nieuwe
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
No. 62.
Zaterdag 4 Augustus 1888.
Zeventiende Jaargang.
Arbeidsverdeeling.
Feuilleton.
VOOR
abonnementsprijs:
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
BINNENLAND.
DE STRANDJUTTER.
AIHE1SF00RTSCIE COURANT.
Per 3 maanden 1.—Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Van 16 regels 0,40 iedere regel meer B Cont.
Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Hieronder hebben wij een productie
wijze te verstaan, waarbij de ver
vaardiging van een of ander voor
werp niet geschiedt door één persoon,
maar zoodanig gesplitst wordt, dat
ieder die er aan bezig is slechts een
onderdeel voor zijn rekening krijgt.
De toepassing van dat beginsel is
zoo oud als de beschaving, en ving
reeds aan toen men de hulp van
een ander inriep om in zijn behoeften
van voeding, kleeding, huisvesting te
voorzien. Het moet wel spoedig zijn
ingezien, dat iemand, die den om
vang van zijn taak beperkt, een zekere
mate van vaardigheid kan verwerven,
die hij niet ei langt als bij zich op
verschillende dingen moet toeleggen;
in den regel zullen ook zoogenaamde
«duizendkunstenaars"niet veel bijzon
ders voortbrengen.
De tijden zijn voorbij, dat een
bruid ten platten lande tafellinnen
mee ten huwelijk bracht, van het
vlas dat op haars vaders akker was
gegroeid. De boer vindt het voor-
deeliger zijn vlas te verkoopen, en
zijn er dan servetten en tafellakens
noodig, dan worden die, genaaid en
gezoomd en van een fraai monogram
voorzien, gekocht in een van de
«groote magazijnen." Of men in dat
geval zulk «echt spul" krijgt, als
waarop onze grootmoeders zoo trolsch
waren, zullen we voor 't oogenblik
in het midden laten. Intusschen is
dat vlas door een aantal handen en
langs de hemel weet hoeveel werk
tuigen heen gegaan en van de waar
devermeerdering, die het gedurende
zijn herschepping tot linnengoed onder
ging, heeft ieder wat gekregen, die
er op welke wijze dan ook, eenige
arbeidskracht aan heeft besteed.
De verdeeling van den arbeid heeft
gelijken tred gehouden met de ver
meerdering van gereedschappen en
werktuigen, en is vooral op uitge
breide schaal toegepast, nadat aan
de laatste een belangrijker rol in de
voortbrenging werd toegeschikt. Bij
menige industrie geschiedt de eigen
lijke arbeid door de machine, terwijl
het aandeel van den werkman zich
bepaalt tot toezicht en leiding, tot
voorkoming en herstel van eventueele
stoornis. Elke phase van de productie
geschiedt door een speciaal daarop
ingericht werktuig, dat op ziju beurt
weer aan één arbeider is toever
trouwd en deze blijft vreemd
bijzondere,
voorafging
aan
nauw be-
of daarop
hetgeen ziju
perkte taak
volgen zal.
Maar ook bij den handenarbeid
werd meer en meer hetzelfde begin
sel gehuldigd. Kan de werkman met
hetzelfde stuk gereedschap blijven
voortgaan, dat spaart tijd om een
ander ter hand te nemen, bovendien
wordt hij in de behandeling van dat
werktuig zoo vaardig, dat hij in be
trekkelijk weinig tijd veel arbeid kan
verrichten. Als één man een speld
moest maken, zou hij daarmee lang
bezig moeten zijn, en het product
van zijn arbeid zou veel geld kosten.
Aan Koningin Elisabeth van Engeland
werd een pakje spelden aangeboden,
en dat was toen een geschenk van
hooge waarde. Thans is die fabricatie
gewoonlijk over achttien personen
verdeeld, en men begrijpt met welk
een verbazende snelheid dat in zijn
werk moet gaan om ze te kunnen
leveren tegen een prijs, welke dien
der grondstof niet zoo heel ver over
treft.
De voordeelen dier, we zouden
bijna kunnen zeggen oneindige arbeids
verdeeling springen zoozeer in het
het oog, dat we daar niet over be
hoeven te spreken. Doch er zijn ook
nadeelen aan verbonden, en deze laat
men gewoonlijk onvermeld.
