NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT en GELDERLAND. No. 23. Woensdag 20 Maart 1889, Achttiende jaargang. verschijnt woensdag en zaterdag. Zij, die zich met 1 April op dit blad abonneeren, ontvangen de voor dien datum ver schijnende nummers gratis. 1849. 21 Maart. 1889. Dagen van herinnering. JMEHSF008THM C0U1ANT. VOOR abonnementsprijs: Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Kijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Het denkbeeld van een feestelijke viering van den veertigsten verjaar dag van 's Konings inhuldiging in de Nieuwe Kerk te Amsterdam schijnt, helaas! niet voor verwezenlijking vat baar, en reeds zeer dankbaar zal de NeQeilanascne natie zijn, ais we den geëerbiedigden Vorst op dien dag met de betuigingen onzer on wankelbare gehechtheid mogen na deren. Des te meer geelt dit ons reden, om een oogenblik stil te staan bij de gebeurtenissen, die thans door een tijdruimte van veertig jaren van het tegenwoordige zijn gescheiden. De maand Maart toch van het jaar 1849 zag onzen tweeden Koning ten grave dalen en zijn opvolger de teugels van het Staatsbewind in handen nemen en al is het dan ook onder droevige omstandigheden, toch herdenken we heden met dankbaarheid de zegenin gen, die zijn volbrachte veertigjarige Regeering aan het Vaderland heelt geschonken. Om van die Regeering een over zicht te geven, achten wij den tijd nog niet gekomen: Onze bedoeling was alleen, de aandacht onzer lezers te vestigen op de feiten, die den inhoud vormen van de herdenkings dagen dezer week. In korte woorden samengevat, zijn zijde dood van Koning Willem II, op 17 Maart, de troonsaanvaarding van Koning Willem III, op den 21en daaraanvolgende. Reeds sinds het voorjaar van 1848 was de Koning lijdende geweest. Zijn prikkelbaar zenuwgestel had den in vloed ondervonden van de beslom meringen, aan de voorbereiding van de Grondwetsherziening verbonden, en de dood van zijn veelgeliefden tweeden zoon Prins Alexander, den 26en Februari van dat jaar op Madeira overleden, had hem diep geschokt. Benauwdheden en hartkloppingen, die hem reeds vroeger kwelden, wer den menigvuldiger en heftiger. Den 13en Februari 1849 opende de Koning de zitting der Kamers, voor het eerst volgens de bepalingen der nieuwe Grondwet gekozen. Zijn stem klonk minder vast dan vroeger; al leen had zij nog den ouden nadruk bij de slotwoorden zijner toespraak: „Laat ons met die eendracht, welke kracht geeft, ijverig voortgaan om het goede te bevorderen, en het Op perwezen zal Zijn zegen op onzen arbeid geven." In dienzeliden geest sprak hij den 26«" tot de deputatie uit de Tweede Kamer, die hem het adres van antwoord op de Troonrede bracht: „Aaneengesloten, Mijne Hee- ren, kunnen wij de moeielijkheden van het oogenblik met minder schroom te gemoet gaan, en mogen wij eer biedig den Goddelijken zegen verbei- land de Koning had toen gezegd „ik ben te moede als bij het afscheid van uwen broeder Alexander." Ofschoon een week later, den 13en Maart, een lievige verkoudheid den Koninklijken lijfarts dr. Everard reden gaf den Koning het voorgenomen uitstapje te ontraden, gaf Z. M. toch aan zijn voornemen gevolg. Per rijtuig te Rotterdam aangekomen, bij zeer ongunstig weer, ging de Koning eerst een stoomjacht zien, dat aan de lands- werf op zijn last werd gebouwd. Bij liet afgaan van den steiger viel hij. arbeiden: hij schreef een advies op eenige stukken, de landsverdediging betreffende, 't Was zijn laatste arbeid. Bij tusschenpoozen verergerde de toestand tot den IGen, toen kwam een gevoel van verademing, en met kalme blijdschap ontving de Koning Prins Hendrik, die pas was aangekomen. Tegen den avond verscheen ook de Koningin op verzoek van den lijfarts dr. Everard besloot zij, ten einde niet door opwinding de nachtrust in gevaar te brengen, haar Koninklijken gemaal eerst den volgenden morgen