nieuwe Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT en GELDERLAND. Een Sint-Hikolaasavond. verschijnt woensdag en zaterdag. binnenland. DE GELDKOFFER. No. 97. Woensdag 5 December 1888. Zeventiende Jaargang. Feuilleton. IMI1SF00BT COURANT. VOOR abonnementsprijs: T'er 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Eene schets uit het volksleven, door T. PLUIM. 't Is een donker steegje, waarin St. Nikolaas moeilijk den weg zal vindenvooral in die armzalige woning, waarin hem slechts eene weduwe kan opendoen. Het schemerig .schijnsel der lamp belet ons vooreerst in het mystisch halfduister door te dringen; straks als de gewoonte daaraan ook voor ons eene tweede natuur zal zijn, zul len we behalve de moeder nog een viertal kinderen kunnen onderschei den. «Toe, moeder," smeekt de oudste der beide jongens, «mag ik nu? Voor een uur geleden ging Piet en Jan van hier naast ook al heen." »Kind," nokt de moeder, terwijl zij een traan zoekt te verbergen, »kind, ge kunt niet, ik moet de laatste zeven centen voor morgen bewaren, hoe zullen wij dan anders aan brood komen, en brood kunnen we toch minder missen dan St. Nikolaasgebak." »Nu ja," murmureert Karei met zijne naïve logica, «nu ja, moeder, maar ik lust toch liever St. Nikolaas dan brood." »Nou! dat zal waar zijn!" voegt de oudste der beide meisjes er bij ze ziet nog voor hare oogen dien grooten winkel op den hoek, en ze klapt met de lippen, of ze het heer lijke gebak reeds proefde. »Ik zou ze zoo graag wat geven," herneemt de moeder weer, »o zoo graag maar ik kan toch van de sneeuw op straat geen St. Nikolaas bakken." »Wil ik dan Mijnheer Verhaagen om eene kleinigheid gaan vragen," zegt Karei weder, die zich niet ge makkelijk uit het veld laat slaan. »De Hemel beware ons," schrikt de moeder, »toen je vader nog leefde, waren wij veel te fatsoenlijk. Bedelen, Karei? Bedelen? Neen, dat nooit!" «Hoor eens wat een volk op straat," herneemt Karei na eenige oogenblik- ken van pijnlijk zwijgen, «ze gaan allen naar den bakker. Toe. moeder, laat me nu." Niet wetende wat zij doen zal, staat de weduwe op, werpt het laatste hout op het vuur, bedenkt zich dan nog even, en met een die pen zucht zegt ze eindelijk«In 's Hemelsnaam dan." Ze neemt haar geldbeursje uit de kast, zondert van haar nietige schat de kleinste helft af en geeft die drie centen aan Karei. Als een kogel uit het geweer snelt de jongen de deur uit, de straat op en staat eenigen seconden later in den grooten winkel, waarvan Liesje, straks sprak, doch wiens grootte ons wellicht zeer bedenkelijk zou toeschij nen. Een bonte menigte, klein en groot, oud en jong, vrouw en man, doch allen broeders en zusters in de ar- moedé, staat om den tafel gedrongen. Met moeite baant zich Karei een weg naar het heiligdom, de tafel van den bakker. Daar toch leggen zes per sonen (elk een cent in en door het lot wordt aangewezen, wie van de zes inleggers een vrijer of vrijster van Sint-Nicolaas zal bekomen. «Vijf man, wie nog meer?" roept de bakker juist en terwijl Karei met eene bevende hand een cent op ta fel legt, galmt dezelfde stentorstem «de zesde man! Begin maar!'' Met belangstelling volgen de om standers den loop van het noodlot, onze Karei niet het minst. «Vijf man gegooid, en dertien het hoogst," klinkt het weer, en Karei er vast op vertrouwende, nog hooger te kunnen werpen neemt de dobbel- steenen verheugd op, wrijft ze goed door de handen, als ware dat een toovermiddel om de hoogste oogen te gooien, laat