NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
No. 58.
Zaterdag 21 Juli 1888.
Zeventiende Jaargang.
VOOR
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
Iets over liet tweegevecht.
BINNENLAND.
Feuilleton.
MARIE.
AMEB
TSCHE COURANT.
abonnementsprijs:
Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Kijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukkeu en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
advertentien:
Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advcrtentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
De geruchtmakende «ontmoeting,"
waarin do eerste van Frankrijks ver
antwoordelijke staatslieden het be
wijs heeft geleverd, dat men juist niet
tot de dragers van 's lands militaire
glorie behoeft te behooren om met
den degen te kunnen omgaan, geeft
ons aanleiding een paar woorden
over het duel te schrijven.
Men vraagt weieens, hoe het in
gezonde hersenen kan opkomen, dat
iemand zijn goed recht kan bewijzen,
door zijn tegenpartij lichamelijk letsel
toe te brengen. Toegegeven kan
worden, dat er beleedigingen zijn,
tot welker herstel men te vergeefs
de tusschenkomst des rechters zou
inroepen, om de eenvoudige reden,
dat de wet niet in alles kan voor
zien tegen lieden, die ons door
lasterlijke beweringen van onzen
goeden naam trachten te berooven,
zijn we in vele gevallen, zoo we op
wettelijk standpnnt willen blijven,
machteloos. Doch daarmee is nog
volstrekt niet uitgemaakt, dat we
zedelijk verantwoord zijn, indien we,
dit standpunt verlatende, onszelven
recht zouden willen verschaffen, door
middel van een naar zekere regels
ingerichte wraakoefening.
Even onhoudbaar is de bewering,
dat er beleedigingen zijn die slechts
door bloed kunnen worden afgewas-
schen, De uitslag van een tweege
vecht bewijst hoegenaamd niets ten
voordeele der overwinnende partij
de uitdrukking, dat »aan de eer is
voldaan," zou moeten insluiten dat
hij, die den moed heeft gehad zijn
leven in een duel te wagen, geen
eerloos man zijn kan, dus dat op
hem geen smet kleeft, wat hem ook
in een oogenblik van opgewonden
heid werd ten laste gelegd, doch
er is niet veel logica noodig oin het
onzinnige van die redeneering dade
lijk in te zien. Men kan den brutalen
moed van een geroutineerd duëllist
bezitten, en niettemin een schurk
zijn van het eerste water.
Er blijft, ter verklaring van de
opvattingen, in sommige kringen nog
voor het duel gekoesterd, niets anders
over, dan het te beschouwen als een
overblijfsel van een middeleeuwsch
bijgeloof. De uitslag van zulk een
kamp was een godsoordeelhet
Opperwezen nam op zich te zorgen,
dat de onschuld zegepraalde, zelfs
over een sterkeren vijand. Men be
grijpt hoeveel daden van ruw geweld
op die wijze ongestraft bleven, zij
het ook dat in menig geval de van
schuld bewuste partij, onder den
indruk dier overtuiging, op de kamp
plaats sidderde en daardoor de
nederlaag leed.
In onze dagen gelooft niemand
meer aan die dadelijke tusschen
komst der Hoogste macht in geschil
len die met de wapens worden be
slecht en als niettemin de vorm is
bewaard gebleven, in weerwil dat de
inhoud verloren ging, dan bewijst
zulks alleen, dat de barbaarschheid
een taai leven heeft, en dat eenige
eeuwen van voortschrijdende bescha
ving niet voldoende zijn om haar
laatste sporen te doen verdwijnen.
In militaire kringen heerscht nog
altijd de meening, dat er omstandig
heden zijn die een tweegevecht niet
slechts wettigen, maar de aanneming
zelfs tot een verplichting maken. Als
een raad van eer beslist heeft, dat
een ondergane beleediging alleen op
die wijze kan worden uitgewischt,
dan behoort de gedaagde zich daar
aan te onderwerpen. Weigert hij, dan
wordt hij zelfs door de hoogere
autoriteiten in het ongelijk gesteld,
en is genoodzaakt zijn ontslag als
officier te nemen. Afwijking van een
duel staat in die gevallen met eer
loosheid gelijk. Het pleit voor het
gezond verstand der Nederlandsche
officieren, dat zulke geschiedenissen
zich maar hoogst zelden voor doen
onmogelijk zijn ze evenwel niet, en
wie de vaste overtuiging bezit, dat
het onzedelijk is, een duel te aan
vaarden, loopt altijd eenig gevaar,
dat er strijd ontstaat tusschen het
geweten en de gehechtheid aan de
carrière.
