hieüve
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT en GELDERLAND.
K0US0UMA.
Een miskende verdediad.
binnenland.
No. 6.
Zaterdag 21 Januari 1888.
Zeventiende Jaargang.
VOOR
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
Feuilleton.
AMER
abonnementsprijs:
Per 3 maanden 1.Franco per post door het gebecle Kijk.
Afzonderl'ijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
ADVERTENTIE Ni
Van 16 regels 0,40 iedere regel meer B Cent.
Advertcnticu tnern.aal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Croote letters en vignetten naar plaatsruimte.
sf
Daar behooren zekere moed en
gevatheid toe; en het zal zeer de
vraag zijn, of wij die eigenschappen
in voldoende mate bezitten, om onze
taak naar eisch te vervullen. Enfin,
we zullen beproeven.
Een kans in ons nadeel is, dat
zijwant onze proeve van verde
diging geldt haardoor een
geniaal en gevoelvol dichter ter
dood is veroordeeld; althans, hij
vertelt ons dat hij den dag zou
zegenen waarop hij haar «Aan
een Witten Das verhangen ergens
plechtig bunglen zagBij zoo diepen
afkeer van haar voortbestaan is een
pleidooi ten haren gunste bijna een
hopelooze onderneming.
Nochtans schijnt zij in Nederland
bijzonder inheemsch te zijn; de
Franschen hebben bijvoorbeeld voor
haar geen naam. Menig buitenlander
vindt er behagen in, met haar den
draak te steken, een bewijs dat
men ons haar bezit niet misgunt.
Doch wanneer wij het oog slaan
op het motto van De Genestet's
gedicht, waarvan we de beide slot
regels aanhaalden, dan gaat ons
een licht op. Daar staat namelijk
«Deze soort van deftigheid mist alle
waarheid en waardigheid." Er zijn
dus soortenen één daarvan, een
«Bastaard van den Ernst," heeft des
dichters verontwaardiging gewekt.
Is daarmee gezegd, dat alle def
tigheid uit den booze is?
In sommige kringen onzer samen
leving is zeker américanisme waar
te nemen, dat met veel beweging
over alle vormen den staf breekt.
De eisch «natuurlijk" te zijn, wordt
zoover uitgestrekt, dat men tot een
stel wildemansmanieren vervalt, -
tot een »sans-gêne," dat alleen voor
de bewonderaars van een overdreven
democratisch vertoon eenige aantrek
kelijkheid bezit.
Aan gene zijde van den Atlanti-
schen Oceaan ziet men er niets in,
dat bijv. in de Kamer van Afgevaar
digden eenige geaclite leden in
hemdsmouwen, met de voeten op
het blad van hun lessenaar een
omvangrijke tabakspruim zitten te
genieten, of dat een hooggeplaatst
magistraatspersoon op een piuike-
makersdrafje de straat afloopt, onder
wij! een stuk brood met een homp
kaas nuttigende. Wij Nederlanders
zijn nog altijd zoo ouderwetsch, om
dat niet «deftig" te vinden. En nu
moge de opgeschoten jeugd liet aar
dig noemen, met onze begrippen
van «deftigheid" den spot te drijven,
er is toch wel het een en ander in,
dat verdient in liet aanzijn gehouden
te worden.
Met is niet bepaald te misprijzen,
wanneer iemand zoozeer opgaat in
zijn maatschappelijke positie, in zijn
ambt of betrekking, dat daardoor
op zijn gansclie persoonlijkheid een
zekere stempel wordt gedrukt; dat
is maar een vorm, goed, maar
waarmee dan toch de inhoud iu
overeenstemming is. Is die vorm
natuurlijk, het uitvloeisel van be
paalde eigenschappen die waarde
bezitten voor de richtige uitoefening
van het ambt en voor de handha
ving van den invloed, op het maat
schappelijk samenstel teweeggebracht,
dan is liet onbillijk er met en door
dat ambt ontstane minachting van
te spreken.
Er zijn op zichzelf onschuldige
handelingen, die toch niet passen in
het kader van iedereen. Als een
Minister per vélocipède naar het
Binnenhof reed, zou men dat erg
dwaas vinden, en men zou geen
ongelijk hebben. Een predikant zou
op een gemaskerd hal even misplaatst
zijn als een matroos in een dames
kransje. Elke. stand, dit woord
nu eens opgevat in zijn uitgebreide,
moderne beteekenis, elke stand
heeft zijn eigenaardige eischen, die
ook de uitwendige daden en de
houding in het publiek betreffen, en
liet is verkeerd, daarmede geen
rekening te houden.
