NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT en GELDERLAND. DE SAGENTIJD DE GELDKOFFER. No. 76 Zaterdag 22 September 1888. Zeventiende Jaargang. VOOR abonnementsprijs: VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: Aan onze Abonné's. Oude Volken, twee gulden vijftig eeut. ïïoD&er naar ImitenlaDdsch bezit. BINNENLAND. Feuilleton. EBSFOORTSCHE COURANT. Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Van 16 regels 0,40 j iedere regel meer E Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Ditmaal is het geen roman die wij onze lezers aanbieden, maar een werk, dat men om zijn inhoud niet slechts eenmaal leest, maar telkens weder ter hand zal nemen naar HELD, O. VON CORVIN en DIEF- FENBACH voor Nederland bewerkt door P. H. "WITKAMP, verscheen in 10 afle veringen a 50 cent. Ztolang onze voorraad reikt, bieden wij dit werk van 460 pagina's met 176 gravuren aan voor de helft van den oor- spronkelijken prijs, dus voor slechts Onze voorraad is beperkt, waarom wij onzen lezers aanraden, achterstaande bon ten spoedigste aan ons bureau in te zenden. De Redactie. Er is een Engelsche, en er is een Duitsche Oost-Afrikaansche maat schappij. Beide hebben van den Sul tan van Zanzibar de beschikking ge kregen over een kuststreek, en zijn elkanders buren geworden. Beide zoeken bun invloed op het achter land uit te breiden, natuurlijk niet in onderlinge overeenstemming. De Engelsche vinden het erg vervelend, dat de Duitschers hen onder hun duiven komen schietenimmers, de heele wereld buiten Europa is be stemd uitsluitend om door het Brit- sche ras gekoloniseerd te worden De Duitschers zijn er niet erg over gesticht dat de Engelschen, die reeds zooveel hebben, en in elk hoekje van de wereld den baas spelen, hun het weinige komen betwisten waarop zij aanspraak maken. Vechten zullen zij vooreerst nog niet, maar toch is in Afrika de buurschap alles behalve hartelijk. De inboorlingen, zij, die ook wel eenig belang bij de zaak hebben, schieten nu eens op de Duit sche schepen en maken het dan weer den Engelschen lastig, verklarende dat zij alle blanken als hun vijanden beschouwen. Dat is nog zoo dom niet van die kerels. Alleen moesten ze er zich tegen kunnen verzetten dat hun eigen souverein, om persoonlijk voordeel te behalen, feitelijk het land aan vreemdelingen verkoopt. Iets dergelijks doet zich voor in Centraal-Afrika. Gelijk men weet heeft Emin-pacha, een Duitscher in Egyptische dienst, geruimen tijd een post bezet aan de meren, bij welke de Nijl eenige beteekenis krijgt voor de scheepvaart. In de meening, dat hij zich onmogelijk kan staande hou den tegen de overmacht van de be- douïenen, die onder leiding van den mahdi meer dan vroeger zijn ver- eenigd, werd uit Engeland een po ging aangewend om hem de hand te reikenStanley was de aanvoerder van de met dat doel uitgezonden expeditie. Men beweertdat het Britsch gouvernement allesbehalve onbaat zuchtig was, toen het deze onderne ming steunde; en dat Stanley in op dracht kreeg, het terrein aldaar ge reed te maken voor een voortdurende vestiging. Doch van Stanley 's weder varen is sinds geruimen tijd niets vernomen, en er bestaat grond voor de vrees, dat hij het lot van zoo- velen onderging, wier leven aan de geheimenissen van het zwarte wereld deel is opgeofferd. Nu rust Duitsch- land een expeditie uit, op vrij groote schaal, insgelijks ter opsporing en bevrijding van Emin, men begrijpt dat deze stap door de Britsche be langhebbenden met wantrouwen wordt gadegeslagen. De zucht naar het bezit van kolo niën is een van de meest kenmer kende eigenschappen van de regee ringen in Europa't is een soort