NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND. DE SAGENTIJD DE GELDK0FFER. No, 75. Woensdag 19 September 1888. Zeventiende Jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Aan onze Abonné's. Oude Volken, twee gallen vijftig cent. BINNENLAND. Feuilleton. AMERSFOOHTSCHE COURANT. VOOR abonnementsprijs: Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Kijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. fngezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Ditmaal is het geen roman die wij onze lezers aanbieden, maar een werk, dat men om zijn inhoud niet slechts eenmaal leest, maar telkens weder ter hand zal nemen: DER naar HELD, O. VON CORVIN en DIEF- FENBACH voor Nederland bewerkt door P. H. WITKAMP, verscheen in 10 afle veringen a 50 cent. Zcolang onze voorraad reikt, bieden wij dit werk van 460 pagina's met 176 gravuren aan voor de helft van den oor- spronkelijken prijs, dus voor slechts Onze voorraad is beperkt, waarom wij onzen lezers aanraden, achterstaande bon ten spoedigste aan ons bureau in te zenden. De Redactie. Z. M. de Koning had Zondagmid dag eene conferentie met de commissa rissen der provinciën Overijssel en Drente. Men zegt, dat ook op deze conferentie hoofdzakelijk de ontginning van woeste gronden werd behandeld, in verband met de oprichting van de Nederlandsche Hei demaatschappij. Men meldt uit Weenen aan het Journal des Débats dat met het oog op het mogelijk spoedige afsterven van onzen Koning, de Prins Arenberg, een der aan zienlijksten uit het Groot-Hertogdom Luxemburg te Rome is aangekomen, waar hij verscheidene malen een onderhoud had met den hertog van Nassau, ver moedelijk opvolger in Luxemburg. In de Huagsche Kroniek der N. Gr. Ct. leest men Ondanks de nog steeds aanhoudende ongunstige beweringen kan ik u uit vol komen vertrouwbare bron verzekeringen geven, dat Z. M. de Koning, hoewel nog steeds lijdend en dit zal, helaas! wel niet veranderen, geenszins in zorg wekkende staat verkeerd. Integendeel, er is, sedert de laatste bijgekomen on gesteldheid, merkbare verbetering, zoodat Z. M. dan ook weder het grootste deel van den dag in zijn zitvertrek doorbrengt, geregeld alle loopende zaken afdoet en drukke besprekingen houdt, in het bij zonder met de mannen, die zich de be- hartingen der belangen van den land bouw hebben ten doel gesteld. Het is trouwens bekend, dat de koning een on derhoud had met den heerSickesz, voor zitter van de Heidemaatschappij, waarvan hij het beschermheerschap heeft aan vaard, en met de commissarissen des Konings in eenige provinciën, waarin de heide-ontginning op uitgebreide schaal kan worden ondernomen. De besprekin gen met de bedoelde hoofden van het beheer van eenigen provinciën hadden dan ook geen ander doel dan reeds ter stond plannen te beramen voor de on derneming van groote heide-ontginningen waartoe Z. M. bereid schijnt krachtig mede te werken. De groote energie, waarmee de Koning dit hoogst gewichtig onderwerp heeft ter hand genomen en tot oplossing schijnt te willen brengen, mag wel als eene af doende tegenspraak worden beschouwd op de alarmeerende geruchten omtrent zijn gezondheidstoestand. Het Hbl. herinnert aan de reeks maatregelen, die noodig is geweest tot verzekering van een der belangrijkste nationale belangen de geregelde onge stoorde werking der troonsopvolging, waartoe de noodzakelijkheid is ontstaan door het overlijden van 's Konings laatst overgebleven zoon Prins Alexander en waaraan de laatste hand gelegd is door de vaststelling der voogdijwet, die nu weldra zal worden afgekondigd, zoodra de Koning haar tot wet zal hebben ver heven. Vermoedelijk zal daarmede de aanwijzing gepaard gaan van de Neder landers, aan wie Z. M. zitting in den raad van voogdij zal toekennen, naast de hooge staatsambtenaren, door de wet als leden aangewezen. Voor Z. M. den