Sommigen zullenhet misschien
als een fout aanmerken in onze
maatschappelijke organisatie, dat liet
nog zoo is; dat er behoefte bestaat
aan zeker gezag, hetwelk verplicht
is zijn prestige niet in de waagschaal
te stellen door precies te doen als
andere mensclien, met geen gezag
bekleed. Misschien is er iets waars
in die bewering, ofschoon wij haar
niet onderschrijven 5 maar in elk
geval, wij moeten de wereld nemen
zooals zij is, en vragen wat onder
de bestaande omstandigheden de
meeste aanbeveling verdient.
Elders spreekt men van «zijn
décorum bewaren." Van dat.décorum
een juiste bepaling o( omschrijving
te geven is al even moeielijk, als de
grenzen aan te wijzen, tot welke het
zich kan uitstrekken. Men kan alle
dingen, ook goede,e bederven door
een ongepast gebruik. Een oberkei 1-
ner, die liet beneden zijn waardig
heid acht een leeg glas aan te
pakken, omdat dit tot de taak van
den tvveeden, derden of n den kellner
behoort, wordt uitgelachen, daar
geen enkel maatschappelijk belang
bij zijn opvatting betrokken is.
Doch vormen zonder inhoud,
ziedaar liet bedenkelijke; en vormen,
die slechts zijn aangenomen om de
wereld een rad voor de oogen te
draaien, die zijn nog erger. Herin
nert gij u de figuur van Pecksniff
uit Dickens Maarten Cliuzzelwit, met
zijn zalvende speeches en deftige
allures, alleen aangenomen om een
bedorven gemoed te verbergen?
Vormen, aan andere maatschap
pelijke kringen ontleend, uit bloote
naaperij, die zijn het, die iemand
belachelijk maken. Doch dat kwaad
is niet uitsluitend een uitvloeisel
van ons volkskarakter; men treft
het aan onder alle hemelstreken,
zelfs in liet overdémocratisch Ame
rika. De bediende, die tegen den
armen kleinhandelaar aan de deur
een borst opzet alsof hij de lieer
des huizes is, en op afgemeten toon
zegt dat men «aan zijn waar geen
behoefte heeft"; de gemeentebode,
die het publiek toespreekt met een
houding alsof hij de burgemeester
is in hoogstdeszelfs. eigen persoon, -
dat zijn een paar staaltjes van de
bedoelde, soort.
En dan De Génestet heeft toen
hij zijn leekedichtje zong, óók een
type voor de aandacht gehad. Hebt
gij liet nooit ontmoet? Heeft het u
nimmer gehinderd, wanneer met een
gebaar, als ware twijfel doodzonde,
waarheden werden verkondigd als
nedergedaald uit den Hooge, waarbij
niettemin liet gemoed steenkoud
bleef? Zoo ja, dan zult gij des dich
ters verontwaardiging over die soort
van deftigheid deelen, en niet hem
naar de bungelpartij verlangen.
Een ernstig Franschman, sinds
eenige jaren in ons land gevestigd,
zeide ons laatst: «VooP ik in Holland
kwam, heb ik woleens gespot met
de deftigheid van een aantal uwer
landgenooten. Sinds ik in uw maat
schappelijke kringen verkeer, begrijp
en waardeer ik haar."
Wij namen toen de vrijheid, die
verklaring als een lofspraak te be
schouwen, wat ook de bedoeling was.
H. M. de Koningin bracht Woens
dag. na een rijtuig door het Bosch, een
bezoek aan den zoölogisch-botanischen
tuin, vergezeld van II. K. H. prinses Wil-
lielmina en twee hofdames. Het bezoek
van het prinsesje gold vooral om te zien,
hoe de kakatoe het maakte, die [J. M.
den 4. Januari den tuin ten geschenke
aanbood.
De minister van waterstaat heeft,
naar men meldt, uitnoodigingen gericht
tot eenige ingenieurs van het stoomwezen,
om het onderzoek in fabrieken en werk
plaatsen, door de Enquête-commissie
aangevangen, voort te zetten.