Nergens wordt zooveel geduelleerd
als onder de Duitsche studenten, en
het schijnt wel, dat de Regeering
dat kwaad oogluikend laat voort
woekeren. Het is geen zeldzaamheid,
Germaausche muzenzonen te zien
niet een paar litteekens op het ge
laat die de schoonheid geenszins ver-
hoogen, maar tocli als een bewijs
van dapperheid op prijs worden ge
steld. Die waardeering wijst op een
laag peil van zedelijke ontwikkeling.
Meestal wordt er gevochten met
houwdegens, zóó geslepen dat geen
diepe wonden kunnen worden toege
bracht, terwijl de edele lichaams-
deelen, waarvan de verwonding
levensgevaarlijke góvolgen zou kun
nen hebben besciiëi-md worden.
Ook de Fransche journalisten ver
dienen afzonderlijke vermelding we
gens hun voorliefde voor het duel,
en wie bij de dagbladpers eenig
aanzien wil verwerven, inoet met
degen en pistool minstens even vaar
dig zijn als met de pen. Nadat hij
de lezers met scherpe artikelen, vol
personaliteiten, een poos heeft geamu
seerd, ontvangt hij op zekeren dag
de getuigen van zijn tegenpartij, en
er heeft een ontmoeting plaats,
waarbij men wederzijds zorg draagt
elkander slechts licht te kwetsen,
daarna een verzoeningsdiner, en de
quaestie is opgelost. Dat er van zulk
kinderspel nog notitie wordt geno
men, is zeker geen verblijdend ver
schijnsel.
Frankrijk is voor het overige het
klassieke land der tweegevechten. In
de eerste helft der zeventiende eeuw
waren zij zoo menigvuldig en moord
dadig, dat de meeste aanzienlijke
familiën een zeker aandeel harer
leden bij de beschikking van «eere
zaken" hadden zien sneuvelen. De
groote staatsman liichelieu duchtte
van dat kwaad de ernstigste gevolgen
voor de weerkracht der natieniet
alleen vaardigde hij daarom wetten
uit, waarbij liet deelnemen aan een
duel op doodstraf werd verboden,
maar wat meer is, hij zorgde ook
voor de handhaving. Toch was die
krasse maatregel niet afdpende, en
hoe vaak ook de beul de beslissing
van het duel in hooger beroep cas
seerde, toch ging er geen jaar voorbij,
waarin niet een aantal slachtoffers
vielen. Soortgelijke wetten, ofschoon
minder streng, zijn dikwijls herhaald,
zoowel in Frankrijk als eldersook
ten onzent behoort de deelneming
aan een tweegevecht tot de misdrij
ven, tegen welke in de dagen der
Republiek zware straffen zijn bedreigd;
niettemin is het duel nog niet geheel
uit de zeden verdwenen.
Het nieuwe strafwetboek wijdt aan
dit onderwerp een geheelen titel,
uit vijf artikelen bestaande. Het
eerste, art. 152, bedreigt hoogstens
zes maanden gevangenisstraf tegen
het aanzetten tot een uitdaging of
tot het aannemen eener uitdaging,
en tegen het overbrengen eener uit
daging. In art. 153 wordt gevange
nisstraf van ten hoogste vier maan
den of geldboete van ten hoogste
driehonderd gulden bepaald tegen
hem die iemand verwijt dat hij niet
tot een tweegevecht heeft uitgedaagd
of dat hij een uitdaging heeft afge
wezen. In. art 154 worden verschil
lende straffen opgelegd, voor hen die
een tweegevecht aangaan de grootte
der straf' hangt af van het letsel,
aan de tegenpartij toegebracht. Zijn
de voorwaarden niet vooraf geregeld,
zijn er geen wederzijdsche getuigen,
hebben er bedriegelijke handelingen
of afwijkingen van de voorwaarden
plaats gehad, dan worden op het
tweegevecht de bepalingen omtrent
moord, doodslag ol mishandeling
toegepast, (art. 155.) Getuigen zijn
alleen strafbaar, als de voorwaarden
niet vooraf zijn geregeld, als zij par
tijen tot voortzetting van het twee
gevecht aanzetten, of indien zij be
driegelijke handelingen plegen of toe
laten (156.)
