NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND. DE SAGENTIJD DE GELDK0FFER. No. 77. Woensdag 26 September 1888. Zeventiende Jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Aan onze Abonné's. Oude Volken, twee gilden vijftig eent. BINNENLAND. Feuilleton. AIWEBSFOORTSCHE C0IIHA1IIT. VOOR abonnementsprijs: Per S maanden ƒ1.Pranco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezcnden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Ditmaal is liet geen roman die wij onze lezers aanbieden, maar een werk, dat men om zijn inhoud niet slechts eenmaal leest, maar telkens weder ter hand zal nemen naar HELD, O. VON CORVIN en DIEF- FENBACH voor Nederland bewerkt door P. H. WITKAMP, verscheen in 10 afle veringen a 50 cent. Zoolang onze voorraad reikt, bieden wij dit werk van 460 pagina's met 176 gravuren aan voor de helft van den oor- spronkelijken prijs, dus voor slechts Onze voorraad is beperkt, waarom wij onzen lezers aanraden, achterstaande bon ten spoedigste aan ons bureau in te zenden. De Redactie. In een schrijven uit 's Hageaande Zwolsclie Ct. wordt, behalve de reeds genoemde personen, ook mr. van Tien hoven, burgemeester van Amsterdam, opgegeven als in aanmerking komende voor eene benoeming in den raad van voogdij over H. K. H. prinses Wilhelmina. De Minister van Marine moet naar het N. v. d. D. uit den Haag ver neemt te kennen gegeven hebben, dat hij vast besloten is, zijne portefeuille beschikbaar te stellen, wanneer hem de gelden tot verbetering en aanvulling van ons marine-materieel geweigerd werden. Het geheele ministerie zou zelfs in dit opzicht homogeen zijn en niet aarzelen desgevorderd de kabinets-quaestie te stellen bij de marinebegrouting, vast overtuigd, dat bestendiging van den toe stand onzer vloot in het belang van het land niet langer geoorloofd is Met den gewonen exprestrein van Keulen, waarin haar eigen fraaie salon- waggon, kwamen Maandagavond te 9 uren te Vlissingen aan, de prinses van Wales en hare drie dochters, de prin sessen Louise, Victoria en Maud, met de hofdames lady Harding en miss Knollis en verder gevolg. De hooge reizigers werden aan den trein opgewacht door den commandant der Osborne en den vice-consul, de heer De Bruijne, en be gaven zich, onder geleide van dezen, onmiddellijk naar het aan de ponton onder stoom liggende jacht. De met tapijtloopers bedekte pontonbrug werd door middel van eene van de Osborne aangelegde geleiding evenals het jacht zelf, electrisch verlicht. Een vrij talrijk publiek was bij de aankomst der prin sessen tegenwoordig. De Osborne vertrok spoedig nadat de reizigers aan boord waren en de bagage ingescheept was, naar Port Victoria. Het D. v. Z.-H. bespreekt de be noeming van den heer de Rochemonttot secretaris der beri-beri-commissie. Wat van uitsluitend persoonlijken aard is in het geschil tusschen de hh. Verstege en de Rochemont behandeld het blad niet, evenmin als het zich geroepen acht te onderzoeken of de heer d. R. op het tegen hem gerichte geschrift met eene uitdaging tot tweegevecht moest of zelfs kon antwoorden. Alleen de politieke vraag die in dit geschil gemoeid is, de vraag omtrent het koninklijke recht van be noeming, behandeld het D. v. Z,-H. Het verklaart daaromtrent, dat, indien het de bedoeling van den heer Verstege geweest is te bewijzen, dat zijn tegen stander verachtelijk is en dat een eer volle betrekking in dit geval aan een onwaardige is gegeven, hij geheel tekort geschoten is. In de meer dan 90 blad zijden in zijn vlugschrift is ook niet éèn behoorlijk gestaafd feit te vinden, dat tot zulk een uitspraak eenig recht zou geven. De aantijgingen kunnen onder drie hoofden worden gebracht, waarvan het eene slechts ter loops, het tweede meer opzettelijk, doch zonder voldoende toe lichting en preciseering wordt aangevoerd, het derde daarentegen zeer breedvoerig wordt uiteengezet, zonder dat daarmede toch bewezen wordt wat te bewijzen staat. Dat de heer d. R. in de laatste door hem bekleede particuliere betrekking, het beheer der Batjan-maatschappij, zicii van zeer ongunstige zijde heeft doen kennen en een ongevraagd ontslag heeft bekomen, is verdachtmaking meer dan beschuldiging, en zeker op verre na niet genoeg om den staf te breken over de benoeming, waarvan ten deze sprake is. Den heer de R, wordt de schuld geweten van de „beruchte Atjeh-enquête"voor hands evenwel ziet het D. v. Z.