De klacht, dat onze werklieden in
kunstvaardigheid bij hun vroegere
vakgenooten achterstaan, vindt voor
een groot deel in het hier besproken
stelsel haar grond. De leerlingen
maken slechts met een klein onder
deel van den arbeid kennis, hebben
vrij spoedig daarin zekere vaardig
heid verworven, en kannen dan even
veel verdienen als de werkman, die
jarenlang daarmee bezig was hij legt
zich verder op niets anders toe, ver
richt dag in dag uit machinaal het
zelfde zijn technische ontwikkeling
staat dientengevolge stil, en de op
voedende, de vormende waarde van
den arbeid gaat voor hem verloren.
Bovendien dreigt hem altijd het ge
vaar, dat bij verandering in de pro
ductiewijze de verkregen vaardig
heid hem van geenerlei nut zal zijn,
en hij dus weer van meet af zal
moeten beginnen.
Ook zijn afhankelijkheid van den
werkgever wordt grooter. Zelfstandig
iets voortbrengen, dus rechtstreeks
in dienst van den verbruiker treden,
kan hij niet; er moeten wel tusschen-
personen zijn, die den beschikbaren
arbeid verzamelen en vervolgens op
de meest voordeelige wijze, in het
belang van lage prijzen, onder de
werklieden verdeelen. Zelfs in die
vakken, die het meest nog voor de
kleine industrie geschikt zijn, als
schoenmaken en kleermaken, doet
zich hetzelfde verschijnsel voor, de
meeste menschen, die thans een
kleedingstuk noodig hebben, bestellen
het niet bij hun kleermaker, doch
begeven zich naar een magazijn,
waar alles maar voor het aanpassen
ligt. De chef dier inrichting heeft
een groot aantal personen in zijn
dienst, waarvan niet éen ooit een
stuk geheel afwerkt.
In Engeland heeft dat systeem
aanleiding gegeven tot het ontstaan
van een Teel ijk misbruik, het zooge
naamd «zweetslelsel." De chef be
steedt aan verschillende personen
zekere onderdeelen van het werk
uitdeze splitsen het weer, en vinden
voor ieder onderdeel menschen, die
voor uiterst gering loon hun arbeid
daaraan geven. Door hoeveel handen
één kleedingstuk dus gaat, eer het
voor de uitstalkasten in het Magazijn
prijkt, is niet te zeggenmaar menige
arme werkster moet ook van vroeg
tot laat over haar arbeid gebogen
zitten, om enkele stuivers per dag te
verdienen. Treurige toestanden zijn
daaruit geboren, die eindelijk de
oogen des publieks hebben geopend
en geleid hebben tot een onderzoek
van overheidswege. Een stelsel, zoo
zeer in strijd met het eerste beginsel
der humaniteit, namelijk dat een
arbeider zijn loon waard is, mag niet
onbetwist heerschenen met al het
goede, dat uit de groote arbeidsver
deeling is voortgevloeid, is het toch
te hopen dat men dit ongezonde
uitwas in zijn verderen groei zal
tegengaan.
De gezondheidstoestand van Z. M.
den Koning schijnt, over het geheel ge
nomen, den laatsten tijd dezelfde geble
ven te zijn. Wel heeft Z. M. bij het
gunstige weder van laatstleden Vrijdag
zich eene kleine wandeling in de bekende
Oranjelaan van het koninklijk, park kun
nen veroorloven, maar daarentegen zou,
volgens de jongste berichten, de toestand
thans weder iets minder gunstig zijn.
Hbld
HH. MM. de Koning en de Koningin
ontvangen heden op het Loo een bezoek
van HH. KK. HH. Prins en Prinses Albert
van Pruisen.
Bij den Raad van State, afd. voor
de geschillen van bestuur, is gister o. a.
ingekomen een koninklijk besluit, hou
dende beslissing in zake: het beroep van
den gemeenteraad van Heemskerk, van
een besluit van Gedep. Staten van Noord-
Holland, waarbij goedkeuring is onthou
den aan een besluit van genoemden ge
meenteraad, waarbij de jaarwedde van
het nieuw te benoemen hoofd der open
bare school wordt vastgesteld op f 700.
Is beslist, dat Gedep. Staten terecht ge
weigerd hebben, het besluit van den ge
meenteraad van Heemskerk goed te keu
ren, en de jaarwedde van het nieuw te
benoemen hoofd der school vastgesteld
op ƒ750.