Dat is, in korte trekken, de hoofd
inhoud van dezen zeer merkwaardigen
titel, dien we onzen lezers aanraden
in het strafwetboek zelf eens met
aandacht te lezen niet, omdat wij
van hen verwachten, dat zij te avond
of morgen ook aan het duëlleeren
zullen slaan, maar opdat zij zich
overtuigen met hoeveel zorg de wet
gever ten onzent dit niet zeer ge
makkelijk onderwerp heeft geregeld.
Op Vrijdag en Zaterdag 3 en 4
Aug. zullen te Nijmegen groote wieler
wedstrijden gehouden worden. Het pro
gramma luidt: Vrijdag 3 Aug.
1. Internationale wedstrijd met voor
gift voor veiligheidswielers; prijzen kunst-
voorwerpeu.
2. Nationale wedstrijd voor driewielers.
3. Internationale wedstrijd om het
kampioenschap van het vasteland voor
tweewielers, Ie prijs; zilveren beker ter
waarde van f 150, met eene gouden her-
innerings-medaille. (De beker woidt het
eigendom van den winner, zoodra hij
tweemaal achter elkander of driemaal in
het geheel door denzelfden rijder gewon
nen wordt. De winner ontvangt den
titel van kampioen van het vasteland
op den tweewieler voor 1888).
4. Internationale wedstrijd voor twee
persoons driewielers. 1. prijs: twee gou
den medailles.
5. Nationale jubileums-wedstrijd met
voorgift voor tweewielers. I. prijs kunst
voorwerp.
6. Internationale wedstrijd in het
langzaam rijden voor hooge tweewielers,
7. Nationale wedstrijd voor driewielers
orn het kampioenschap van den A. N. W. B.;
1. prijs gouden kampioenspenning.
8. Internationale wedstrijd voor twee
persoons-twee wieiers.
Zaterdag 5 Aug. 9. Intern, wed
strijd met voorgift voor driewielers i.
pr.: groote gouden medaille.
10. Nationale wedstrijd om het kam
pioenschap van den A. N. W. B. voor
(EENE NOVELLE)
7) Anne schoot toe, maar kon geene hulp
of verzachting aanbrenger. Driftig trok
zij aan de schelkoord, en meenende dat
de arme dood was, begon zij hevig te
snikken en te weeklagen. Hare huisge-
nooten snelden toede doctor was ook
juist gekomen, en het eenige wat Anne
kon zeggen was: «Te laat."
«Niet te laat!" zeide de doctor,
zoodra hij de kranke had gezien. «Maar
haar toestand is zorgwekkend."
«O doctor! wat was ik verschrikt,"
hernam Anne en verhaalde toen het ge
beurde, doch verzweeg de woorden, die
de kranke in haar ijlen had uitgesproken.
Zij bewaarde ze echter des te dieper in
haar geheugen, en beproefde of zij door
deze den schrik kon ontraadselen, wel
ken het zien van den heer Mastboom bij
Marie had veroorzaakt. Het was en bleef
de idéé fixe der kranke, dat zij hem
had wedergezien, over wiens dood zij zoo
bitter had getreurd. Het vermoeden, dat
de ontmoeting van den heer Mastboom
haar zoo had doen schrikken, was zeker
heid geworden, en toch aan den anderen
kant, van zijn dood was zij te goed on
derricht, dan dal hieromtrent eenige
twijfel kon bestaan. Anne bleef dus in
de onzekerheid met een hoop, dat bier
spoedig eenig licht voor haar zou opgaan.
En die hoop werd verwezenlijkt.
Als gij er eenig belang in stelt, Lezer
of Lezeres! dan rnoet gij met ons het
gesprek van Ewoud en Karei beluisteren.
Gij weet, dat Karei aan Ewoud een be
zoek had beloofd, Karei heeft woord
gehouden. Zij bevinden zich in dezelfde
tuinkamer waar wij acht dagen vroeger
de twee vriendinnen hebben ontmoet.
«Dat treurig voorval van gisteren
heeft mij een slopelooze nacht bezorgd."
zeide Karei, na de eerste begroetingen.
«Dat verwondert mij niet, want
was ik er ook nog zoo onschuldig aan,
ik zou voor geen prijs willen dat iemand
zoo voor mij schrok," gaf Ewoud ten
antwoord.
«En onschuldig; ik behoef u niet
meer te verzekeren dat ik dit ben. Ik
heb u dat gisteren ernstig verklaard."