De Minister van Binnenlandsche
Zaken is niet geneigd den termijn te
vei lengen, waarbinnen het wettelijk
maximum van onderwijzers moet wor
den verkregen.
Zijne excellentie monseigneur
Rinaldini nieuw benoemd internuntius
voor Nederland, genoot Donderdag de
eer aan HIJ. MM. den Koning en de
Koningin te worden voorgesteld.
Uit Egmond aan Zee wordt geschre
ven
Onze Piins Hendiik-sticiiting neemt
steeds liooger vlucht. Zij gaat weder
eene uitbreiding tegemoet, noodzakelijk
geworden door het toenemend aantal
verpleegden, dat thans reeds GU bedraagt.
Vergrooting van den voorgevel van het
gebouw i> niet meer mogelijk; de uit
houw geschiedt dus nu naar achteren,
waar nog terrein genoeg beschikbaar is.
Ue tocli reeds eenmaal vergroote eet- en
conversaticzaal, voor aan de straat, is
weder _le klem gewqi.den 5 er zal nu een-
veel grootere nieuwe achter den westelij
ken vleugel worden gebouwd. Hoewer-
hiervoor geen hetere gelegenheid schijnt
te kunnen worden gevonden, is het tuch
zeker jammer, dat de gezelschapszaal
niet voor aan den weg blijft, maar nu
haar uitzicht op de duinen verkrijgt, wat
de vroolijkheid (het is bovendien op het
noorden) niet zal verhoogen. Onder die
zaal zal een tweede verwarmingstoestel
woiden opgesteld, om haar en de wes
telijke bovenverdieping te verwarmen op
dezelfde wijze, met wann-waterhuizen,
als sinds een paar jaar met het ooste
lijke gedeelte van het gebouw reeds het
geval is. De tegenwooi dige eetzaal zal
worden veranderd in eene ziekenzaal
met annexe badkamer, terwijl de dan
vrijkomende ziekenzaal tot kamertjes
voor verpleegden zal worden ingericht.
Aan den beeldhouwer Bart van
Hove te Amsterdam, is de uitwendige
versiering opgedragen van het gebouw
der Kunstnijverheid ten toonstelling, ditjaar
te 's-Hage le houden. Die veisiering zal
bestaan in 4 heelden, ter grootte van
3.50 meter, voorstellende de Kunstnijver
heid, en een hoofdgroep, ter grootte van
4.5 meter, vooistellende de bekroning
der Kunstnijverheid.
Javaansche Roman.
DOOR
MARIA BOGOR.
3j Op een der grafsteer.en is een naam
gebeiteld en nu en dan komt een tijger,
die zijn berger» verlaten heeft, hier zich
vergasten aan den reuk van dood men-
schenvleesch.
Bij maanlicht gezien is dit kleine
kerkhof om zoo te zeggen een gedicht.
Voor het paleis een uitgestrekt gras
veld, waar honderden herten en reeën
grazen en rondhuppelen.
Aan de andere zijde, achter de op
pilaren rustende warandes, bevindt zich
een afgesloten tuin, waar een aantal
vogels, de een nog schitterender van
kleuren dan de ander, in een uitgestrekte
volière rondvliegen en daar zóóveel
bloemen en planten en struiken vinden,
dat zij zelfs niet merken dat zij opgeslo
ten zijn.
Allen zijn het vriendjes van Margaretha,
die hun zoowel 's morgens als 's avonds
een bezoek komt brengen. Zelfs terwijl
zij nog bezig is oin met Kousouma in
het bad te stoeien, welks water zóó
friseh is, dat hare tanden klapperden
toen zij er in sprong, denkt zij reeds
aan hare gevleugelde onderdanen, die
op haar wachten.
«Hebt ge mijn mandje met bananen
wel klaargezet bij de volière, Nanni'?"
vroeg zij.
„Jawel, nonna, het mandje is heelemaal
vol en ze zijn lekker versch."
«Dank je wel," antwoordde liet meisje,
sloeg met de handen op het water en
gooide, al schaterend van lachen, Kou
souma voortdurend met water in het
gezicht.
«Nonna Margaretha," viel Nanni haar
in de rede, »het wordt tijd oin uit het
bad te komen."
