NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
DE GELDKOFFER.
No. 74.
Zaterdag 15 September 1888.
Zeventiende Jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Landrente op Java.
BINNENLAND.
Feuilleton.
AMEBSFOORTSCIE C0D1ANT.
VOOR
abonnementsprijs:
Per S maanden 1.Franco per post door het gebeele Kijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
fngezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend;
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Of liet officieel onderzoek de volle
waarheid aangaande de JBantamsche
onlusten aan het licht zal brengen,
is nog verre van zeker, en nog twij
felachtiger is het, of de resultaten
van dat onderzoek, indien het leem
ten mocht blootleggen in het regee-
ringsbeleid, onmiddellijk openbaar
gemaakt zullen worden. Tot zoolang
dat niet is geschied, blijft het veld
der gissingen open, en kunnen we
ons slechts beroepen op min of meer
betrouwbare mededeelingen van per
sonen, die geacht worden op de
hoogte van den toestand te zijn. Dat
er reeds lang in de westelijkste
residentie van Java een ontevreden
stemming heerschte, die door eer-
en baatzuchtige priesters en quasi-
priesters werd aangevuurd, schijnt
vrij vast te staan het verzet had
terstond een te groote uitbreiding
gekregen en vooral, er waren te veel
badji's bij betrokken, clan dat men
aan een toevallige uitbarsting van
volkswoede, geprikkeld wellicht door
een op zichzelf staand voorval, zou
kunnen denken. Minder verklaarbaar
komt het ons voor, dat de autori
teiten van dat alles niets hebben
bespeurd wij meenen dat zulks niet
pleit voor de scherpte van hun waar
nemingen.
Onder de oorzaken, die van ver
schillende kanten worden genoemd,
de een doet het in meer gematig
den vorm dan de ander, maar in den
grond der zaak is er voldoende over
eenstemming om tot de aanneme
lijkheid der bewering te mogen be
sluiten, staat vooraan de opdrijving
der landrente.
Tot een beter begrip der zaak
achten wij het dienstig, over deze
belasting iets te zeggen.
Een belasting in de gewone be-
teekenis is de landrente eigenlijk
nietzij gelijkt veel meer op een
pacht. Historisch is zij aldus te ver
klaren volgens de Mohammedaan-
sche opvattingen heeft de vorst, als
souverein, de beschikking over den
grond, en waar deze den onderdaan
een gedeelte ter bearbeiding afstaat,
heeft de vorst aanspraak op een ge
deelte van de opbrengst. In menig
opzicht komt deze zienswijze overeen
met die, welke ook in West-Europa
werd gehuldigd in de dagen van het
leenstelsel. Regel was, dat Vs der
producten, of de geldswaarde van
dat deel, den vorst toebehoorde
maar op dien regel werden zóóveel
inbreuken gemaakt, dat het niet veel
verschilde van willekeurige beschik
king. Inzonderheid nam dit toe in de
dagen der Compagnie. De vorsten
sloten met haar leveringscontracten,
waarvan dit beginsel de grondslag
vormde, dat op het gereserveerde
vijfdegedeelte de inlanders, ten be
hoeve van den vorst en in gedwon
gen arbeid, die de meest voorko
mende belastingvorm was, produc
ten zouden telen voorde Europeesche
markt. De immer stijgende behoeften
der vorsten deden de gestelde gren
zen, onder oogluikende toelating van
de Compagnies-dienaren, verre over
schrijden, en zoo is het gebleven,
totdat da laatste onzer koloniën in
Engelsche handen overging. De
Britsche onder-gouverneur Sir Stam
ford Raffles liet het contractenstelsei
varen en voerde de landrente in als
een belasting in geld, overeenkomende
met de waarde van het Vs der pro
ducten, daarbij uitgaande van de leer
dat de souvereiniteitsrechten dooi
den Europeeschen beheerscher waren
overgenomen. Dit systeem bleef van
kracht tot de invoering van het cul
tuurstelsel door Van den Bosch, in
1830; en waar nu de cultures op
hoog gezag tot het maximum werden
ingevoerd, verviel de landrente of
werd zij aanmerkelijk verminderd,
doch weer hersteld bij de intrekking
of vermindering van cultures. De
toestand is nu zoo geworden, dat de
staat, als bezitter van den grond,
dien hetzij als individueel bezit afstaat
met bevoegdheid tot overdracht,
hetzij, wat in het Westen van Java
meer de regel is, communaal aan de
dessa, de dorpsgemeente. Maar in
beide gevallen wordt als grondrente
een bedrag geheven, evenredig aan
het deel dat in gebruik is gegeven.
