NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
)E GELDK0FFER.
No. 35.
Woensdag I Mei 1889.
Achttiende jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
BINNENLAND.
Feuilleton.
AIMEBSFOOBTSCHE COURANT.
VOOR
abonnementsprijs:
Per J maanden ƒ1,Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
ïngezorilen stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Mm schrijft uit Apeldoorn:
»Het lericht in verschillende bladen,
als zou ZM.. bij voortdurende beterschap,
3 Mei nair het buitenland vertrekken, is
bepaald aijuist-
Dat di. later geschieden zal, kan ieder
begrijpen, maar in geen geval is daar nog
aangedaclt, zoodat van een bepaalden
datum no; minder sprake kan zijn."
He! in de Staats-Ct. van gisteren
opgenome beslnit luidt aldus
In naat van Z. M. WILLEM III, bij
de g^tie Gods, Koning der Neder-
landet Prins van Oranje-Nassau,
GrootHertog van Luxemburg, enz.,
enz. az.
De Raa van State, krachtens art. 45,
2o., der 3rondwet, waarnemende het
Kon. gezg;
Gezier de voordracht van den Raad
van Mirsters van 29 April 1889;
Geletop art. 47 van de Grondwet;
Heeftgoedgevonden en verstaan
1. mt wijziging van het Koninklijk
besluit van 25 April 1889 no. 6 te be
palen, at alvorens het ontwerp van wet
tot beneming van eene regentes van
liet Komkrijk, in de bij dat besluit be
doelde treenigde vergadering wordt aan
geboden aan die hooge vergadering zal
worden voorgesteld een besluit te nemen,
ivaarbijivordt verklaard, dat het in art.
38 var de Grondwet omschreven geval
heeft ogehouden te bestaan;
2. e Ministers van Binnenlandsche
Zaken n van Justitie te machtigen even-
bedoelc voorstel aan de vereenigde ver-
gaderigderStaten-Generaalaan te bieden.
Afscrift van dit besluit zal worden
gezondn aan den Raad van Ministers,
aan d, Ministers van Binnenlandsche
Zaken en van Justitie en aan de beide
Kamer der Staten-Generaal.
's Gavenhage den 29. April 1889.
Je Vice-President van den Raad
van State
van Reenen.
De Rinister van Binnenlandsche Zaken
Mackay.
L Minister van Justitie
,uys van Beerenbroek.
Te 's-Hage is Maandagmiddag een
buitengewone ministerraad gehouden.
Naar men meldt heeft het plan be
staan, om, wanneer de te benoemen
Regentes den eed zou afleggen in eene
vereenigde vergadering van de Staten-
Generaal, deze plechtigheid in het ver-
gaderlocaal en op den weg, welken de
Regentes naar het gebouw der Kamer
zou afleggen, met groot gala-ceremonieel
te doen plaats hebben.
De eedsaflegging zou voorloopig in de
eerste week der maand Mei bepaald zijn.
De Stand, schrijft:
«Nu goede tijdingen van 't Loo ons
van mindering in het lijden van onzen
geëerbiedigden Koning verhalen, maakt
meer dan een zich bezorgd dat het thans
wel eens spaak kon loopèh met het in
te stellen Regentschap. En dan, zoo klaagt
men, kwam de stagnatie in 'slands zaken
terug.
«Naar ons voorkomt, is die vrees ten
eenenmale ongegrond.
«Van tweeën éen toch. Of de blijde
tijdingen uit 't Loo houden aan, en dan
lijdt het geen twijfel, of onze koning, ge
heel zichzelven weer meester, zal zelfbe
stendiging van rust begeeren en de eerste
zijn. om met heel zijn volk een Regent
schap van de Koningin voorshands wen-
schelijk te keuren.
«Wenschelijk voor 's Konings rust en
voor 's volks welzijn.
«Ofwel, de beterschap zal onverhoopt
slechts qen vleugje blijken en in nieuwe
onhelderheden ondergaan, en dan kan
nog Raad van State, noch Staten-Gene
raal, aarzelen, en volgt de benoeming
van een regent buiten medeweten van
Zijne Majesteit om.
«Zij er dus dank en vreugde voor eiken
dag verademing en beterschap, aan onzen
lijdenden Koning geschonken.
«En zij er volkomen onbezorgdheid over
den gang van 's lands zaken.
«Voor willekeur is hier geen speelruimte.
«De Grondwet en de Wet beslissen."
Te 's Gravenhage overleed de heer
A. E. Reuther, oud-minister van oorlog,
lid van de Tweede Kamer.
Men meldt, dal bij de Regeering het
plan bestaat om de beide hoofdcursussen
voor de infanterie tot één hoofdcursus
compagnie te Kampen te vereenigen.
Hertog Adolf van Nassau.
De Indêpendance Beige gaf dezer da
gen het volgend artikel dat zeker ook
onzen lezers belang inboezemen zal.
«Aan den vooravond van een gebeur
tenis die ten gevolge zal hebben dat
niet alleen het Groot-Hertogdom Luxem
burg een andere regeering zal bekomen,
maar zelfs dat, door het uitsterven der
mannelijke linie van het huis van Oranje
dat thans den troon bekleedt, een nieuwe
linie op den troon van Luxemburg zal
komen is het zeker voor onze lezers
niet onbelangrijk eenige aanwijzingen te
ontvangen van de betrekking waarin de
nieuwe tak, die over Luxemburg gaat
regeeren, staat tot de oude die uitsterft.
Het geslacht der Nassau's klimt op
tot Otto van Luxemburg, broeder van
Koning Koenraad I. Zijn nakomeling
Walram I. die in 1020 stierf, liet twee
zonen na. De een. Walram II. stichtte
de Laurenburgsche linie die later (1160;
den naam van Nassau aannam. De an
der, Otto, was de stichter van de linie
Nassau-Gelderland, die in 1423 uitstierf.