Naar men verneemt, bestaat het
plan om de drie oude forten op Tessel,
waarvan een in 1572 is aangelegd, te
doen slechten, omdat zij tot niets nut
meer zijn en elk jaar nog onderhoud
eischen.
De St.-Ct. van Donderdag zegt:
«Betreffende de onlusten in Bantam is
bij bet Departement van Koloniën, onder
dagteekening van 31 Juli jl., nog het
volgende telegram van den Gouverneur-
Generaal van Ned.-Indië ontvangen.
Meerendeel 'der belhamels onlusten Ban
tam met behulp bevolking successievelijk
opgespoord. Eenigen wegens verzet, bij
arrestatie gedood. Twee nog voortvluch
tig, worden vervolgd. Negende bataljon
keert terug. De garnizoens compagnie
(te Serang) wordt met eene compagnie
tijdelijk versterkt."
De nieuw-benoemde officieren, af
komstig van de Militaire Academie, zul
len den lOen Augustus bij de verschil
lende korpsen worden beëedigd en in
dienst gesteld.
Zij, die voor het leger in Oost-Indië
bestemd zijn, zuilen zich op dien datum
bij het Koloniaal Werfdepöt te Harder
wijk moeten aanmelden.
Bij kon. besluit is bepaald, dat
van 312 Sept. a.s. in het Westelijk
gedeelte der provincie Noord-Brabant oefe
ningen met gemengde wapens zullen
worden gehouden.
Aan die oefeningen zullen deelnemen:
de staf van de le divisie infanterie; het
regiment grenadiers en jagers (zonder
het 3e bat.) en het 4 reg. inf. (zonder
het 5e bat.)
Daarbij zullen worden gevoegd:
vier veldescadrons van het 3. regiment
huzaren; een gedeelte van het escadron
ordonnansen; vier batterijen van het 2.
regiment veld-artilleriede 1. veld-eom-
pagnie van het korps genietroepen een
detachement van het corps pontonniers;
een gedeelte der 1. compagnie hospitaal
soldaten een detachement cavallerie
en een detachement trein,
Als scheidsrechters zullen bij de oefe
ningen optreden de kolonel, commandant
van het 3. regiment huzaren, en de ko
lonel, commandant van het 2. regiment
veld-artillerie, alsmede de kolonels K. P.
Kempers en J. W. Boellaard. respectieve-
(Schets uit het Texelsche Volksleven.)
DOOR
D. DEKKER.
I.
1) De geheele bezitting van Jan Volkert
bestond uit eene hut, door hem zeiven
gebouwd, kort onder de duinen, op twin
tig minuten afstand van de Koog op
Texel.
Dat hij bij den bouw van deze woning
geen architect had geraadpleegd, veel
minder eene schetsteekening en begroo
ting had doen vervaardigen, zult gij
zeker wel willen gelooven, lezer, wanneer
ik u zeg, dat hij geen cent in de wereld
bezat, toen hij deze hut begon te bou
wen. Toen hij vijftien jaren oud was,
hadden zijne ouders, die behoeftige lieden
waren, het weinige dat ze nog bezaten,
door eenen brand, door den bliksem aan
gestoken, verloren.
Zijne moeder was er bij omgekomen,
zijn vader en hij waren gered, maar de
oude Volkert had zoodanige brandwonden
bekomen, dat hij, acht dagen na het
onheil bezweek.
Daar stond Jan Volkert alleen in de
wijde wereld, op een' leeftijd, waarin hij
nog nauwelijks voor zich zeiven kon zor
genmaar nood leert bidden, ook
werken. Hij had wel geene vertroe
telde opvoeding genotenhij bad wel bij
't leven zijner ouders, de handen uit de
mouw moeten steken, maar op zich zei
ven staan, geheel in zijn onderhoud voor
zien, dat was eene taak, die hem zeer
zwaarwichtig toescheen. Op zeer jeug
digen leeftijd, had hij reeds zijn best
gedaan om iets te verdienen; hij was
nog maar acht jaar oud toen hij reeds
voor weinige stuivers in de week, voor
een boer in de nabijheid op de «skepe
paste," of hij moest «na 't eerrappele land
om te wijje," en wanneer noch 't een
noch 't ander voor hem te doen viel
moest hij er op uit om brandstof te ver
zamelen, 't zij om op het land «toert"
't zij om in «de broekert" of in een ander
boschje, op de hoogte dorre takjes op te
rapen. De meeste boeren hadden 't niet
gaarne dat de jonge «toert" op hunne
landerijen verzamelde, die uitgedroogde
schoppen mest, wilden ze er liever op
houden, dan door Volkert en zijns ge
lijken te laten verbranden, maar toch, ze
lieten 't toe, omdat ze wisten dat de oude
Volkert het arm had en geene andere
brandstof kon verkrijgen. Moeder hield
er echter niet van om «toert" te branden,
want het verspreidde zulk een onaange-
namen reuk, zij wilde liever dat de knaap
een «brandje" haalde uit «het boschje,"
maar dan kwam Wilkes, die zoo wat
voor boschwachter speelde tusschen bei
den en verdreef den jongen die 't dorre
hout weghaalde, omdat hij 't liever zelf
behield. Wij herhalen het nogmaals, Jan
Volkert had in het huis zijner oudejs
dus geene weelderige opvoeding genoten,
maar op 15-jarigen leeftijd, op zichzel-
ven staan, dat was toch verschrikkelijk
voor den knaap.