van épidemie geworden, en dat zij be paald aan ons werelddeel eigen is, blijkt daaruit dat de vereenigde Staten van Noord-Amerka er niet aan meedoen. Ware het nu, dat men op die wijze werkelijke koloniën trachtte te stichten, dat wil zeggen nederzettingen waar een te over vloedige bevolking van het moeder- land een nieuwe woonplaats kon vin- j den, dan zou die ijver verklaar- baar zijndoch de honger naar kolo- niën schijnt, bevrediging te zoeken I in gewesten, waar de Europeanen het niet kunnen uithouden, en die met geen mogelijkheid voor de zonen en dochteren der gematigde luc'ht- I streek bewoonbaar zijn te maken. Het j Tonkin der Franschen, het Massowah der Italianen, het Atjéh der Neder- i landen, het zijn allemaal broeinesten J van besmettelijke ziekten, die de sol- daten, welke er heengezonden worden om die dierbare panden niet te doen verloren gaan, meedoogenloos teiste ren. Dat de Duitscher, voor wien de bekoringen van het bezit van koloniën nog geheel nieuw zijn, het oog af wend van de keerzijde der medaille, is eenigszins te begrijpende natio nale eerzucht vindt iets verrukkelijks in het denkbeeld, voor het eerst vast bezit buiten Europa te hebben. Voor volken van meer ervaring op dat ge bied moest het najagen dierzelfde hersenschim minder aantrekkelijk zijn. Immers, datgene wat men gewoon is de „inboorlingen" te noemen, staat over het algemeen niet meer op het zelfde peil van vroeger; met een handvol glaskoralen of vertinde spij kers koopt men geen kudde schapen meer, met een paar geweerschoten jaagt men niet meer een kudde „naturellen" op den loop. Van liever lede profiteeren ook de lieden, die een andere huidkleur hebben dan de onze, andere godsdienstvormen huldigen en onder andere maatschap pelijke instellingen leven, van ver meerderde handelsbetrekkingen en uitgebreide verkeerswegen, en zij brengen hun middelen van verweer in overeenstemming met die, waar mede men hen aanvalt. Ofschoon we ons bevinden in den bloeitijd der „koloniale ondernemingen", kunnen we ons gemakkelijk voorstellen dat men het onpractische van dergelijk bedrijf zal gaan inzien, en rnen het verkieselijk zal vinden, op gewone, eenvoudige manier, zonder geweld of krenking van souvereine rechten, een meer hechten band aan te knoopen tussschen volken en rassen. De inter nationale naijver bij het zoeken naar gebiedsvergrooting is |een wezenlijke hinderpaal voor uitbreiding van be schaving in geheel vrije concurrentie zal men in de toekomst zijn heil moeten zoeken om in de landen van overzee de bronnen der welvaart te openen. De koloniën, welke men bezit, goed te beheeren, zoodat de bevol king reden heeft de bestaande be trekkingen niet te verbreken, maar integendeel het hare wil toebrengen om ze te behouden en te versterken, is grootscher en moeielijker taak, dan alles op het spel te zetten ten einde meer en nog meer te veroveren. De grootste koloniale mogendheden uit den aanvang der Nieuwe geschie denis, Portugal en Spanje, hebben in ruime mate ondervonden hoe ver derfelijk het is, het eerste aan het laatste op te offeren, en van al die grootheid is weinig meer over ge bleven. Het ware te wenschen, dat men de lessen der historie wat meer in acht nam, en niet telkens meer verviel tot de oude fouten. De beste krachten der cultuurvolken zouden dan r.iet vruchteloos worden verspild. De heer Beelaers van Blokland aanvaardde het voorzitterschap der Tweede Kamer met de volgende rede Mijne Heeren I lAndermaal heeft het Z. M. onzen ge eerbiedigden Koning behaagd, mij op uwe vereerende voordracht te benoemen tot voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. »Dat