Waar nu als beginsel geldt, dat
de staat aanspraak heeft op '/s, zou
men ook mogen onderstellen dat bij
de heffing rekening wordt gehouden
met de prijzen van de producten,
inzonderheid met die van het hoofd
product, de rijst. Maar dit is geens
zins het gevalde som door elke
dessa op te brengen, is eenmaal vast
gesteld, nadat men het bedrag zeer
hoog had opgevoerd gedurende de
vroegere jaren van welvaart, en is
niet verminderd nadat de algemeene
daling van prijzen zich ook over
Indië had uitgebreid. Met gevolg was,
dat veel meer dan l» van den oogst
als het deel van den souvereinen
landbezitter moest worden afgestaan.
Voor de inning is het dessahoofd ver
antwoordelijk deze moet zorgen, dat
op het eind des jaars het vastgestelde
bedrag er is. Daarom begint hij reeds
vroeg met de inzamelingin het
gunstigste geval zoodra de oogst van
't veld is. Dan wordt natuurlijk
van alle kanten rijst ter markt ge
bracht, om de vereischte penningen
hijeen te krijgendie overvloed oefent
een nadeeligen invloed uit op de
prijzen, en rle inlander is verplicht
te verkoopen, wat voor geruimen tijd
tot levensonderhoud voor zijn gezin
bestemd moest blijven. Soms zelfs
wordt met de inning reeds een aan
vang gemaakt als de oogst nog te
veld staal, en dan is de kleine man
genoodzaakt voorschot te nemen op
het gewas, dat hij van den Chinee-
schen geldschieter wel krijgen kan,
maar slechts op bezwarende voor
waarden.
Wat speciaal voor Bantam den
toestand moeielijker maakt, is de
omstandigheid, dat deze residentie in
de laatste jaren door zware rampen
is geteisterd we herinneren slechts
aan de veepest, waarhij het afmaken
van een onnoemelijk aantal karbou
wen noodig werd geacht. Wel werd
daarvoor schadeloosstelling verleend,
doch intusschen miste men de noodige
hulp bij den veldarbeid. Ook aan de
uitbarsting van Krakatau, waardoor
een belangrijk gedeelte der residentie
buiten cultuur geraakte. Van de be
volking verhuisden zeer velen naar
elders niettemin bleet de algemeene
aanslag onverminderd, hetgeen natuur
lijk voor de overblijvenden den druk
zeer verzwaarde. Eerst voor dit jaar
is voor Bantam eenige verlaging toe
gestaan opmerkelijk mag het heeten,
dat de opstand is uitgebroken vóór
het tijdstip, waarop gewoonlijk de
inning een aanvang neemt.
Dat de minst voorspoedige van
Java's residentiën dringend behoefte
heeft aan de verzorgende en helende
hand vaneenwelwillendgouvernement,
is reeds dikwijls gezegd, maar
behoort nadrukkelijk te worden her
haald, totdat aan dien wensch ge
volg zal zijn gegeven.
In eene vereenigde zitting der beide
Kamers van de Staten-Generaal, Woensdag
j.l. gehouden, werd het wetsontwerp tot
regeling der voogdij van H. K. H. prinses
Wilhelmina met algemeene stemmen
aangenomen.
Op uitnoodiging van Z. M. den Ko
ning vervoegden zich gisteren ten paleize
Het Loo de commissarissen van de
provinciën Gelderland en Noord-Brabant,
de heeren baron Mollerus van Westkerke
en jhr. Bosch van Drakestein. Zij werden
door Z. M. in een langdurig gehoor ont
vangen dat anderhalf uur dunrde.
De heer Jhr. Bosch van Drakestein
werd bij deze gelegenheid door Z. M. be
giftigd met het grootkruis der Orde van
de Eikenkroon.
Bij Kon. besluit is bepaald, dat de
gewone zitting van de Staten-generaal op
Dinsdag 18 Sept., des namiddags ten één
ure, in eene vereenigde vergadering der
beide Kamers zal worden geopend.
