NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND. K0US0UMA. No. 12. Zaterdag II Februari 1888. Zeventiende Jaargang. VOOR VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. Krijgszaken. BINNENLAND. Feuiliet on. AIMEBSFOORTSCIE COURANT. abonnementsprijs: Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Kijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten iutezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. advertentien: Van 1 6 regels 0,40 iedere regel meer B Cent. Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Of het generaal Weitzel vergund zal worden, als Minister van Oorlog zijn naam te verbinden aan de ver betering onzer leger-organisatie en aan de hervorming onzer militaire wetgeving, is van te veel omstandig heden afhankelijk, dan dat iemand het zou wagen daaromtrent iets met een schijn zelfs van zekerheid te zeggen. Doch al mocht ook een ander tot die taak worden geroepen, den zeer practischen bewindsman die thans het Oorlogsdepartement bestuurt komt de eer toe, veel te hebben voorbereid hetwelk de aan staande verbetering mogelijk maakt en de bezwaren, die men nog tegen een verandering van stelsel mocht inbrengen, te hebben uit den weg geruimd. Men zal begrijpen dat we hier voornamelijk het oog hebben op de invoering van den persoonlijken dienstplicht, den sluitsteen van het gebouw der legerhervorming. De remplaceering heeft in de laatste jaren terrein verloren, en niet wei nig ook; onderscheiden argumenten, vroeger ten haren gunste ingebracht, laat men thans stilletjes met rust, overtuigd van haar onhoudbaarheid. Zoo moest voorheen nog al eens het opgespaarde sommetje dienst doen, waarmede de arbeider-plaatsvervan ger na afloop van zijn diensttijd een koetje kocht en zoo een man i n bonis werd; van zulken onzin hoort men gelukkig niet meer spreken. De vraag, om welke liet alleen te doen is, en huiten welke geen andere in aanmerking mag komen, is deze Wat eischt het vaderlandsch belang? Dit nu vraagt de beste krachten voor de landverdediging, niet het uitschot. Toch is er één bezwaar, dat niet licht geacht inoet worden; het is dit: De tijd, die in beslag wordt ge nomen voor de militaire vorming, heeft niet voor alle jongelieden dezelfde waarde. Zij die aan een inrichting van middelbaar of gym nasiaal onderwijs zijn, en hun stu diën moeten afbreken om eenigen tijd onder de wapens te komen, ge raken in veel slechter conditie dan degenen, die door het lot zijn be gunstigd of om wettelijke redenen vrijstelling hebben; en in een tijd van scherpe concurrentie als de tegenwoordige, nu men geen enkel toevallig voordeel onbenuttigd mag laten ten einde zijn toekomst te verzekeren, is het niet onnatuurlijk dat men die gaping in zijn maat schappelijke vorming wil trachten te voorkomen door middel van diénst- afkoop. Doet men hot niet, dan brengt men aan het vaderland niet slechts zijn persoonlijke krachten ten offer, maar ook een misschien niet onbelangrijk gedeelte van zijn toekomst, en dat kan móeielijk gevergd worden. De maatregel, waardoor jonge lie den van 17 tot 20 jaar in dc gele genheid zijn gesteld oin practische en theoretische bekwaamheid op te doen, in plaatsen waar infanterie of vesting-artillerie garnizoen houdt, is een voortreffelijk middel om aan dit wezenlijk bezwaar te gemoet te komen. Nu kan alles zijn geregelden gang gaan; geen studie behoeft er voor te worden afgebroken. Maken de jongelui zich dien tijd van voor bereiding behoorlijk te nutte, zoodat zij hij hun indiensttreding zekere geoefendheid hebben verkregen, dan kunnen zij, in het garnizoen hunner keuze, buiten de kazerne wonen, hetgeen hen in staat