aanmerkelijk blijk van vertrou wen beweegt mij lot groote erkentelijk heid, en ik weet daaraan niet beter te beantwoorden dan door mij met onver droten ijver te wijden aan de gewichtige taak, die ons wacht. Uwe welwillend heid, in de vorige zitting mij zoo ruim schoots geschonken, worde mij ook thans nu niet onthouden. Vergunt mij daarvan een gunstig voorleeken te zien in de zoo bijzonder vriendelijke, waardeerende woorden, waarmede de zoo algemeen ge achte tijdelijke voorzitter mij wel heeft willen bejegenen. Ik breng hem daarvoor van harte mijn dank. Zeer belangrijke werkzaamheden 2ijn voor deze zilting in uitzicht gesteld. Laat ons, M. H. 1 bij de behartiging van de groote volksbelangen een open oog hou den voor de lessen der volks-historie. Laat ons kracht putten uit het voorbeeld der vaderen, kan 't zijn met vermijding van klippen, waaraan zij zich hebben ge- stooten. Juist op den 18 Sept. werden voor '200 jaren namens den Prins-stadhouder Willem III aan de Staten van Holland en West-Friesland de eerste openingen gedaan nopens toerustingen, bestemd tot den tocht naar Groot-Brittannie, die eenig is in de wereldgeschiedenis. ®En nog in dezelfde September-msand werd door de Staten bij secrete resolutie met eenparige stemmen goedgevonden en verstaan sZijne Hoogheid in de uitvoering van dat dessein met volck en schepen bij te springen en ter generaliteit alle meest krachtige officien aan te wenden om de Heeren Staten van de andere provinciën tot het nemen van gelijke resolutie te disponeeren en alzoo lezen wij ver der de voorschreven saacke is van de alleruiterste secretesseen spoed, hebbende de presente heeren allen onder eede solemneel beloofd daarvan aan niemand opening te doen." sEene maand later stak de vloot in zee. Zoo was samenwerking verkregen tot bereiking van een grootsch doel. Daardoor ontkwamen de geünieerde pro vinciën aan zeer dreigende gevaren en werden de staatkundige en godsdienstige Een ware geschiedenis uit Thüringen, door ANDRÈ HIGO. 7) De zon kleurde nog eenmaal vóór haar ondergang de toppen der dennen met een diep purper, toen verdween ze, en toonde nog slechts hier en daar hare aanwezigheid, toen "Verena met Arthur over het schelpenpad naar de zodenbank voortstapten. ïHebt gij niets verloren, mejuffrouw?' vroeg Arthur toen zij tot de gebroken heg waren genaderd. Verena dacht even na en boog daarbij het schoone, door de avondzon beschenen kopje naar beneden, maar hief het weder op zonder te kunnen bezinnen iets te hebben vermist. »Ik herinner mij niets!" antwoordde zij Arthur aanziende. ïKent gij dan ook dit voorwerp niet? vroeg Arthur, zijn Cjnbesneden hand uitstrekkende, aan den middelvinger waaraan de gevonden gouden ring, met juweelen omzet, schitterde. Verschrikt zag Verena naar haar hand. >Hemel! het eenig aandenken aan mijn overledene moeder! Maar hoe komt u aan dien ring, mijnheer Falkening?" nZeer eenvoudig. Toen ge gisteren zoo haastig naar huis sneldet, dwong mij een onverklaarbaar gevoel te blijven staan en u natezien totdat ik u uit het oog had verloren. Toen ge achter de deur ver dwenen waart, sloeg ik mijn blik naar beneden en vond hier op deze plaats den ring. De gedachte dat gij de bezitster er van zijn moest, bewoog mij, hem tot mii te nemen." ïGe zult mij hem toch teruggeven?" iZeer zeker, mejuffrouw. maar al vorens ik het doe, moet gij mij beloven een verzoek van my aantehooren »Gij maakt mij nieuwsgierig!" ïDaar mijn verzoek in ieder geval door u moet worden overwogen en het ook niet met een enkel woord is te doen, zoo zal het 't beste zijn dat wij ods zoo lang op deze zodenbank nederzetten Verena voldeed