werpt over hetgeen men niet verlangt te zien, is het daarmede voorgoed begraven Wonderschoon is het vredelied uit Efrata's velden, het klinkt ons tegen als het lied van den leeuwerik, verkondiger van het naderend zonnelicht, doch de dagvorstin is nog niet boven de kimmen gerezenwij wachten, en turen naar het schijnsel aan den horizon. Des ondanks juichen wij mede: «Vrede op aarde, in de menschen een welbehagen." Als zwoegende woestijnreizigers denken wij aan het liefelijk geklater van de fonteinen des levenden waters, en ons geloof in de toekomst wordt er door ge sterkt, ons vertrouwen in de einde- lijke zegepraal van het goede opge wekt. Al is haar licht voor ons oog verborgen, al wandelen we nog in duisternis, de zon is er toch. Moedig zetten wij den tocht voort, niet lettende op de vermoeidheid, en de teleurstellingen niet tellende. Want hoe ver nog verwijderd van het ideaal, toch gaat de menschheid vooruit, toch behaalt zij menige overwinning op den ouden vijand. Te midden van de slagvelden verrijst het roode kruis dei'barmhartigheid, en in het gewoel der hartstochten klinkt steeds luider de stem, die ons toeroeptWij leven niet voor ons zei ven alleen, maar ook voor anderen Vrede op aarde! Gezegend zij de dag, die ons opnieuw deze leuze des Christendoms doet hooren, als een zegekreet van de lijdende en strijdende mensch heid H. M. de Koningin heeft weder voor hei Kerstfeest vele flinke geschenken uitgedeeld aan hel werkpersoneel van het Loo en ook aan de vroegere min van de Prinses. Zaterdag zal de Kerstboom ten paleize aan de Prinses en vele Apeldoornsche kinderen verrassingen brengen. De Koninklijke familie wordt Don derdag 29 dezer omstreeks half vier des middags per extra trein in de residentie verwacht. Naar men verneemt, worden er van wege Z. M. den Koning met de eigenaren van de Meervelder bosschen onderhande lingen gevoel d over den aankoop van die bosschen, welke grenzen onmiddelrjk aan de Soerensche domeinbosschen en Zr. Ms. bijzondere bezitting het Aaidhuisen om geving. Naar men meldt zal de Commissie voor de Landbouw-enquèle den 9. of den ffi. Januari aanstaande hare vergaderin gen weder beginnen. De Eerste Kamer heeft hare werk zaamheden hervat. Verschillende door de Tweede Kamer aangenomen wetsontwer pen, zoomede de Indische begrooting en enkele hoofdstukken der Staatsbegrooting werden naai de opnieuw samengestelde afdeelingen verzonden. De Staats Ct. bevat de program ma's van de eischen, waaraan voldaan moet worden door die inilitieplichligen, die ingevolge kon. besluit van l(j Dec. 1887, wenschen aanspraak te maken op vei kor ting van den tijd dien zij voor eerste oefening onder de wapenen moeten doorbrengen. In Krasnapolsky te Amsterdam vergaderden j. I. Woensdag de vertegen woordigers der kleine antirevolutionaire DOOR 2) Ik herkende haar oogenblikkelijk, in weerwil van den afstand van dertig schreden, die ons scheidden, in weerwil der lichte wolk, die de maan verduis terde. Zij was mijne onbekende van Sorrento, maar zij breidde niet als toen de bloote armen uit. Zij maakte het kruisteeken, en op den rand van 't venster leunend, zag zij zwijgend en onbewegelijk in den tuin. Een ruim wit gewaad omhulde haar als toenmaals. Zij kwam mij niet meer zoo slank voor als te Sorrento. Zij bleef lang onbewegelijk, vervolgens zag zij achterom in de kamer, en zich plotseling oprichtend, riep zij met doordringende en heldere stem tweemaal: i Addio!" Daarop sloot zij het venster en plotseling werd het don ker in het huis. Zoodra ik weder tot mij zeiven kwam, 't geen eenigen tijd vorderde, ging ik haastig langs den tuinmuur, naderde de gesloten deur et» zag door de omheining heen. Op de voorplaats was niets bijzon ders te zien een kales stond in een hoek onder een afdak. Het vooiste ge deelte was met slijk bespat. De venster luiken waren als gewoonlijk gesloten. Ik heb verzuimd te zeggen, dat er meer dan eene week was verstreken, sinds ik te Glinnoë geweest was. In