stelt nog wel een gedeelte hunner lessen en werk zaamheden bij te houden bovendien kunnen zij, na een oefeningstijd van slechts vier maanden, met groot verlof worden gezonden, mits zij zich verbinden de beide eerstvolgende jaren nog telkens zes weken onder de wapens te komen voor herhalings oefeningen. Wij achten het niet onmogelijk, dat in het vervolg die verkorte oefeningstijd van vier maanden plus tweemaal zes weken door zeer velen zal begeerd worden, al zou het hun ook minder hinderen, dat zij eenigen tijd aan hun gewone werkzaamheden zijn onttrokken. Wij behooreij niet tot degenen, die liet kazerneleven aanmerken als een integreerend deel van de militaire vorming, zoodat men deze niet voltooid zou moeten achten, als de patiënt niet gedurende een geruimen tijd aan dien invloed is blootgesteld geweest. Door per soonlijke ervaring er mede bekend, aarzelen we niet te verklaren, dat begrippen van orde en van stipte gehoorzaamheid evengoed, zoo niet beter, kunnen aangekweekt en be vorderd worden bij geheel vrije oefeningen of het verblijf in het kamp. Er is nog een reden, waarom wij ruime deelneming van de jongelieden aan de kostelooze voorbereidende wapenoefeningen hoogst wenschelijk achten. Indien we ons niet vergissen omtrent de richting, in welke ver betering van de levende strijdkrach ten zal gezocht worden, dan geloo- ven we, dat ook wij het stelsel van den algemeenen dienstplicht een belangrijke schrede naderbij zullen komen, zoodat, wat niet militieplich- tig wordt of het niet meer is, zal worden bijeengevoegd tot een reserve, die, om eenige waarde te bezitten voor de landsverdediging, ook be hoorlijk georganiseerd en voldoende geoefend zal moeten zijn. Daarvoor heeft men kader noodig, zoowel van officieren als van onderofficieren. Wat de eersten betreft, zal men onderscheid moeten maken tusschen beroepsofficieren, die in vasten dienst van den staat zijn en tot de hoogere militaire rangen kunnen opklimmen, en de officieren van de reserve, die slechts onder de wapens komen als zij geroepen worden, maar voor het overige rustig zich bezig houden met de waarneming hunner maatschap pelijke betrekking. Wilde men het geheele leger, met reserve en al, van beroepsofficieren voorzien, ons budget zou er zeer door bezwaard worden en men zou ook niet weten wat met al die rnenschen in vredes tijd uit te voeren. De officieren der reserve zullen dus genomen moeten worden uit de ontwikkelde militiens, die genoeg algerneene en militaire kennis bezit ten om een ondergeschikt kommando te voeren. Daartoe zal een examen moeten uitmaken, of zij de voor den rang van militie-luitenant vereischte kennis en oefening hebben, waarna zij behoudens de verplichting tot deelneming aan militaire oefeningen op groote schaal, aan het burgerlijk leven teruggegeven kunnen worden. Of het raadzaam wezen zal, hun gelijk den reserve-officieren van ge zondheid eenig tractement toe te kennen, als vergoeding voor het steeds beschikbaar zijn, zullen wij in het midden laten; er is iets vóór te zeggen, maar ook wel wat tegen. In elk geval zal de reserve officier der toekomst een heel ander man moeten zijn dan de officieren van de plattelands-schutterij onder de tegenwoordige inrichting, onder welke er zijn die zeker niet dikwijls een soldaat gezien hebben. Ten slotte vermelden we nog met genoegen opgemerkt te hebben, dat in sommige plaatsen jongelieden, die vrijstelling zullen erlangen van de militie, toch aan de oefeningen deel nemen. Dat is een aangenaam ver schijnsel. De Haagsche Ct. schrijft: »De verschillende afdeelingen van Algemeen Stemrecht in het kiesdistrict Schoteiland, hebben nu