De Stcuidaard schrijft;
Het gerucht, alsof reeds de heer Spren-
ger van Eyk zekere toezegging aan den
lieer Sol zou gedaan hebben, om hem
voor lid der Indische Rekenkamer voor te
dragen, noemt de N. Iiolt. Ct. »een ver
zinsel". Uit den stelligen toon, waarop
ze dat zegt, mag afgeleid, dat ze. mis
schien we! bij den lieer Sprenger van Eyk,
geïnformeerd heeft, zoodat haar tegen
spraak dit gerucht wel terecht naar de
»on dits" zal verwijzen.
Informatiën, die we zeiven sedert in
wonnen. stemmen hiermee overeen.
«Het gerucht schijnt zijn oorsprong
hierin te vinden, dat reeds de heer
Sprenger van Eyk ernstige stappen had
gedaan, om den gouv.-gen. van Rees tot
intrekking van het besluit van bannise-
ment te bewegen; pogingen zóó ernstig, dat
reeds vóór het optreden van inr. Keuche-
nius de spanning tusschen het Plein en
Buitenzorg zeer bedenkelijke afmetingen
had aangenomen.
Het gerucht, alsof van Rees zijn ontslag
had genomen, enkel ter oorzake van
Keuchenius' optreden, is dan ook niet met
de waarheid overeenkomstig.
Een eventueele interpellatie over de
quaestie-Sol zal dit wel duidelijk maken."
Een aantal burgemeesters uit Drente
hebben aan den minister van justitie liet
verzoek gericht, om, met het oog op
de mogelijke nieuwe werkstakingen en
onlusten in hunne gemeenten, aldaar
maréchaussée gedetacheerd te krijgen.
Naar wij vernemen, zal aan dat verzoek
worden voldaan, en kan dus eene uit
breiding van dat corps worden te gemoet
gezien
Dezer dagen heeft met de Neder-
landsche Rhijnspoorweg een buitengewoon
druk vervoer plaats van manden met op
gekocht fruit, voornamelijk peren en appe
len, naar Rotterdam rnet bestemming
voor Engeland.
Omtrent den gewezen tram-con
ducteur Van Horn, die den moord
op de Nassaukade te Amsterdam pleegde,
verneemt de Tijd nader, dat hij, vroeger
hij de cavallerig gediend hebbende, reeds
Een ware geschiedenis uit Thüringen,
DOOR
ANDRÉ HUGO.
5) «Hoe dat?"
Een scherp gefluit klonk uit het huis
en werd gevolgd door het geroep van
«Verena" door een krachtige mannen
stem.
«Goede God, mijn vader!" zeide zij op
gejaagden toon, bij het hooren van dat
geroep. «Mijnheer, geef mij uw woord
er op, dat gij, nopens hetgeen ge hier
op deze plaats gehoord hebt, zult zwijgen
«Slechts onder éen beding zal ik zwij
gen I" verklaarde Arthur op vasten toon,
nadat hij haar een weinig bevende hand
had gevat.
«En die is?"
«Dat ik u mag bezoeken
Verena dacht een oogenblik na, toen
zag zij hem met groote oogen aan, waarin
een zeker verwijt scheen te leggen over
het gestelde beding.
«Daartoe bestaat geen grond, mijn
heer?"
«Stellig, mejuffrouw, meer dan een
grond
«Verena!" riep de stem weder uit het
huis.
«Ik moet weg, mijnheer 1"
«Staat ge het mij dus toe?"
«Niet van daag 1"
«Dan zal ik morgen komen I"
«Zult gij zwijgen
«Op mijn woord van eer mejuffrouw
«Verena 1" riep de stem voor de derde
maal.
Het meisje maakte niet zonder
moeite haar hand uit die van Arthur los
en snelde, na Arthur vluchtig gegroet te
hebben en hem te hebben verzocht we
der door de heg uit den tuin te gaan,
om geen opzien te wekken, naar huis.
Verena was reeds lang achter de groene
deur van het huis verdwenen, toen Arthur
nog immer naast de tuinbank en onder
den vlierboom stond en met gloeiend
oog en hoogroode wangen naar de plek
keek, waar het meisje was verdwenen.