Koning strekt het ongetwijfeld tot groote geruststelling, dat aldus de zoo hoogst belangrijke maatregelen ten behoeve van het vorstelijk huis alle zijn tot stand gekomen. De eenstemmigheid, waarmede de voogdijwet is goedgekeurd door de vertegenwoordiging des volks, is voor Z. M. een heuglijk bewijs van de ge hechtheid der natie aan het Koninklijk geslacht. Al hoopt men, dat die wet niet of eerst na langen tijd in toepas sing zal behoeven te komen, het is een zeer te waardeeren voorrecht, dat, trots de vertraging en belemmeringen, de in 1884 begonnen reeks van voorzieningen thans is geëindigd en de toekomst des lands, wat de troonsopvolging betreft, niet langer aan eenige onzekerheid is prijs gegeven. In het Staatsblad no. 150 is de wet afgekondigd tot regeling der voogdij over H. K. H. Wilhelmina Helena Paulina Maria, prinses der Nederlanden, voor het geval van minderjarigheid bij hare komst tot den troon. Zooals men weet treedt zij op den dag harer afkondiging in wer king. Zaterdag werd de zitting der Staten- Generaal, in een vereenigde zitting der twee kamers, door de commissie van Ministers, in naam des Konings gesloten. De Minister van Binnenl. Zaken de heer Mackay, hield deze redevoering: Mijne Heeren Ingevolge de bevelen van Z. M. den Koning kwijt ik mij van de eervolle taak U dank te zeggen voor uwe medewer king in de behartiging van 's lands be langen. Hoewel uwe bijeenkomsten tijdens deze korte zitting niet talrijk waren, was uw arbeid niet onvruchtbaar. De voorgestelde regeling van de voog dij over H. K. H. Wilhelmina Helena Paulina Maria Prinses der Nederlanden, voor het geval van minderjarigheid bij Hare komst tot den troon, werd door U met eenparige stemmen aangenomen. De wet tot verlenging en wijziging van het aan de Nederlandsche Bank ver leende octrooi kwam tot stand. De Iuternationale overeenkomst tot het tegengaan der misbruiken, voortvloeiende uit den verkoop van sterkendrank onder de visschers op de Noordzee, buiten de territoriale wateren, mocht uwe goed keuring erlangen. De gelden, benoodigd voor het onder zoek naar den toestand van den Land bouw in ons Nederland, werden door u toegestaan. In naam des Konings verklaar ik deze zitting der Staten-Generaal gesloten. Vereenigde Vergadering der beide Kamers. op Dinsdag den 18. September 1888, tot opening van de gewone zitting der Staten-Generaal. De heer mr. W. A. A. J. baron Schim- melpenninck van der Oye, die den voor- zittersstoel bekleedt, opent, nadat de leden der beide Kamers zich in de zaal, bestemd voor de zittingen der Tweede Kamer, vereenigd hebben, tegen half één uur de vergadering en laat een Koninklijk besluit van 10 September 1888 no. 26, houdende zijne benoeming tot voorzitter der Eerste Kamer gedurende de aan staande zitting, door den griflier der Kamer voorlezen. De Voorzitter, wien derhalve, overeen komstig het voorschrift van art. 108 der Grondwet, de leiding der vergadering is opgedragen, benoemd eene commissie van acht leden om de commissie door Zijne Majesteit den Koning benoemd tot ope ning dezer vergadering, bij hare aankomst in het gebouw der Staten-Generaal te ontvangen en in- en uitgeleide te doen. De heeren ministers, hoofden van ministeriëele departementen, die de com missie tot opening uitmaken, en zich op statige wijze naar het gebouw van de Tweede Kamer der Staten-Generaal heb ben begeven, worden, na een kort tijds verloop daar aangekomen, in de verga derzaal binnengeleid. De heeren ministers plaatsen zich \óór den Troon. De heer Mackay, minister van Binnen landsche Zaken, houdt de volgende rede Mijne Heeren De Koning, verhinderd in Uw midden te verschijnen, heeft ons opgedragen deze zitting der Staten-Generaal te ope nen. De betrekkingen des Konings met de builenlandsche mogendheden waren van den meest vriendschappelijken aard. De min