eenstemmig den heer F. Domela Nieuwenhuis voor de Tweede Kamer candidaat gesteld. Het wil ons voorkomen, dat de overige partijen in dat district, liberale zoowel als anti-liberale, aan het vaderland een werkelijken dienst zouden bewijzen, indien zij konden besluiten, zich tegen de verkiezing van den heer D. N. niet te verzetten. Niet uit sympathie met zijne beginse len, noch met de wijze, waarop hij die verdedigd. Maar omdat, ware de heer D. N. lid der Tweede Kamer, de voor naamste grond zou zijn vervallen voor de sociaal-democratische agitatie daar buiten. Want dan zou het voorwendsel zijn weggenomen, dat de »regeerende klassen" niet naar de grieven en wen- schen van liet volk luisteren. Lid der Kamer, zou de heer D. N. zich niet langer kunnen bepalen tot algerneene agitatie, maar in wel omschre ven vorm moeten aanduiden wat zijne partij wenscht, verlangt, eischt. Eindelijkde heer D. N. is wat men overigens van hem denken moge een bekwaam man, en hij heeft veel van het volk gezien. Zou het nu inderdaad' onmogelijk zijn, dat hij in sommige ge vallen werkelijk voor zijne medeleden in de Kamer een nieuw gezichtspunt op bestaande toestanden opende?" Aan het Huis van H. M. de Koningin zijn als Dames du Palais ver bonden mevr. de douairière van Lennep, geb. jonkvr. Deutz van Assendelft, en mevr. de baionnesse van Goltstein, geb. jonkvr. Boreel van Hogelanden. Men schrijft uit Texel »De zucht tot emigratie naar Noord- Amerika is onder de bewoners van dit eiland nog volstrekt niet uitgedoofd. Naar men verneemt hebben zich voor- loopig een honderdtal personen doen inschrijven, om in den loop des jaars de reis naar de Nieuwe Wereld te^aanvaar- den. In 1887 vertrokken van Tessel 155 personen naar de Vereenigde Staten van Noord-Amerika." De hoofdadministratie der Exploi tatie-Maatschappij heeft aan de drie weduwen der verongelukte beambten hij het onheil te Ruinerwold op 2 Januari jl. levenslang toegekend het volle vaste tractement, dat de echtgenooten bij hun leven genoten. Javaansche Roman. DOOR MARIA BOGOR. 9) ïNeen, Margaretha. Over een jaar of wat gaan wij voor goed weder naar Europa, en dan moet Kousouma met haar grootmoeder hier blijven. Ge ziet dus wel, dat ik ten opzichte van haar niet alleen aan liet tegenwoordige, maar ook aan de toekomst denk. Het iö voor Kousouma noodzakelijk, dat zij er aan gewent om met de kinderen uit den kampong om te gaan, dat zij hetzelfde werk leere verrichten als deze en zooda nig worde opgevoed, dat zij als zij groot is tevreden zij met het beschei den lot, dat God voor haar heeft weg gelegd." >Maar, papa, ik mag haar toch wel blijven zien vroeg Margaretha op ietwat ontroerden toon. De vroegtijdige, verstandelijke ontwikkeling van het kind begreep tenminste de helft van de woor den, die zij zooeven gehoord had, maar haar hartje leed bij de gedachte, dat zij voortaan zou moeten leven zonder de kleine Javaansche, aan wie zij zoo ge hecht was. sWel zeker, mijn kind, alle dagen, Nanni zal even als vroeger voor je blij ven zorgen, en als zij op het paleis komt, brengt zij Kousouma mede. Margaretha stond in gedachten verzon ken voor zich te kijken. »En weet ge wel," voegde de baron er een oogenblik later bij, terwijl hij haar nog ernstiger aankeek dan gewoon lijk, nweet ge wel dat ik je ten opzichte van Kousouma zelfs een zeer gewichtige taak heb op te dragen?" Wat dan, papa?" vlk reken op je, Margaretha, dat ge Kousouma de verwijdering, die langzamer hand tusschen u beiden moet gaan be staan, niet al te diep zult laten gevoe len. Zij moet zelf leeren inzien dat, al zijn uw levenswijze en uw toekomst veranderd, je hart toch niet