Wat zou hij doen? Familiebetrekkin
gen bezat hij niet; gunsten bedelen,
wilde hij niet; hoe arm ook, hij bezat
daarvoor te veel eergevoel.
Hij zoü zijn best doen om in zijn eigen
onderhoud te voorzien veel had hij niet
noodig. Hij begon eene hut te bouwen, de
overblijfselen van diezijner ouders, een aan
tal zoden en riet, benevens aangespoelde
juffers dienden hem tot bouwstof.
Was de hut niet sierlijk, toch deed zij
den vijftienjarigen bouwmeester eer aan.
Hetzelfde bedrijf dat zijn vader uitge
oefend had, werd door den jongen Vol
kert bij de hand genomen. En welk be
drijf was dat? „Strandjutter." Hij pootte
wel aardappelen in vlakten tusschen de
duinen, nadat hij daartoe, even als zijn
vader vroeger verlof had bekomen, hij
maakte wel jacht op «kniene", eerst «in
't gniep", later, toen men tot wering van
dit voor de duinen zoo schadelijk ge
dierte, de vrijheid gegeven had, in 't open
baar, maar van het «strantjutte" maakte
hij toch hoofdzaak. Zijn vader had hem
dikwijls verteld dat hij drie Texelaars
kende, die door 't «jutte" rijk geworden
waren en nu in overvloed leefden hij
was, zeide hij, een ongeluksvogel, hij
had maar eens in zijn leven een «geluk-
kie had" en dat was toen hij in de
zakken van een «drinkeling" eene beurs
rnet zeuve en zeuvetig gouden wulpies
fonde had maar overigens gaf dit be
drijf hem «sunigjes brood," en niets
meer; toch had hij zijn zoon, in zijn
laatste uren voorgehouden hetzelfde bedrijf
uit te oefenen, omdat hij hoopte, dat de
jongen daardoor ook nog eens «riek
worre zow".
Nadat de jonge Volkert zijne hut in
gereedheid, en zich zoo goed mogelijk
gevestigd had, was hij bij landwaartschen
wind steeds aan 't strand, en zoowel
's morgens vroeg, als 's avonds tot de
duisternis viel, ja zelfs bij lichte maan,
wel eens des nachts was hij er te vinden,
Wanneer de wind zoodanig was, dat er
weinig kans bestond voor 't aanspoelen
van goederen, dan gebruikte hij dien tijd
tot het poolen of wieden der aardappelen
in zijne duinvallei.
De verleende vrijheid om jacht te maken
op konijnen verschafte hem somtijds
vleesch en dikwijls geldelijk voordeel,
't Gebeurde wel eens dat hij bij vergis
sing een haas meester werd, maar die
moest hij dan zoo stil mogelijk aan den
man brengen, want voor de hazenjagt
moest men eerie acte bezitten.
Was het in den tijd van de sliesters",
dat er aan 't strand r.iet veel te halen
was, dan ging hij na «de broekert" of
een ander boschje, sneed takjes, maakte
daarvan «boogjes', dat isgaf er den
vorm aan van een triangel, en beves
tigde in den bovenhoek een strik, ge
maakt van «peerdeheer", dat hij op het
land had verzameld, of uit den staart
der paarden behendig wist te trek
ken. Achter het oog van den strik, hing
hij eenige «rooje ape", een product van het
boschje, dat hij lot de plaats dezer han
deling had gekozen.
Wordt Vervolgd