te bezoe- tot zich te roepen. Na eene flikkering, welke aan een hedriegelijke lioop- voedsel gaf, bezweek Zijne Majesteit heden ten hall drie ure. Diepe rouw overdekke het vaderland bij het af sterven van een Vorst, die zijn Volk boven alles lief had. Zijn beminde zoon, Willem Alexander Paul Frede- rik Lodewijk beklimt, naar Art. 13 der Grondwet, den troon. Willem de Derde is Koning der Nederlanden. De geheele natie is hem trouw ver schuldigd. In zijnen naam blijven allen werkzaam tot handhaving der wet, orde en rust. Reeds zijn de noodige bevelen gegeven om aan Koning Willem III de treurice Hiding over taak roept, waarop zijne geboorte en de Grondwet hem een onschend baar recht geven. Wij verwachten, dat een ieder in zijne betrekking, door drongen van liefde voorliet beminde Huis van Oranje, met kalmte en met warme vaderlandsliefde zal medewer ken, om door een rustige houding, 3n Gods, het welzijn te bevorderen. Wij den op onze pogingen ten behoeve van een trouw Volk, met hetwelk ik mij innig verbonden reken." Den 6en Maart gaf de Koning aan al de leden der Staten-Generaal een dinerdien avond scheen zijn vroegere opgewektheid geheel teruggekeerd. Bij die gelegenheid zei hij ook, dat hij voornemens was, weder eén week te Tilburg te gaan doorbrengen, waar hij gaarne vertoefde, om er rustig te kunnen arbeiden. Kort te voren was de Kroonprins hem vaarwel ko men zeggen, voor een reis in Enge- door dien de opwaaiende mantel aan een der sporen bleef hakendie val scheen echter geen nadeelige gevol gen te hebben. Niettemin was hij, zoo op de stoomboottochtnaar Geer- truidenberg als verder in de ge sloten reiskoets hijzonder stil. In den daaropvolgenden nacht werd de Koning door een hevige benauwd heid aangegrepen. De officier van ge zondheid Hees en dokter Maes, on- middelijk ontboden, brachten door een aderlating eenige verlichting aan, en des morgens kon de Koning weer ken. Zij heeft hem niet levend mogen wederzien. In den vroegen ochtend sprong de Koning, in een hevige be nauwdheid, van zijn legerstede; de lijfarts ving hem in zijn armen op, legde hem in een ziekenstoel en ontdekte dat het leven geweken was. De Koningin ijlde wanhopig op het lijk van haar Echtgenoot toe. In den loop van dien dag vaardigde het Ministerie de volgende proclamatie aan het volk uit: „Het heeft den Almachtige behaagd onzen beminden Koning Willem II om onder den zege des vaderlands zullen, in afwachting van 's Konings komst, onvermoeid tot hetzelfde doel werkzaam zijn. 'sGravenhage,'17Maart 1849. Daags te voren was de Minister van Buitenlandsche Zaken naar En geland gegaan, om den Kroonprins op de hoogte van den toestand te brengen. Be Prins vertrok onmidde- lijk, kwam den 21en te 's Gravenliage aan, en gaf denzelfden dag met de volgende proclamatie bericht, dat hij het bewind had in handen geno men. »Door het afsterven van mijn on- vergetelijken Vader geroepen tot den troon der Nederlanden, gevoel ik diep het gewicht van de taak, die op mij rust. Met het oog op God, en vol vertrouwen op het Volk, dat zoo in nig met mijn Huis is verbonden, aan vaard ik de Regeering. Mijne eerste behoefte was, hiervan, uit mijne resi dentie, openlijk bekendmaking te doen ofschoon treurige en heilige plichten mij onverwijld elders roepen. Willem I nam het souverein gezag op. om het naar een constitutie uit te oefenen. Willem II wijzigde, in overleg met de vertegenwoordiging, de Grondwet naar de behoeften des tijds. Mijne roeping zal het zijn, op denzclfden voet aan die Grondwet volledige werking te geven. Ik reken bij de vervuiling van die roeping op de getrouwe medewerking van alle grondwettige machten. Nederlanders blijft getrouw aan de spreuk uwer vaderen: „Eendracht maakt macht," en zoekt met mij de ware vrijheid in onderwerping aan de wet!"

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1889 | | pagina 1