veranderd is en dat ge zelfs evenveel, ja misschien nog meer van haar houdt dan vroeger. nGoed papa. Ik weet weliswaar nog niet, hoe ik dat zal moeten aanleg gen, maar ik geloof toch niet, dat Kou souma tegenover mij ooit zich over haar armoede zal behoeven te schamen." Dit geheele gesprek was afgeluisterd en ten deele ook begrepen door een kleine Indische, die op een paar schreden afstands van den baron tusschen de struiken verscholen had gezeten, en wier donkere, wel wat wild uitziende oogen onafgewend op vader en kind gevestigd waren geweest. Deze kleine Indische was Kousouma. Reeds sedert den vorigen avond wist zij dat Margaretha thans nonna Bazaar was; zij had haar des morgens in een wit mouselinen, laag uitgesneden jurkje en met een koralen kruisje om den hals, tusschen al die hooge personages, die naar Buitenzorg gekomen waren om de groote receptie van den Gouverneur- Generaal bij te wonen, zien rondloopen, en het was haar aandacht niet ontgaan dat die hooggeplaatste rajah's, voor wie iedere Indiër een- voetval doet, op hun beurt zeer nederig een buiging hadden gemaakt voor het blonde meisje, dat tegen hen allen vriendelijk lachte. Kousouma was in de verbeelding dat zij droomde. Van nature wild en vrees achtig, had zij zich in een hoekje van de galerij schuil gehouden, waar zij hal verwege onder de nederhangende einden der Nederlar.dsche vlaggen begraven was geweest, eu was daar blijven zitten tot allen weg waren. Toen had zij niet wetende waar zij zich bevond, de ledige vertrekken doorloopen en een oogenblik had zij zich verbeeld, dat zij in een be- tooverd slot was. Alles was ook zoo mooi en zoo vreemd ïNanni! waar is Kousouma toch?" liet zich eensklaps een stemmetje van achter een half openstaande deur hoo- ren. En Kousouma, die onmiddellijk de stern van Margaretha herkende, deed de deur verder open en kwam binnen. >Och kom toch eens kijken," riep de kleine Europeesclie, nwat een allerliefste kamer ik gekregen heb en hoe goed men onder mijn warande den Salak kan zien! Vindt ge niet dat alles hier erg mooi is?" »Ja, heel mooi ïKom, nonna Margaretha," kwam Nanni hier tusschenbeide, »ge moet nu v»at gaau rusten, want ge zijt van mor gen al zoo vroeg op geweest, en Toewan Bazaar wacht u om vier ure." Al pra tende was zij reeds begonnen met Mar garetha uit te kleeden, en daar liet kirid door al de aandoeningen van dezen mor gen tamelijk vermoeid was, lag zij een oogenblik later reeds in een diepen slaap. Daarop nam Nanni Kousouma bij de hand en verliet stilletjes de kamer. Voor het eerst ging zij naar haar nieuwe hut, en hurkte daar op den grond neder, zonder een woord te spreken. Nanni echter dacht bij zich zelf, dat de dag van heden niet meer zoo was als die van gisteren. Zij gat Kousouma eenige vruchten en in de meening, dat deze evenals anders aan het eten daarvan was, sluimerde zij zelf ook in. Zoodra Kousouma zag dat haar grootmoeder in slaap gevallen was, ver liet zij stilletjes de hut en ging naar hartelust door het park dwalen. Telken male als zij het paleis tusschen de hoornen door in het oog kreeg, bleef haar blik eenige oogenblikken daarop rusten, wetende dat Margaretha daar rustig sliep. Geruimen tijd bleef zij op een steen zitten, en keek met welgeval len naar de rondkruipende hagedissen. Daarna stond zij op en zette haar wan deling voort. Toen zij aan het met wa terplanten omzoomde meer gekomen was. riep zij de zwarte zwanen, die gewoon waren om uit de handjes der beide kinderen brood te korneri eten. Margaretlia's gelieikoosde zwaan waagde zich zelfs tot aan den oever. Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1888 | | pagina 1