de teerlingen met eene zenuwachtige beweging over de tafel vallen, en telt twaalf oogen. Napoleon kan na den slag van Waterloo niet meer teleurgesteld zijn geweest, dan Karei bij het zien van zijne nederlaag. Arme jongen. Doch met koele onverschilligheid reikt de bakker den winner den prijs over, en begint als een opgedraaid uurwerk weer zijn ouden gang. Ditmaal doet Karei niet mee, hij wil eerst wat van den schrik beko men. Maar hoe jammer, deze keer blijkt slechts twaalf het hoogst te zijn. Daarbij werpt hij nog zijn tweeden cent op de tafel, als om zijn verzuim te herstellen, maar - natuurlijk een zevende «im Bunde" duit men niet, en het uurwerk roept met Kareis cent in de hand «Eén man, wie nog meer?" Ook ditmaal bevindt Fortuna zich aan Kareis overzijdehet gëbak waar op hij reeds zulke begeerige blikken geslagen en eerlijk in vijf stukken verdeeld had, ontgaat hem ook thans weer. Arme, arme jongen Ten derde male wil hij zijn geluk beproeven. Met moeite slechts kan hij van zijn laatste cent scheiden, doch de hoop, ditmaal gelukkiger te zijn, bevleugeld zijne hand, en hij werpt bet bronzen stukje, zijn plechtanker met een zucht op tafel. «Drieman gegooid en negen het hoogst," deunt liet uurwerk weer en werktuigelijk grijpt Karei de dobbel- steenen op, vrijft ze thans met dub belen kracht en hij telt acht oogen Driewerf arme jongen Hij vliegt de deur uit, want den tantaliseerenden blik van het ver leidelijk gebak kan hij niet langer verdragen. Met een paar heete tranen in de oogen komt hij weer thuis. Welk eene teleurstelling voor het viertal, dat bij Kareis afwezigheid allerlei illsoiën over de schikkingen van Fortuna vormde Helaas! waarom moest alle hoop in rook vervliegen, in rook, die hen allen de tranen uit de oogen perst. «O, barst Liesje eindelijk uit, o, wat zijt ge ongelukkig geweest. Waar om hebt ge mij niet laten gaan Ka- rel? Gij moogt ook alles en ik niets." Die woorden vergruizelen het reeds half gebroken moederharte. O, zij zal geen blijde gezichten van avond kun nen zien, geen kruimke St. Nikolaas zal er over den drempel gedragen worden. Hoe smartelijk voor eene moe der «Liesje," zegt ze eindelijk opstaande, «daar kind, neem deze twee centen en ga nu heen." «Heeft moeder mijne gedachten ge raden," denkt de kleine, »o, ik durfde het niet vragen." En verheugd als de zoekende al- cliymist, die eindelijk den steen der wijzen vond, neemt zij de centen aan en vliegt meer dan zij loopt naar den winkel, haar Eldorado Helaas, juist toen zij op den hoek voor een juichend paar moest uit wijken, glijdt zij op de gladde sneeuw uit en de centen ontrollen haar. In een luid snikken barst zij uit: zij zoekt en zoekt, en slechts één cent vindt zij weder. «Wat zoekt ge toch kleine?" vraagt eene vriendelijke stem, «wat scheelt ge?" Droomt Liesje? «Mijn cent, mijn cent!" roept zij eindelijk, «Moeder gaf me twee cen ten voor Sint Nikolaas, één heb ik er fiier verloren en moeder heeft er nog maar twee." De onbekende opent zijne porte- monnaie, neemt er iets uit, bukt dan naar den grond en zegt: «Daar kind, hier ligt hij." «Mijnheer!" nokt Liesje, »'t is een gulden." «Zooveel te beter kind," klinkt het uit den mond van den gever, die reeds bijna in de duisternis verdwe nen is. Als een marmerbeeld staat de kleine stil. «Ja zeker, zij droomt. En toch, zie, zij voelt den gulden, zij knijpt hem in de hand, dat het haar pijn doet, neen, 't is toch geen droom. «Naar huis," roept zij, in de hoog ste vreugde