MIE VVE
Nieuws- en Advertentieblad
MTER JANIN,
UTRECHT EN GELDERLAND.
No. 52.
Zaterdag 30 Juni 1888.
Zeventiende Jaargang.
abonnementsprijs:
advertentien:
In dit nummer
komt voor de laatste maal
de BO!\ voor op
premie bij het 3e kwartaal
onzer Courant.
Voor Bons, na Maan
dag 2 Juli ingeleverd,
kunnen wij geenpremiën
meer verstrekken.
Schoolgeldheffing.
Feuilleton.
MARIE.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
BINNENLAND.
AMEBSFOORTSCHE COURANT.
VOOR
Per 3 maanden 1.Franco per post door het gebeele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten iutezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
Grooto letters en
schuiven, zou onbillijk zijn. En als
men dat toestemt, zal men ook in
schoolgeldheffing op zichzelf niets
illiberaals vinden, integendeel, de
juistheid erkennen van het beginsel,
dat de ouders der kinderen een ge
deelte der uitgaven voor hun reke
ning nemen. Vrijstelling van die bij
drage zou dan niet de regel moeten
zijn, maar de uitzondering.
Maar aan den anderen kant ver
biedt dan ook de rechtvaardigheid,
te eischen dat de meervermogenden
met de geheele kosten worden be
last. De maatschappij heeft er even
zeer belang bij, dat de kinderen der
gegoeden wèl onderwezen zijn, als
die der min- en onvermogenden en
liet te doen voorkomen, dat hetgeen
eerstgenoemden minder betalen dan
de kostende prijs, een soort van be
deeling zou zijn, is zoo onlogisch
mogelijk.
Ging die bewering op, dan zouden
natuurlijk zij, die hooger onderwijs
genieten, de ruiinst-bedeelden van
onze landgenooten zijn. Die onzin is
inderdaad gedebiteerd, we behoe
ven niet te zeggen waar en door
wien. Het staats- en maatschappelijk
belang zijn er in liooge mate bij ge
moeid, dat liet niet ontbreke aan ver
lichte rechtsgeleerden en genees-
heeren een staat, die dit niet inzag
en bet bekomen van deze breede en
grondige wetenschappelijke ontwik
keling eenvoudig overliet aan de zorg
van hen die er naar willen streven,
zou onvermijdelijk terugzinken in on
wetendheid en barbaarsclibeid.
Kosteloos onderwijs voor allen,
moge door sommigen als het ideaal
worden beschouwd, wij gelooven
niet dat men daarvan de verlangde
vruchten zou aanschouwen. Over liet
algemeen waardeeren we datgeen
het meest, welks verkrijging ons
eenige offers oplegten mits dat
offer nu rekening houde met de
draagkracht, is er alles voor te zeg
gen het individueel belang te doen
vertegenwoordigen door een bijdrage.
Het is niet mogelijk, daarvoor alge-
tiieene regelen te stellen, en der
halve is het goed gezien van den
wetgever, deze zaak over te laten
aan de gemeenten, onder controle
van het centraal gezag. De toestan
den hier en elders loopen ver uiteen,
en groepeeringen, die op de eene
plaats aan de werkelijkheid beant
woorden, zullen op de andere niet
vallen in het kader eener ralioneele
maatschappelijke indeeling.
In de groote gemeenten wordt
nogal getobt over een geschikte ver
deeling der scholen in verschillende
categorieën, naar den maatstaf van
het schoolgeld.
Wilde men voor elke klasse dei-
samenleving een afzonderlijke school
in het aanzijn roepen, die ver
deeling zou verbazend wijdloopig
worden maar dat is ook het rechte
standpunt niet. Men moet de vraag
stellen Voor welke breede maat
schappelijke groep is deze of die
school bestemd, en welk aandeel in
de uitgaven kan daar naar billijkheid
van de ouders worden gevraagd.
Om te beginnen met de onderste
lagen. Men heelt daar scholen voor
on- en voor minvermogenden, van
elkander afgescheiden in de laatste
wordt een laag schoolgeld geheven.
Tegen die scheiding is veel te zeggen.