-H. geen reden om in twijfel te tiekken, dat hij daarmede evenzeer bevordering van 's lands belang heeft beoogd als de heer Verstege met zijne beri-beri-commissie. De feiten van het derde hoofd van beschuldiging hebben alleen belang voor hem, die de oorzaken der tusschen de beide hoofd officieren bestaande vijandschap wenscht te kennen. Zij spreken naar de meening van het D. v. Z.-H., voor zich zij wet tigen de conclusie, die het D. v. Z.-H. plicht acht onbewimpeld uit te spreken, dat het prestige van gezag reeds zeer diep gezonken tnoet zijn, en dreigt, zoo in Indië als in 't moederland, nog dieper te zinken, wanneer op zoo losse gronden eene door den Koning gedane benoeming met zoo ongekende hevigheid kan wor den aangerand. Zooals bekend, had de beer Verstege in het bekende incident o. a. den heer de Wijs, vroeger majoor bij hel Indische leger, thans kommandant der Haagsche brandweer, tot zijn secondant gevraagd, zoo een duel het gevolg zijner brochure zou zijn. De Haagsche correspondent der Arnh. Ct., over het incident schrijvende, zegt aan het slot van zijn brief. »lk zou wenschen dat de leelijke quaestie met een sisser afliep, maar dat Burgemeester en Wethouders van deze gelegenheid gebruik maakten om den kommandant van de Haagsche brandweer er op te wijzen, dat hij aangesteld is om brand te blusschen, niet om vuurtjes te helpen aanstoken. Zooals men zich herinneren zal, toonde de Maatschappij tot exploitatie van Staatsspoorwegen, op verzoek van den voorzitter van het Algemeen Neder lands Werkliedenverbond, zich het vorig jaar genegen (voorloopig als proef) per sonen, die blind zijn en zich voor de uitoefening van hun beroep verplaatsen, in de 3e klasse van haar binnenverkeer te laten reizen, met een geleide, op éen plaatsbiljet dier klasse voor beiden. Deze proefneming is in zooverre ge bleken aan het doel te beantwoorden, dat de directeur-generaal van genoemde maatschappij genegen was, haar weder met een jaar te verlengen, De heer Heldt vond in deze gunstige uitkomst aanleiding, een zelfde verzoek te richten tot de Holl. IJzeren-, de Nederl. Rijn- en Centraal-Spoorweg-maatschappij, met het even gunstig gevolg, dat ook de beide eerstgenoemde maatschappijen (van de laatstgenoemde is tot heden nog geen antwoord ontvangen) het verzoek hebben toegestaan. Blinde personen, die van deze voor hen gunstige voorwaarden, geldende tot nog toe voor de Staats-, Hollandsche- en Rijn spoorwegen, wenschen gebruik te maken en daarvoor in aanmerking meenen te kunnen komen, kunnen zich schriftelijk wenden of doen wenden tot den secre taris van hel Algemeen Nederl. Werkl.- Verbond, den heer J. Weelink, Lijnbaan- gracht 36, te Amsterdam, rnet opgaaf van hun naam, voornaam en beroep en toezending eener verklaring van het hoofd hunner gemeente, of dit geldt voor groote gemeenten van den hoofd- of wijk-commissaris van politie, dat zij liet voldoend gebruik hunner oogen missen, daarom een geleide behoeven en voor het uitoefenen van hun beroep reizen. Dr. Mezger zal zich nu toch met terwoon te Wiesbaden vestigen. Het con tract is reeds voor veertien dagen ge- teekend. Als reden voor zijn vertrek deelde dr. Mezger aan het Hblctd, mede, dat zijne patiënten voortdurend last hadden en zich beklaagden over de straatschende rijen, welke in Amsterdam ergerlijk zijn, en waarvan zij meermalen het mikpunt waren. Hij had reeds het vorige