Hij keek naar den grond daar schit
terde hem iets tegen. Hij bukte zich en
raapte een ring op, waarvan de bijzondere
vorm zijn belangstelling opwektestak
dien aan den middelvinger, draaide hem
eenige malen om en balde toen de vuist,
alsof hij wilde verhoeden dat het gevon
den gouden sieraad hem ontnomen werd.
Na over het gebroken hout te zijn
heengestapt, nam hij in opgewekte ge
moedsstemming den terugweg naar zijn
logement aan.
III. Den volgenden dag.
«Er schijnen dieven geweest te zijn 1"
sprak de heer Wallmann tot zijn dochter
Verena, toen hij met haar den namiddag
van den volgenden dag over het schul-
penpad naar de zodenbank wandelde en
voor de plaats staan bleef, waar Arthur
Falkening gisteren op zulk eene plotse
linge wijze Verena's rust had gestoord.
Hij bezag hoofdschuddende de stukken
van het gebroken hekwerk en zeide toen
«Het is vreemd dat Hektor niet heeft
aangeslagen; anders is het toch een
waakzame hond, en zoo vast slaap ik
toch niet, dat ik zijn geblaf niet zou
hebben gehoord 1"
«O, wees toch niet ongerust, lieve
vader Wat zouden dieven bij ons hebben
te zoeken?" bracht Verena in het midden
terwijl zij haar gelaat, dat sterk kleurde,
afwendde.
«Dan zou ik toch wel eens willen weten,
hoe dit anders is kunnen gebeuren?"
«Misschien heeft een kwaadwillige ons
een poets willen spelen 1"
«Dat zou mogelijk kunnen zijn! maar
laat ons van dat onderwerp afstappen
Ik hen moede, mijn kind, kom eens
bij mij zitten 1" zeide de oude man ter
wijl hij zich op de bank neèrzette.
Verena voldeed aan het verlangen van
haar vader.
't Was werkelijk een allerliefste groep
die beide gestalten, zoo verschillend in
jaren, naast elkander te zien zitten.
De oude man had eene sterk gespierde
breede gestalte. Zijn haar, dat nog in
zware lokken van zijn hoog voorhoofd
afhing, oorspronkelijk gitzwart, was nu
door de inmenging van vele witte haren
grijs gekleurd. Zijn gelaat was scherp
geteekend en op zijne trekken kon men
het duidelijk lezen dat hij geen ellende
en gebrek had behoeven te verduren
dat dit gelaat met de kleine, heldere,
goedige oogen den jongelingsslrijd in on-
gestooid geluk had aanschouwd en dat
de rimpels, die angst en zorg op zijn ge
laat hadden te voorschijn geroepen, eerst
in lateren tijd daarop waren gekomen.
Daaraan was het ook toe te schrijven dat
ze niet diep waren ingegroefd nóch iets
afschrikkends hadden, maar veeleer de
belangstelling in den grijsaard verhoog
den, onder wiens hoog voorhoofd de ver-
hevenste en schoonste denkbeelden omtrent
menschlievendheid, goedheid en zachtmoe
digheid schenen te zetelen.
Zijn grijsachtige bakkebaard en knevels
zouden aan elk ander gelaat iets krijgs
haftigs hebben gegeven op dit gezicht
schenen ze slechts te prijken als de sporen
van vroegere schoonheid.
De stijve houding, de strenge blik en
de snelle en juiste beweging van 't hoofd,
zoowel als de gelijkmatige, vaste stap
duidden echter kennelijk den vroegeren
militair aan.
Nadat de grijsaard een poos zwijgend
naast zijne dochter, geheel verschillend
in jaren, maar voor 't overige hoewel
veel jeugdiger, met dezelfde trekken als
hij, had gezeten, hief hij zijn blik van
het zand op, waarin hij met de punt van
zfjn knoestigen bamboesstok allerlei won
derlijke figuren had geteekend en vroeg
haar
«Hebt gij gisteren den ouden invalide
te Ulmhosen bezocht.?"
«Zeker, vaderlief! O, gij hadt het ge
luk en de vreugde van dien ouden man
moeten zien toen hij hoorde, dat al dio
lekkernijen, die ik hem tot dusver had
gebracht, geschenken waren van een
krijgskarneraad, wiens hart door zijn
vroeger ongeluk zoozeer geroerd was, dat
hij zich genoopt voelde hem zooveel als
in zijn vermogen was, te ondersteunen.
Wordt vervolgd