uit. «Naar huis!" Lezer, er zijn vele Kareis en Liesjes om u, ik hoop, dat gij ze op St. Nikolaasavond niet zult vergeten. Baarn, 1888. Door den Min. van Oorlog is aan de commandeerende officieren een schrij ven gericht omtrent den dienst van het leger op Zondag, in het belang van het vervullen der godsdienst-plichten door de militairen. Het gebeurt in sommige gar- nizoenen.dal hetinkoopen van benoodigdhe- den voor de menages plaats heeft op uren samenvallende met godsdienstoefeningen. Ook gebeurt het, dat geneeskundige on derzoekingen, vaccinatie of gymnastiek oefeningen Zondags gehouden worden. De Min. wenschi, dat hierin, voor zoo veel rroodig, verandering koine dat dien sten, welke gevoeglijk op een anderen dag kunnen worden verricht, op Zondag niet zullen worden veroorloofd, en voor niet te vermijden diensten uren moeten worden gekozen buiten den tijd der gods dienstoefeningen. Slechts in spoed ver- eischende gevallen moeten door de mili taire autoriteiten des Zondags zaken iri behandeling worden genomen, terwijl bureau-werkzaamheden, het uitgeven en doen rondbrengen van orders en derge lijke, tot bet strikt noodigemoeten beperkt worden. f De minister van buitenlandscbe zaken heeft zich tot onzen gezant te Ber lijn gewend om weder den onbelernrner- den invoer van ons vee van de Duitsche regeering te verkrijgen. Dientengevolge is voor liet oogenblik het verbod «beperkt tot berkomsten uit Gelderland". Het Nederlandscbe vee mag dus in Duitsch- land ingevoerd worden, wanneer het niet uit Gelderland afkomstig is. Naar men verneemt, heeft het hoofdbestuur van de Nedeilandsche Ver- Een ware geschiedenis uit Thüringen, door ANDRÉ HUGO. 28) Toen zij vervolgens naar het venster -was getreden en de oogen ten hemel ge heven, de slotwoorden van het recitatief zong, toen zij vol gevoel de handen vouwde, toen doorliep niet alleen Arthur, maar het geheele publiek een heilige sid dering I «Leise, leise, fromme Weise!" klonk het van hare lippen en toen zij geëindigd had waren de toejuichingen zoo geweldig en duurde die zoo lang, dat de kapelmeester genoodzaakt was, voor de vervoering van het publiek te wijken en een oogenblik optehouden. Telkens herhaalde zich de stormachtige bijvalsbetuiging. Agatha of liever Verena werd menigwerf teruggeroepen en aan het slot der opera was de geestdrift van het publiek ten top gestegen. Er scheen geen einde te komen aan het applaudissement vanhetbewonderendepubliek;telkens moest zij opnieuw terugkomen en werden haar prachtige bloemruikers en kranzen toege worpen. De uitgangen van den schouwburg wer den dien avond, behalve door de gewone naar veroveringen hakende luitenantjes en geblaseerde jongelieden, door een op gewekte menigte bezet, die de gevierde zangeres nog eenmaal verlangden te zien, om haar nogmaals toe te juichen. De vorstelijke equipages waren reeds lang weggereden Verena werd dus elk oogenblik verwacht, daar het rijtuig van haar hotel reeds voorstond. Met aandacht zagen allen naar de uitgangen. Van tijd tot tijd kwamen eenige vrouwelijke koris ten, goed ingewikkeld uit den schouwburg daartusschen liepen zangers, ook goed toe gestopt voor de nachtlucht, maar wie er uitging, Verena niet en tot groote ver wondering van het publiek reed haar rij tuig ledig weg. Toen nu ook de beide zware vleugeldeuren eensklaps in het slot vielen, hoorde men een algemeen gemompel van ontevredenheid over die teleurstelling. In gedachten verdiept ging Arthur met opgeslagen kraag en den hoed diep