gunstige weergesteldheid deed haren nadeel.igen invloed op den oogst gevoelen; de toestand van den veestapel I is zeer voldoende hetzelfde kan nog niet gezegd worden van handel, scheepvaart en nijverheid, al mag, wat den handel betreft, op eenige vooruitgang gewezen worden. In eenige provinciën hadden werk stakingen op uitgebreide schaal plaats door gepaste maatregelen werden grove wanordelijkheden voorkomen. De toestand van 's lands geldmiddelen is niet onbevredigend bij een spaar zaam beheer bestaat tot het doen van voorstellen tot versterking van 's Rijks inkomsten geene aanleiding. Onderscheidene wetsontwerpen ter uit voering van bepalingen van de Grondwet, zullen worden ingediend. «Eene gedeeltelijke herziening van de wet op het lager onderwijs zal U worden voorgesteld. Uwe medewerking zal worden inge roepen tot splitsing van de weinige nog overgeblevene meervoudige districten voor de verkiezing van leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Een wetsontwerp, houdende bepalin gen tot het tegengaan van overmatigen arbeid van jeugdige personen en vrou wen, zal U eerlang bereiken. Uwe hulp, waar die noodig mocht blijken, om het onderzoek naar den toestand van fabrie ken en werkplaatsen tot een goed einde te brengen, zal, naar wij vertiouwen, niet te vergeefs worden ingeroepen. Wetsontwerpen tot regeling van de pensioenen der burgerlijke ambtenaren en van die van hunne weduwen en wee zen, zullen u weldra worden aangeboden. De internationale overeenkomst tot afschaffing der premiën bij den uitvoer van suiker, mede door 's Konings gevol machtigden onderteekend, zal, bij bekrach tiging door de wet, leiden tot het voor stellen eener wijziging der belasting op de suiker. Een ontwerp van wet op den verkoop van natuur- en kunstboter is in bewer king; de gelden, benoodigd voor de op richting van landbouwproefstations, zullen bij U worden aangevraagd. De toestand van het materiëel onzer Marine vordert dringend maatregelen om in de aanvulling daarvan te voorzien op de U weldra aan te bieden Staatsbegroo- ting zijn de noodige gelden uitgetrokken om daarmede een begin te maken. In het westelijk gedeelte van Java hebben onder samenwerking van ver- Een ware geschiedenis uit Thiiringen, door ANDBÉ HUGO. 6) In zijne vreugde drukte en kuste hij hij myne hand, terwijl zijne dorre lippen ons zoo hartelijk zegenden voor ons liefdewerk, dat ik diep getroffen mij niet weêrhouden kon heete tranen te storten. Ge hadt het moeten hooren, hoe innig hij mij smeekte hem ten minste uw naam te noemen, opdat hij, zooals hij zeide, den naam van zijn grootmoedigen wel doener in zijn gebeden kon herdenken. »Ge hebt mij toch niet verraden?" >Het kostte mij waarlijk moeite uw naam te verzwijgen, want al heb ik hem onzen tegenwoordigen naam genoemd, zoo had ik toch moeten liegen en dat verlangt ge niet van mij, niet waar vader?" «Neen, dat verlang ik ook niet, mijne dochter, want liegen is een der leelijkste karaktertrekken van den mensch. Ik zelf beD, wel is waar, ten gevolge van den loop der gebeurtenissen, gedwongen ge worden mijn naam te veranderen en dus tegenover de wereld als leugenaar te staan, maar gij weet het ook, mijn kind, dat alleen den hoogsten nood en het uit zicht op ontdekking en aanhouding van die ellendige schurken, die de oorzaak zijn geweest van onze treurige omstan digheden, mij tot dezen stap hebben ge leid «Denkt gij dan dat het u nog gelukken zal die boosdoeners te doen vallen?" «Ik denk wel binnen kort!" «Hoe dat, vadertje?" «Heb ik u den inhoud van den laatsten brief uit Londen nog niet medegedeeld?" «Neen, vader!" «Weet dan, dat mijne vrienden aldaar eenige zekerheid hebben verkregen, waar door het hun, zooals ze schrijven, mogelijk zal worden de verdere sporen natevor- schen 1" «God geve het I" voegde Verena er bij met een diepen zucht, zoodat