Het verschil in maatschappelijke
positie der ouders is betrekkelijk ge
ring de kinderen van beide groepen
hebben behoefte aan hetzelfde onder
wijs, dat wil zeggen, de school,
aangevuld door het later te verkrij
gen lierhalingsonderwijs, moet alles
geven wat liet kind noodig heeft
om in de maatschappij niet verlegen
te staan.
Kan men liet nu niet zoo inrichten,
dat deze beide soorten van kinderen,
soorten in naarn. maar niet inder-
daad, alle met elkander dezelfde
school bezoeken Heffing van een
laag schoolgeld wordt dan als regel
gesteld, terwijl ontheffing kan ver
leend worden door het Dagelijksch
Bestuur, op voordracht van het hoofd
der school.
Om ons thans alleen tot dit onder
deel van het vraagstuk te bepalen,
willen we aanstippen waarom deze
regeling ons wenschelijk en billijk
voorkomt. Waar hetzelfde wordt ge
noten, moeten ook gelijke oilers daar
tegenover staanmen behoort afschei
dingen te vermijden, die op geen
enkelen billijkheidsgrond berusten.
Nu kunnen de omstandigheden der
ouders van dien aard zijn, dat zelfs
een gering schoolgeld, hen bezwaart,
welnu, als zij daarover spreken met
het hoofd der school, en hem in ver
trouwen mededeelen waarom zij vrij
stelling wenschen, dan ontstaat door
die bespreking een wederzijdsche
band, die voor de opvoeding der kin
deren goede vruchten kan opleveren.
Dikwijls zal het voorkomen, dat de
financiëele toestand der ouders een
tijdelijke ontheffing wenschelijk maakt,
bijvoorbeeld bij gemis of verminde
ring van verdiensten gedurende de
wintermaanden, ook daartoe moet de
gelegenheid geopend blijven. Verder
achten wij het noodzakelijk, dat het
resultaat dezer bespreking een ge
heim blijve tusschen ouders en onder
wijzers en het Dagelijksch Bestuur
de eene leerling moet van den andere
niet weten, dat hij «gratis school
gaat."
Door zulk een regeling zal het
peil der tegenwoordige scholen voor
onvermogenden zeker worden ver
hoogd, dat der scholen, waar thans
van allen eene kleine bijdrage wordt
geheven, niet worden verlaagd. De
maatschappelijke klassen, die op den
verderen levensweg geroepen zijn om
als het ware één geheel te vormen
door gelijkheid van lotsbestemming,
brenge men zoo spoedig mogelijk bij
elkander.
De moeielijkheid, voor welke het
hoofd der school zal geplaatst worden
om steeds met juistheid te bepalen
of ontheffing voldoende is gernoti-
Van 1 6 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertenticn viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Grooto letters en vignetten naar plaatsruimte.
De geheimen van een Krank
zinnigengesticht,
Indien we eens vrijzinnig genoeg
waren, het onderwijs te beschouwen
niet als een politieke quaestie,
wat het nooit had moeten worden,
en waartoe men het te onzaliger ure
heeft verlaagd doch als een maat
schappelijk en als een opvoedkundig
vraagstuk, dan zou inen misschien
komen tot deze conclusie
Bij goed onderwijs hebben twee
partijen belang vooreerst de vereeni-
ging van burgers, onder welken naam
die ook georganiseerd zij, de maat
schappij, de staat, de gemeente, in
de tweede plaats de individuen zelf.
Voor de laatsten, de kinderen of
leerlingen, treden de ouders op, die
verplicht zijn de belangen der kleinen
naar vermogen te behartigen, en aan
dien plicht te kort zouden doen indien
zij niet zorgden, dat dezen zooveel
onderwijs ontvingen als de omstan
digheden veroorloven.
Zijn er twee belanghebbenden, dan
moeten ook twee de kosten dragen.
Ze op de schouders van één partij te
(EENE NOVELLE)
I.
DE LOGÉE.
1) «Hoor eens even, Ewoud Ik heb
u een nieuwtje, een vrolijk nieuwtje te
vertellen. Ik 'krijg een logée. Raad eens
wie?"
«Raden? Ik raden? Neen, zus
Voor raden ben ik niet in de wieg gelegd.
Ik geef het op."