zwijgend aan dit ver zoek. Arthur zette zich naast haar neder. «Mejuffrouw," ving hij na eene poos aan, »uw lot, uw droevige verbintenis, die ik gisteren onwillig vernam, hebben mij zoo diep getrofTen, dat in den afge- I loopen nacht honderde plannen mij door I het hoofd spookten om uw lot te verbete ren, totdat ik na lang beraad een uitweg vond, dien ik nu aan uw oordeel wil onderwerpen I" «Maar mijnheer I" iHoor mij eerst aan, mejuffrouw!" Beantwoord mij vooraf echter nog eene vraag!" Verena zag op. «Hoeveel beloopt de schuld uws va ders «Mijnheer Falkening, ik weet niet wat ik van u moet denken!" zeide Verena in verwarring gebracht. «O, noem mij de som, mejuffrouw Denk dat ik uw vriend ben Arthur zag zeer goed hoe zijne laatste woorden Verena het bloed naar het hoofd deden stijgen. Zij weifelde eenige sekon- den, toen zag zij Arthur aan met den zelfden wonderlijken, liefelijken blik, dien hij reeds kende en sprak op een toon, die door zijne zachtheid, zooals die slechts aan teedere meisjesnaturen eigen is, Ar thur deed trillen«Het zijn elfduizend thaler I" «Hoor dan mijn aanbod, mejuffrouw. Ik ben meester overliet vermogen mijner moeder, dat meer dan viermaal die som bedraagt. Ik wil, om u en mijnheer uw vader uit den nood te redden, deze som ter uwer beschikking stellen!" Verena had dit aanbod niet verwacht zij keek Arthur een oogenblik strak en ongeloovig aan, stond toen van de bank op en schudde droevig het schoone hoofd. «Neen, o neen, mijnheer Falkening, dat gaat niet aanriep zij opgewonden uit. «Dat mag ik niet aannemenI Waar denkt gij aan? Gij, een vreem deling, wilt een aanzienlijk deel van uw vermogen voor twee u geheel onbekende menschen ten offer brengen? Neen, mijn heer Falkening, dat zou ongehoord zijn 1 1 Bovendien moet ge weten," zeide zij," in hare vorige neerslachtigheid vervallende, «dat ik thans vast besloten ben, het offer te brengen en mijnheer Obermann mijne hand te reiken. Ik heb mijn vader dit besluit reeds medegedeeld «Is dat een onherroepelijk besluit?" vroeg Arthur, terwijl bij ook van zijne plaats opstond. «Ik geloof en denk: ja!" «En zou het door niets aan het wankelen kunnen worden gebracht?" nik kan mij geen oorzaak denken 1" «Zoudt ge ook dan niet mijn aanbod aannemen, zoo ik daaraan eene voorwaarde vastknoopte, waarvan de vervulling enkel en alleen van u afhangt?" Verena staarde in de verte. Het scheen Arthur toe alsof over hare oogen een vochtig floers kwam, hetwelk steeds het teeken is dat óf een groote smart óf een zalig gevoel iemands hart beweegt. Arthur deed een stap nader en vatte, toen hij bemerkte dat inwendige aan doening haar tong verlamd hield, hare niet wederstrevende, bevende hand. «Ik zal u de voorwaarde noemen, me juffrouw fluisterde hij op zachten toon. Het schemerlicht was nog sterk genoeg, om Arthur gelegenheid te geven in de groote, liefelijke oogen te lezen, toen zij een stap terugtrad en haar blik op Ar thur vestigde alsof zij zich bereid ver- blaarde de voorwaarde te hooren. «Dat gij inijne vriendin zult worden, Verena!. Wilt gij dat?" Verena kon niet antwoorden. Zij sloeg het schoone gelaat neder, als om het purper dat het bedekte, voor Arthur's oog te verbergenhaar boezem bewoog zich sneller, haar fijne blanke hand beefde merkbaar. «Ik begrijp volkomen," vervolgde Arthur zacht, «dal uw hart op dit oogenblik be wogen is; ik kan mij het gevoel voor stellen dat thans uw hart doorstroomt en verlang daarom heden ook geen ant woord, ofschoon ik uit uw zwijgen bijna een toestemmend antwoord meen te mogen opmaken. Wordt Vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1888 | | pagina 1