de oude man zich met een vorschenden blik naar zijne dochter wendde, als wilde hij uit hare trekken de oorzaak van die bekom mering trachten te vernemen. Verena sloeg haar oogen verlegen Daar beneden. »Wat maakt u zoo bekommerd, mijn kind?" vroeg de oude. «O, vraag mij niets, lieve beste vader I" 9S «Hebt gij geheimen voor uw vader?" «O, neen, vaderlief.... maar ik ben bevreesd u den grond voor mijne bekom mering medetedeelen, omdat ik maar al te goed weet, hoezeer gij getroffen wordt wanneer dat punt wordt besproken I" «Gij bedoelt mijne verhouding tot den bankier Obermann?" Verena knikte toestemmend met het hoofd. siWees daaromtrent gerust, kind ant woordde de oude man, hoewel het hem toch niet geheel en al gelukte zijn diepe zielesmart te beheerschen. «Obermann wil mijn verderf niet; hij kent mijn toestand geheel en al en weet maar al te goed dat, zoo die twee schurken gevat worden, mijn onschftld aan den dag moet komen, en dat hij dan, zelfs als zij niet meer in 't bezit zijn van 't geld, toch gedeeltelijk afbetaald zal worden, omdat dan het beslag op mijne goederen kan worden opgeheven." «Maar zoo hij nu daarop eens geen acht sloeg, zoo hij zoo hij de uitge stelde wissel «O, neen, Verena, dat zal ObermanD niet doen!" «Dat zal hij wel doen 1" antwoordde Verena, op die woorden drukkende. De oude Wallman zag haar vragend aan. «Stellig, vader, hij zal het doen zeide zij kleurende. „Ga voort, mijn kind!" sprak de oude toen hij bemerkte dat Verena nog iets achterhield. «Vader, het doet mij innig leed u iets te moeten vertellen, dat ik liever zou hebben verzwegen, zoo het niet geheel samenhing met uw lot, met ons beider levensgeluk Gij weet, dat ik William gisteren nog een eindweegs vergezelde." Toen zij dien naam noemde, bracht de oude man onwillekeurig zijn hand aan het hart en knikte toe» stilzwijgend met het hoofd, nadat hij een blik naar den hemel had geslagen en de lippen een oogenblik vast op elkaar had geklemd. «Bij de tuindeur," ging Verena voort, ontmoette ik mijnheer Obermann. Na een kort gesprek over alledaagsche zaken stapte hij daarvan eensklaps af en her nieuwde zyn aanzoek" het gelaat van het meisje kleurde purperrood som mijne hand." Verena verborg haar gloeiend hoofdje tegen de borst van haar vader en ging toen fluisterend voort «De ware liefde echter is, zooals u zelf zoo dikwijls zeide, eene neiging, die men niet kan dwingen maar die ontstaat uit eene overeenstemming van ziel en karakter waardoor ze alleen in staat is ons geluk te verzekeren. Dat nu tusschen ons beiden die eerste grondslagen ontbreken, dat onze karakters hemelsbreed van elkaar ver schillen dat mij telkens een koude rilling, een gevoel van tegenzin bevangt, wanneer ik gedwongen ben mij met dien man te onderhouden, dit heb ik u reeds vroeger medegedeeldDaarom zult gij het ook billijken dat ik hein op zijne bepaalde vraag een bepaald antwoord heb gegeven en hem heb verklaard hoe ik denk over eene verbintenis tusschen hem en mij, namelijk dat ik hem nooit zou kun nen beminnen. Desniettegenstaande gaf hij, toen hij mij verliet, zijn voorne men nog niet op mij te bezitten, en ver klaarde hij Zondag aanstaande te zullen terugkomen om mijn bepaald antwoord te vernemen en daarbij uitte hij het gruwelijke woord dat, zoo ik niet aan zijn verlangen voldeed, hij u, mijn vader maar neen, ik kan het niet uitspreken." Tot dusver had het meisje de opkomende smart met alle kracht bestreden: toen haar echter het ongeluk levendig voor den geest trad, dat haar vader wellicht boven het hoofd hing, werd zij door hare aan doeningen overweldigd. Snikkend viel zij haar vader om den hals, wien het ook moeilijk viel zich te bedwingen. «Dat hij een aanklacht tegen mij zou [doen instellen!" vroeg de oude man na

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1888 | | pagina 1