mijn twijfel en ongeduld ging ik langer dan een half uur voorhij de voorplaats heen en weer, en werd eindelijk door een ouden huishond opgemerkt, die, zonder te blaffen, op zonderlinge wijze zijne half gesloten oogen op mij richtte. Ik verwij derde mij. Nauwelijks had ik een halve werst afgelegd, toen ik achter mij den hoefslag van een paard hoorde. Eenige oogenblikken later draafde een ruiter snel mij voorbij; hij zag naar mij .om, maar de klep van zijn pet liet mij niets anders zien dan een fraaien snoi baard en een gebogen neus. Hij verdween spoedig in het bosch. «Hij is 't," dacht ik en mijn hart klopte geweldig. Het kwam mij voor als had ik hem herkend. Zijn gezicht herinnerde mij inderdaad aan dat van den man, dien ik bij de kleine tuindeur te Sorrento gezien had. Een half uur later, toen ik bij mijn gastvriend te Glinnoë aankwam, wekte ik hem en vroeg hein naar de nieuwe bewoners van het naburige huis. Hij antwoordde mij met eenige aaizeling dat de meesters van het goed aangeko men waren. «Wie zijn de meesters?" vroeg ik. «Wel de meesters," antwoordde hij geeuwend. «Russische dames?" «Wie anders? Zekerlijk, Russische dames." »Is 't lang geleden, dat zij hier zijn?" «Neen, niet lang." «Zullen zij blijven?" «Dat weet ik niet." «Zijn zij rijk «O hiervan weten wij niets, 't Is mogelijk dat zij rijk zijn." «Is er geen heer meegekomen?" «Een heer?" »Ja." De staiost zuchtte. «Ach, mijn God," zeide hij weder geeuwend «een heer Neen, dat geloof ik niet! Onbekend I" antwoordde hij plotseling. «Wie zijn de buien in de omstreken «Allerlei soort menschen, maar hoe zij heeten weet ik niet." «En de eigenaiessen van het goed?" «Hoe zij heeten? God weel het! De oudste heet, geloof ik, Anna Fedorowna, maar de andere. Neen, ik weet er niets van." «En hoe is haar familienaam?" «Bij God! ik weet het niet." «Zijn zij jong?" «De jongste kan over de veertig jaar oud zijn." «Ge bazelt I" De starost zweeg. Daar ik bij ondervinding wist dat, als een Rus op een zekere manier anlwooid geeft, men niets verstandigs uit hein kiijgen kan, en ik tegelijk zag hoe slaapdronken hij met zijn hoofd knikte en de oogen opensperde, gaf ik een teeken met mijn hand, bedankte voor het avondeten en begaf mij ter rust. Ik had veel moeite om in slaap te komen. «Wie is zij?" vroeg ik mij be stendig. «Is zij een Russin? Is zij 't, waarom spreekt zij dan Italiaansch. De starost beweert, dat zij niet jong meer is maar hij bazelt. En wie is die man? Voorwaar 't is onbegrijpelijk! Maar welk een zonderlinge ontmoeting En wel tweemaal. Ik rnoet volstrekt weten wie zij is, en waarom zij hier gekomen is! Door deze verwarde gedachten bewo gen, sliep ik eeist laat en mijn slaap werd door wonderlijke drooineri vei ont rust; plotseling zag ik een groote schaduw over helgele heete zand glijden; ik zag op en bespeurde mijne schoorie iri de lucht. Zij was geheel in 't wit gekleed, had lange witte vleugels en liep mij. Ik wilde haar volgen, maar zij zweefde in de vei te luchtig en snel voort, en ik kon mij niet van den grond oplichten. Ik stak vergeefs de arincn uit. i Addio!" zuide zij, terwijl zij verder vloog. Waaiom hebt ge geen vleugels? Addio!" Dal addio weel klonk ui iriijn hait als een kiyschenden gil. Ik zocht haar met mijne uogenmaar zij was nog slechts een kleine wolk, die zich naar de zon verhief, wier stralen haar aantrokken. Hoe dichter zij ze naderde, des te meer werd zij er door verteerd, tot zij geheel vervloog, terwijl ik uit ai rnijn macht schreeuwde als een razende »'t Is niet de zon, 't is een ltaliaansche spinl Wie heeft ze een pas naar Rus land bezorgd? Ik zal ze aangeven; ik heb gezien dat zij in een tuin oranje appelen stal!" In een anderen droom scheen T mij, als ging ik haastig op een srnal pad. Een of ander verrassend geluk ver beidde mij. Plotseling staat een rots voor inij. Ik zoek een doorgang en vind dien iechts noc.i links. (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1887 | | pagina 1