«Ik heb u geloofd en geloof u nog
geheelwees dus niet beleedigd, als ik
u zeg, dat ik evenzeer blijf gelooven, dat
al kent gij haar niet, zij u toch kent;
althans alles schijnt dit te getuigen. Gij
heet Karei, niet waar? Maar is uw naam
altijd Karei geweest?"
«Dat is nu al een heel wonderlijke
vraag. Ik weet niet beter of ik heb altijd
maar een voornaam gehad, en wel dien
welken ik nog heb."
«Maar kent gij dan ook, Gustaaf
Mastboom?"
«VVien noemt gij daar Wel, ver
bruid, dat ik aan hem al niet eerder
gedacht heb, nu begrijp ik de geheele
zaak. Het zal zeker weer een qui pro
quo zijn althans bij zijn leven heb ik
er menige aardigheid mede gehad, en
toen hij nu bijna een half jaar geleden
stierf, dacht ik, nu zullen de qui pro
quo's wel klaar zijn, maar ik bemerk
nu, dat, waren zij bij zijn leven kluchtig,
zij na zijn dood ernstig beginnen te
worden. Hij was mijn neef, er. daaren
boven mijn evenbeeld. Er was tusschen
ons in houding, gelaat en spraak en ge
baren eene zeldzame gelijkenis, die soms
onze naaste bloedverwanten in de war
bracht en die ons menige pret heeft
verschaft; als wij te zarnen waren trok
ken wij ieders oog."
«Dan hebben wij ook het raadsel
opgelost: zij zal u voor Gustaaf aange
zien en zeker vroeger hem van nabij
gekend hebben."
Het eerste is mogelijk, maar het laat
ste bijna onmogelijk, want Gustaaf stu
deerde op kosten van een onzer tantes,
onder voorwaarde, dat hij zich van alle
verkeering, liefde enz., zou onthouden.
Ik had dit ook kunnen doen, maar be
dankte hartelijk, om rnij tot speelbal van
de grillen eener ijverzuchtige tante te
laten gebruiken. Gustaaf heeft er anders
over gedacht, en ik ken zijn karakter te
goed, dan dat ik meenen zou dat hij
plechtige geloften zou schenden, of, al
bedroog ik mij ook hierin, Tante liet
zijne gangen met argusoogen bespieden,
en had hij het durven wagen, het zou
zeker ontdekt zijn geworden. Nooit heeft
men dan ook daarvan iets vernomen, en
tot aan zijn dood is hij de lieveling
mijner tante geweest.
Wij kunnen nu de vrienden hun dis
cours laten vervolgen, en weten nu ge
noeg. Marie had het sprekende evenbeedd
van haren Gustaaf gezien en dat op
het alleronverwachtst, zonder dat zij mis
schien ooit had geweten, dat er zoo
iemand was, nog naauwelijks hersteld
van den slag, die zijn dood haar had
toegebracht, en nog gedurig zijn beeld
zich voor den geest roepende; o, gij, die
lief hebt, of ooit hebt lief gehad, gij ge
voelt er iets van hoezeer die ontmoeting
haar ontstellen moest.
Zoodra Karei Mastboom vertrokken
was, begaf Ewoud zich naar zijne zuster,
die nog steeds in de ziekenkamer was.
Daar zijne mama toch ook hij de kranke
was, kon zij de kamer wel voor eenige
oogenblikken verlaten, zij volgde Ewoud
en vernam toen van hem, wat hij had
gehoord.
«Nu ben ik gerust," --zeide Anne
«Iets echter smeek ik u, vertel aan
niemand wat gij hebt gehoord, dit zou
tot vermoedens leiden, die, zoo zij al
geene onwaarheid waren, toch zeker voor
haar niet zeer vereerend zouden zijn en
haar reeds zoo fel geschokte ziel, indien
zij wist, dat men die vermoedens koes
terde. bittere smart veroorzaken. Als gij
mij lief hebt en om harentwil, spreek
dan geen woord hiervan
«Ik heb te veel medelijden met haar,
dan dat ik niet alles zou willen doen wat
haar maar eenigzins nuttig en aangenaam
kan zijn. De hemel geve dat zij herstel
len mag, dan zullen wij nog eens schert
sen over dat qui pro quo."
«Hoor, mama schelt! ik moet naar
boven, als zij maar niet erger is,"
en zoo verliet zij haren broeder en ijlde
naar de zieke.
Wordt Vervolgd