Marearetha gehoorzaamde. Haastig
klom zij de trapjes op en wikkelde zich,
rillende van koude, in de groote, welrie
kende lakens, die de oude baboe voor
haar had medegenomen. Zij schudde de
droppels van hare hangende haren en
bespatte daarmede het gezicht der
Indische.
Een oogenblik later had het meisje
haar sarong, kabaai en muiltjes weder
aangetrokken en ging nu, gevolgd door
Kousouma, die zich geheel zonder hulp
had aangekleed, langzaam en voorzichtig
over het fijne kiezelzand, waarmede de
heuvel, die zich zacht glooiend van de
rivier tot midden in het park uitstrekt,
bedekt is.
Kousouma volgde op eenigen afstand.
Onder een reiisachtigen gulta-perclia-
boom met donkergroene takken nam
men een oogenblik rust. Op een paar
passen afstarids van daar bevond zich
een vijver, waarvan het water geheel
met fijne, lichtroode bloemen bedekt
was.
«O, wat zijn dat mooie hloetnen I"
zeide Margaretha tot Nanni.
Nauwelijks had zij deze woorden uit
gesproken, of Kousouma had zich reeds
le water begeven, nadat zij vooraf haar
katoenen saiong tot aan de knieën had
opgespeld. Zij zakte inet hare voeten
een eindweegs in het zand en een
oogenblik kwam liet water zelfs tot aan
haar middelmaar toch ging zij zonder
zich een oogenblik te bedenken verder,
totdat zij zooveel bloemen hijeeri had,
dat zij er een bouquetje van kon maken.
Eerst toen keerde zij teiug, keek haar
meesteres vriendelijk lachend aan en
legde een oogenblik later de blepkroode
bioemen, die Margaretha zoo mooi ge
vonden had, in den schoot van deze.
«Dank je wel, Kousouma!" zeide het
blonde meisje.
Kousouma bloosde onder haar brons
kleurige huid; onder haar half versleten
sarong was iets, dat van vreugde opsprong.
Kousouma gevoelde zich gelukkig, want
zij had Margaretha een pleizier kunnen
doen, en deze had haar vriendelijk toe
gelachen en «dank je!" gezegd Zij keek
de vriendelijke Europeesche stilzwijgend
aan.
«Die bloemen zijn heel mooi, maar ik
vind toch de Ylang-Ylarig nog mooier.
De Ylang-Ylang luikt lekkeren d.it doet
die bleekroode bloem niet. De bloemen,
die lekker ruiken, zijn verreweg de
mooiste bloemen van allen. Dat heeft
Nanni mij dikwijls verteld."
«Wat? Praat Nanni over de bloemen
met je?"
«Wel zeker; zij heeft mij al menig
maal verteld van de pukul-ampat, die
binnen één uur ontluikt en dood gaat
van de melati, die een bruid zich in het
haar steekt en die de rajahs op buiten
gewone feestdagen in hun gordel dra
gen; en van de gambotia, die alleen
maar groeien kan op plaatsen, waar men
sclien begraven liggen, en die door de
moeders op de graven barer kinderen
geplant wordt. Nanni heeft mij ook ge
zegd, dat men de gambotia nooit moet
aanraken, want dat ze heilig is."
«Is dat waar, Nanni?" vroeg Mar
garetha.
„Ja," antwoordde de oude Indische.
«De geesten der afgestorvenen waken
over deze bloem. Zij groeit aan zulk eeri
huogen boom, dat wij er met de handen
niet hij kunnen komen. Haar geur, die
veel fijner is dan van elke andere bloem,
is alleen bestemd 0111 graven welriekend
te maken. Zij leeft slechts zeei kort,
evenals de kindertjes, die aan de inoe-
dei horst sterven. Wanneer de bloem
opengaat, verspreidt zich eeri liefelijke
geur, dien men in liet paradijs van
Allah altijd inademt. Zoodru zij ontloken
is, maakt zij zich van zelf van haar
Stengel los en valt op den grafkuil.
Elke bloem, die op deze wijze afvult,
beteekent een gedachte van deri over
ledene voor de achtergeblevenen. Bloeit
de gambotia op een kindergraf, dan is
elke bloem, die van den stengel valt
en zijn koud aaiden wiegje bedekt, een
kus, dien liet van uit de wereld, waar
heen liet gegaan is, afzendt aan zijn
moeder, die het hier op aaide blijft
bevveenen."
[Wordt vervolgd).