in de i oogen gedrukt, eindelijk naar de straat waarin het hotel was waar Verena haar I intrek had genomen. Toen hij er een vijf tigtal schreden van verwijderd was, zag i hij eene dame in baltoilet in een gereed staand rijtuig te stappen. Hij liep er haastig heen hij herkende de stem der dame het was Verena hij deed nog eenige schreden het portier toegesla gen, de koetsier sprong op den bok en voort rolde het rijtuig, juist toen hij dit naderde. «Wie was die dame?" vroeg hij op haastigen toon aan den kellner die bij den ingang van het hotel stond. «De zangeres Sophia Verenaluidde het antwoord. «Waar gaat zij heen?" «Naar het bal van den minister van Rüdern." Arthur bedankte den kellner voor de inlichtingen en stapte toen de eetzaal binnen, waar hij zich aan een klein ta feltje in een hoek plaatste en een flesch Moezelwijn bestelde zonderlinge gedach ten doorkruisten zijn hoofd. Verena kon toch onmogelijk alleen hier zijn Misschien was haar vader hier tegenwoordig? Hij keek naar de overige logeergasten die in de karner waren, maar hij zag geen bekend gezicht. De kellner bracht hem de flesch wijn. «'Zeg mij toch, kan ik ook iemand «Neen, mijnheer. De dame is alleen hier gekomen, en ik heb nog niemand die haar vader kon zijn bij haar ge zien." De woorden van den kellner, die zeer dubbelzinnig konden worden opgenomen, wekten opnieuw Arthur's hartstocht. «Ge zegt, dat ge geen man bij haar gezien hebt, die haar vader kon zijn ontvangt zij dan wel andere heeren, jonge lieden?" De kellner deed een stap achterwaarts toen hij den vreemden hartstochtelijken blik van Arthur ontmoette en den druk voelde waarmede Arthur zijn arm aan vatte, alsof hij vreesde een waanzinnige voor zich te zien. «Verena ontvangt volstrekt niemand!" antwoordde hij. «Is dat werkelijk waar? Of zegt ge het alleen omdat gij als bediende van het hotel er niet over durft te spre ken I «Waar denkt gij aan, mijnheer! Zou ik u iets onwaarszeggen GeenszinsAls het waar was zou ik 't u evenmin ver- trouwen als den bankier Oberman uit I Alihosen." j Bij dezen naam sprong Arthur op. Een donkere schaduw overtoog zijn voorhoofd spreken die Verena vergezelt? Is haar en deed de lijnen te scherper uitkomen, vader ook hier die bij iedereen, zoo al niet een afschrik- wekkenden, toch in den hoogsten graad terugstootenden indruk geven. Hij liet den arm des kellners, dien hij al dien tijd had vastgehouden, los, om met beide handen de schouders van dien jongen man te grijpen. «Beste vriend," sprak hij op haits- tochtelijken toon tot den kellner, die vreemd stond te kijken, «zeg mij toch alles, wat ge van dien man weet." «Ja, wat zal ik u zeggen? Ik weet alleen, dat de bankier Oberrnann sedert drie da gen hier is, reeds herhaaldelijk beproefd heeft met Verena een gesprek aan te knoopen, dat hij haar verscheiden brieven heeft gezonden en dat deze steeds onge opend zijn teruggegaan. Verder weet ik waarlijk niets. Maar nu moet ik weg. Daar staat een rijtuig voor de deur. Mis schien is het wel voor den bankier, die boven op zijne kamer nog toilet maakt voor het bal." «Voor welk bal?" «Van den minister." «Kan Oberrnann daar ook komen?" «Zeker. De handelsraad van Nagel, de beste vriend van den minister, is de oom van mijnbeer Oberrnann." De kellner vei wijderde zich ijlings uit de kamer en liet Arthur opgewonden achter. Arthur zette zich neder en staal de in zijn glas. Hij beraamde honderde plan-

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1888 | | pagina 1