jaar er op gewezen, hoe wenschelijk het voor den roep van Amsterdam als groote stad zou zijn, indien daarop een scherper toezicht werd gehouden hoe noodig sommige verbeteringen in het openbaar verkeer waren dat alles niet in zijn belang, maar alléén en hoofdzakelijk in het belang van Amsterdam zelf. Te ver geefs. Zijne wenken waren in den wind geslagen, en op dit oogenblik waren de Amsterdamsche toestanden, waarover hij toen klaagde, erger dan ooit. In Wies- baden bad men daarop wel degelijk gelet, daar had men gadegeslagen, hoe weinig gastvrij Amsterdam tegenover zyne vreem de gasten was en bleef, en daar men wist, dat dit de voornaamste grief was van den docter jegens die stad, had men de eenmaal afgewezen voorstellen her nieuwd en ditmaal versterkt door argu menten, aan welke de heer Mezger geen weerstand had kunnen bieden. Ulr. Court. Uit Amsterdam wordt gemeld, dat de heer A. J. De Bull in den ouderdom van 65 jaren overleden is, Naar men verneemt zal van de voorgenomen inkrimping van den Zon dagsdienst op de Staatsspoorwegen dezen winter niets komen. N. R. Ct. De verschillende varkensslachterijen voor Engeland hebben thans met de werkzaamheden aangevangen en meer malen 's weeks zijn de verzendingen plaats. Men besteedt den niet hoogen prijs van 15'/a a 16 cents per KG. Donderdag 4 October a. s. zal, naar gemeld wordt, te 's Hage het hu welijk worden voltrokken van prof. Don ders met de schilderes mej. Br. Hubrecht, dochter van den secretaris-generaal van binnenlandsche zaken. Te Schiedam is Zaterdag de 13e jaarlijksche algemeene vergadering der Vereeniging voor lijkverbranding gehou den. Uit het jaarverslag over 1887 bleek, dat in dat jaar 65 nieuwe leden (tegen 45 in 1886) werden aangenomen, en dat 42 leden (legen 6l in 1886; moesten worden afgeschrevenhet ledental is nu 685. Als een klein bewijs welk een over vloed van juttepeeren er is, kan dienen, dat ze Zaterdagavond te 's Hage op de markt werden verkocht 10 voor één cent. Het bestuur der Nederlandsche Heidemaatschappij beeft aan alle burge meesters in den lande eene circulaire toegezonden, met verzoek, deze zaak te willen steunen, vooral door het werven van leden en het oprichten van corres pondentschappen. Een ware geschiedenis uit Thüringen, door ANDBÉ HtGO. 8) Morgen zal ik terugkomen, zal ik u hier op deze plaats wederom spreken en uw antwoord en uw besluit vernemen. Vaarwel, Verenal" Arthur bracht de hand van het meisje aan zijne lippen, drukte er een vurige kus op, groette haar daarop en trad de tuindeur uit. Daar bleef hij staan. Verena stond nog op dezelfde plaats waar hij haar verlaten had maar slechts een oogenblik. Door de schemering heen kon Arthur nog zeer duidelijk zien hoe die teedere gestalte, in het lichte zomerge- waad, zich op de bank nederliet en het hoofd op de haDd liet zinken. IV, De smokkelaars. Een zonderling gevoel moest Arthur's gemoed wel bewegen dat hij, toen hij langzaam over het voetpad voortging, niet eens bemerkte dat hij van den weg, die naar de stad voerde, afweek. De zon was reeds ondergegaande weèrkaatsing van het licht in de wolken alleen hield nog eenigen tijd aan en ver spreidde op den grond eene tonverachtige schemering, die, zoo zij ons in de een zaamheid van een bosch verrast, aan onze gedachten en gevoelens eene liefe lijkheid schenkt die in staat is ons boven de alledaagsche zaken en voorvallen te verheffen. Een ongekend gevoel had zich eensklaps van Arthur's hart meester gemaakt't had hem overstelpt en hield hem met ijzeren kracht vast, zonder dat hij zich beijverd had, zoo hem dit mogelijk geweest ware, er zich van te ontslaan. En geen won der-Wat had het leven hem tot dit oogenblik gegeven Verstrooiingen en opwekkende genietingen van elke soort: genietingen die wel in staat waren hem te bedwelmen en hem, den man van gevoel, voor eenigen tijd te verdooven, maar die toch geen kracht