«Hola, broertje! Dat gaat zoo niet.
Niet zoo spoedig man. Noem maar eens
iemand."
«Om mij eens braaf uit te lachen
en allerlei gevolgtrekkingen te maken,
niet waar, Anne? Ik zal wel wijzer zijn.
Ik weet te goed, hoe groot het getal
uwer vriendinnen is. Papa passeert zoo
veel acten niet, als gij brieven schrijft
en ontvangt. Gewoonlijk krijgt gij jaar
lijks zoo 3 a 5 logés, of gaat zelve, bij
ik weet niet hoeveel kennissen logeren
Het zal zeker weer wel iemand zijn, die
gÜ op de kostschool hebt leeren kennen!"
«Bravo, goed geraden! En nu durft
gij nog zeggen, dat gij niet raden kunt.
Komaan, ga eens voort. Ik zal u een
weinig op het spoor helpen. Zij is nog
nooit hier geweest en toch staat zij hoog
bij u aangeschreven. Nu krijg maar
geen kleur."
«Gij spreek vrij stout, AnneMaar
geloof mij, nu kan ik het evenmin raden.
Ik wil wel gelooven, dat zij hoog bij mij
staat aangeschreven, omdat mijne onvol
prezen zuster, hijzonder keurig is in
het kiezen van intimes, en zij die ik reeds
leerde kennen, mij alles doen hopen van
haar, die mij nog vreemd 2ijn gebleven.
Mijn patroon zou zeggen als het monster
zoo extra goed is, dan vertrouw ik, dat
heel de partij goed zal zijn. Daarenboven
weet gij, dat ik mij van onbekenden
steeds de bekoorlijkste idealen vorm."
«Maar zij is u zoo geheel vreemd
niet meer. Gij weet toch wel, dat ik u
van tijd tot tijd eenige passages uit brie
ven voorlees van
«Marie BerghoIT" viel Ewoud in.
«Juist geradenZiedaar, nu hebt
gij u zeiven ovei troffen. Wat zegt ge
nu, doet u dat geen pleizier?"
Ewoud was rood geworden tot achter
de ooren toe en was eenigzins bedrem
meld.
«Ha, ha, ha! Nu moet ik u toch
uitlachen, wees maar blij, dat er geen
getuigen bij zijn: anders zou het spoedig
verspreid zijn, dat gij smoorlijk verliefd
waart op een meisje, dat gij nog voor
de eerste maal moet zien. Ik mag u voor
dien schrik wel eenige vergoeding geven,
en zal u daarom een gedeelte van haren
brief voorlezen, maar ik vrees, dat gij
er Marie bijna niet in herkennen zult
zoo vol scherts als zij vroeger placht
te zijn, zoo vol ernst is zij nu; ja het
doet rnij vreezen, dat hare opgeruimdheid
heeft plaats gemaakt voor melancholie."
Ewoud had zich inlusschen hersteld, en
hij bemerkte ook aan den toon, waarop
Anne deze laatste woorden sprak, dat
nu alle scherts ter zijde was gezet. Toen
Anne dan ook den brief had ontvouwd, was
hij vol belangstelling, en het was bijna
overtollig, dat zij nog zeide: «Luis
ter nu!"
Ik zal dan binnen acht
dagen hij u zijn. Om meer dan ééne
reden verlang ik zeer naar u. Ik
heb u mededeelingen te doen, die
ik niet aan het papier toevertrouw.
Mijn hart heeft daaraan dringende
behoefte, want het is tot barstens
toe vol. Hier heb ik geen vriendin,
in wie ik zulk een onbepaald ver
trouwen stel als in u. Ik bewaar
dus het stilzwijgen, maar lijd daar
om ook dubbeï. Men vermoedt en
gist wel iets; ik bemeik dit duide
lijk, en dit kan ook niet anders,
want ik ben stil en afgetrokken,
zoek de eenzaamheid, en des mor
gens is het duidelijk zichtbaar, dat
ik den nacht bijna slapeloos en
weenende heb doorgebracht; mijne
ouders hebben mij nok reeds onder
vraagd, maar ik kan het hun niet
zeggen alleen tracht ik hen gerust
te stellen; het doet hen veel genoe
gen, dat ik mij naar u begeef! O,
Anne! het vooruitzicht van bij u te
zijn, ik gevoel het, doet mij reeds
goed, en één uur, één eenzaam uur
met u doorgebracht, zal mij verlich
ting en verademing geven.