hadden gehad hem langen tijd te ketenen. Een lichte aansporing was voldoende geweest om hem zijn toestand te doen overzien en hem een geneesmiddel voor die kwaal te doen zoeken. Was dat middel nu ge vonden Scheen het hem niet toe alsof een straal van dat goddelijke verwar mende zonlicht zijn hart had getroffen en het had verwarmd, om dat hart, dat zoo menigmaal reeds gewond was Ar thur telde reeds zes en twintig jaar te heelen en de woedende smart te stillen. En toen nu de gedachte daaraan bij hem tot eene vaste overtuiging steeg, toen was het hem, alsof zich zijn hart aan al le zijden opende om dat liefelijk beeld toegang te verschaffen alsof eene fijne zachte hand op zijn gloeiend voor hoofd werd gelegd om den blinddoek wegtenemen en hem zijn geheel vroeger leven als een doelloos bestaan te doen aanschouwen. Arthur moest zich zeiven bekennen dat de jongste gebeurtenissen van de laatste dagen reeds een overwegenden invloed op hem hadden uitgeoefend. Uit dit gepeins werd hij plotseling ge wekt door het zien van een dorp, dat zich voor zijne blikken uitspreidde. Op dien kleinen heuvel voor den ingang ver hief zich de kerk, waarin hij de stem van Verena den vorigen dag had gehoord. Hij begreep nu dat hij den verkeerden weg was ingeslagen en dacht in zich zeiven na wat hem te doen stond. Terug- keeren op den weg vanwaar hij gekomen was, achtte hij bij de invallende duis ternis niet raadzaam, te meer daar hij niet zeker was den rechten weg weder te zullen vinden. Hij besloot dus naar het voor hem liggende dorp te gaan, om daar een gids te vragen en liep dus snel door, zoodat hij zich na eenige oogenblik- ken reeds midden in het dorp bevond. Hier was alles rustig. De avondklok had reeds voorlang den daglooners een luid halt toegeroepen. De boeren hadden, door den schoonen warmen zomeravond uit gelokt, nog eenige tijd voor de deuren gezeten, om met de arbeiders een praatje te houden over den stand der gewassen, de vooruitzichten voor den oogst en der gelijke onderwerpen, maar de invallende nacht had aan dat alles een einde ge maakt, want zoowel in de dorpstraat als voor de deuren was er geen mensch meer te zien. Arthur stapte verder de dorpstraat in, met de stellige hoop dat hij nog wel iemand op zou vinden. En hij had zich niet bedrogen. Uit een der huisjes trad juist een man naar buiten die bij de on gewone verschijning van een vreemde ling terugtrad, in het kleine tuintje voor het huis ging en deed alsof hij daar iets zocht. ïHei daar. goede vriend I" riep Ar thur hem toe. «Kunt ge mij ook zeggen, hoe deze plaats heet?" ïUlmhosen, mijnheer I" antwoordde de aangesprokene. De stem kwam Arthur bekend voor. »Wilt gij zoo goed zijn mij den weg naar de herberg te wijzen, of kent gij ook iemand die mij naar Allhosen kan begeleiden. De boer kuchte even en trad toen, zijn pet afnemende, buiten zijn tuintje. »0," zeide hij, tgij zijt de heer, dien ik eenige uren geleden op den weg naar het landhuis ontmoette! Ziji gij ver dwaald?" nJa, vriend, zooals gij ziet »De gelegenheid is schoon!" mompel de hij binnen'smonds; daarop wendde hij zich tot Arthur en zeide: ïZoo ge het goed vindt, mijnheerwil ik zelf u wel naar Allhosen begeleiden, maar ik zou gaarne nog een glaasje in de herberg willen drinken: ik was juist van plan daarheen te paan. Het bier is goed, vroolijk gezelschap is er ook te vinden, vooral als de invalide er bij is; bovendien kunner. wij van daar een kor- teren weg naar Allhosen inslaan." Arthur nam gaarne het aanbod van den jongen boer aan. Na eenige oogen- hlikken hadden zij de herberg van het dorp bereikt. Uit de geopende vensters van de gelagkamer steegeen verstikkende tabakswalm op en vernam men het ver ward gedruisch van een aantal stemmen door elkaar, terwijl rond den ouden groo- ten lindeboom voor het huis een troep

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1888 | | pagina 1