«Gij zoudt bijna zeggen, dat het de
zelfde Marie niet is, niet waar Ewoud?"
«Het is vreemd en raadselachtig
en wel geschikt, Anne! om uwe nieuws
gierigheid gaande te maken. Maar stel
u geen wonderen voorde meisjes vallen
soms wat sentimenteel en treuren vaak
over ingebeeld verdriet."
«Ik dank u, ook in naam van alle
meisjes, voor dat lief compliment, het
geen ik geheel voor uwe rekening laat.
Alleen wil ik niet, dat gij dit op Marie
veerd, ontkennen wij niet; de ervaring
zal den aan te leggen maatstaf meer
vertrouwbaar maken, en er zal eenige
tact noodig zijn om de beide uiter
sten van te groote vrijgevigheid of
overmatige voorzichtigheid te vermij
den. Er staat evenwel tegenover dit
bezwaar zooveel, dat vóór de invoe
ring van dezen maatregel pleit, dat
wij dien met gerustheid inzonderheid
aan opvoedkundigen in overweging
geven.
Naar men verneemt, zal de ge
pensioneerde luitenant-generaal jhr. G.
M. Verspijck, adjudant-generaal van Z. M.,
weldra naar Berlijn vertrekken, met eene
bijzondere zending des Konings bij Z. M.
Keizer Willem II van Duilschland, Koning
van Pruisen, in verband met de troons
beklimming van dezen Vorst.
Genoemde opper-officier zal daarbij
vergezeld worden door den 1 en luitenant-
der infanterie baron van Heeckeren van
Molecaten, ordonnans-officier van Z. M.
Het voornemen moet bestaan de
Kamers in vereenigde zitting bijeen te
roepen, om het allereerst de voogdijwet
te behandelen.
In het ontwerp-voogdijwet moet
worden voorgesteld de Koningin-Regentes
eventueel tot eenige voogdes te benoe
men en naast haar een raad van voogdij
in te stellen, om de toeziende voogdij
uit te oefenen.
Van 15 Juli tot 15 Augustus zal
Z. K. I). prins Albert van Pruisen met
II. Ds. gemalin en zonen te Scheveoingen
verblijven in het Hotel d' Orange. Een
gevolg van 31 personen zal Iltl. KK. HII.
vergezellen.
Reeds hebben drie der onderteeke
naars van de aan Domela Nieuwen-
huis gerichte uitnoodiging zich bereid
verklaard, hunne boeken ter beschikking
te stellen van de te benoemen commissie.
De spreekbeurten op liet 25e chris
telijk nationaal zendingfeest op Doeken
rode bij Haarlem op 4 Juli a. s. worden
toepasselijk maakt; en gij zult daarvan
zelf overtuigd zijn, zoodra gij haar per
soonlijk hebt leeren kennen. Zij is te
verstandig, om sentimenteel te zijn. Haar
geest is te godsdienstig, om over nietig
heden te treuren. Maar ik heb nu geen
tijd, om hiervan thans meer te zeggen,
papa en mama moet ik het ook nog
mededeelen. Gij weet nu reeds meer dan
gij weten moest; denk er nu maar eens
goed op door, dat Marie komt; het zal
u eene rijke stof van overdenking geven.
Adieu, Ewoud En vrolijk lachende
verliet zij hem, om den brief aan hare
ouders te overhandigen.
Het gaf eenige drukte in den huise-
lijken kring van den notaris Kolfman,
als gewoonlijk het ontvangen van een
logé met zich brengt; maar de notaris
zat er, zoo als men pleegt te zeggen,
warmpjes in, en ieder, die er gelogeerd
had, wilde gaarne terug komen, en logés
te hebben was hen zoo vreemd niet,
zoodat dit geene buitengewone zorg of
moeielijkheid leverde.
De dag van Maria's komst was wel
dra daar, men ging haar aan den trein
afhalen.
Wordl Vervolgd),