In 1255 had er een verdeeling plaats
en er vormden zich twee nieuwe liniën
de linie van Walram en de linie van
Otto, waarvan de eerste in Nassau re
geerde tot 1866, eu de tweede waaruit
de thans regeerende Koning Willem III
der Nederlanden is voortgekomen.
Het congres van Weenen erkende het
recht van opvolging der lijn van Wal
ram over Luxemburg, als de linie van
Otto zou uitgestorven zijn.
Het is dus de oudere linie van Walram
waartoe de toekomstige Groot-Hertog van
Luxemburg, Adolf van Nassau behoort.
Men ziet uit deze geslachtsrekening dat
de bloedverwantschap tusschen Koning
Willem III en Adolf van Nassau opklimt
tot het jaar '1255. Maar als deze laatste
zeer verre verwant is aan Koning Willem
III, zoo is hij zeer van nabij verwant aan
Koningin Emma. De moeder van deze
laatste, die kort geleden gestorven is,
was de eigen zuster van Hertog Adolf.
De familiebanden schijnen zeer harte
lijk te zijn. Verleden jaar toch is Hertog
Adclf met zijn zoon gedurende diie da
gen of) het Loo de gast geweest van
den Koning en de Koningin der Neder
landen.
Zijn er toen beschikkingen genomen
met betrekking tot de opvolging in
Luxemburg? Dat is nooit uitgelekt.
Men weet dat Hertog Adolf van Nassau
bijna even oud is als Koning Willem III.
Geboren in de maand Juli van 1817, in
het kasteel van Weilburg, heeft hij een
groot deel van zijn leven doorgebracht
in Oostenrijk, waar hij in Militairen dienst
was getreden. Toen hij 22 jaar oud was
werd hij geroepen om zijn vader Willem
op te volgen op den troon van Nassau.
In 1849 maakte hij den veldtocht mede
tegen Denemarken en in 1866 verbond
hij zich met Oostenrijk tegen Pruisen.
Men kent de droevige gevolgen welke
deze oorlog had voor den Hertog van
Nassau. Hij werd onttroond en zijn land
ingelijfd bij Pruisen. Adolf van Nassau
trok naar Weenen, waar hij woonde tot
in dezen laatsten tijd. Lang bleef hij zeer
koel tegen Duitschland en nooit heeft
hij Keizer Wilhelm I willen ontmoeten,
die hem zijn land ontnomen had. Eerst
verleden jaar heeft de verzoening plaats
gehad tusschen de huizen van Nassau
en Hoherizollern.
Een eerste toenadering had plaats ge
had in 1885, bij gelegenheid van het
huwelijk van Prinses Hilda, de dochter
van Hertog Adolf, met den erfprins van
Baden, kleinzoon van Wilhelm I van
Duitschland. Verleden jaar, in de maand
September, werd de verzoening volkomen,
toen de Hertog van Nassau, met zijn zoon
Prins Willem Keizer Wilhelm II een be
zoek bracht op liet eiland Mainan. Nog
denzelfden dag bracht de Keizer een
bezoek terug aan den Hertog te Constanz
en voortaan was het verleden vergeten.
Sedert dien tijd heeft steeds de beste
verstandhouding bestaan tusschen den
Keizer en den Hertog.
Al wat men van dezen laatste verneemt
is geschikt om hem de sympathie te
doen verwerven van zijn nieuw volk.
Begaafd met een edel en welwillend ka
rakter, verstaat Hertog Adolf de kunst
om de hal ten voor zich te winnen. Zon
der twijfel zullen de Luxemburgers zich
gelukkig achten door zulk een algemeen
bemind man te worden geregeerd.
Zeister Weekbode.
Een wetsontwerp is ingediend tot
instelling eener Staatscommissie van 13
leden, tot voortzetting der arbeids-enquète
en vaststelling van hare bevoegdheden
en de wijze, waarop zij werken zal. Ver
schillende bepalingen der enquêtewet zijn
op deze enquête toepasselijk verklaard.
De opdracht is dezelfde als van de Ka
mercommissie; alleen wordt de goedkeu
ring des Ministers vereischt voor de in
richting en den omvang der werkzaam
heden. De Staatscommissie zal gesplitst
worden in drie gedeelten die gelijktijdig
op verschillende plaatsen verhooren kun
nen afnemen. De commissie is ook be
voegd schriftelijk inlichtingen in te win
nen. De enquètte moet zijn afgeloopen
voor 1 Januari 1891. Ook is ingediend
een ontwerp tot regeling der heffing
voor het gebruik van werken en inrich
tingen door den Staat te onderhouden.
De Nijmeegsehe Tramweg-Maat
schappij is voornemens de exploitatie
harer lijnen Nijmegen—BeekNeerbosrh
in Juni te openen.
De officier van justitie te Groningen
waarschuwt tegen een persoon, in het
bezit van een patent, ten name van Cor
nells Wolff, 26 jaren, koopman te Rot
terdam. Hij bezoekt het werkvolk op
fabrieken en in den landbouwstand en
doet zich voor als boekbinder zonder
werk, wegens gebrek aan reisgeld ge
dwongen zijn zilveren horloge te ver-
koopen. Meermalen heeft hij dientenge
volge voor veel geld horloges, oogen-
schijnlijk zilver, verkocht, uit waardeloos
witachtig metaal vervaardigd.
De vorige week is door den direc
teur der Weesinrichting te Neerbosch
ontvangen een aangeteekenden brief, post
merk Amsterdam, alléén met een vel wit
papier; dat geen schrift bevatte. De lak
ken op den brief droegen zichtbaar een
dubbel stempel. Het zal ongetwijfeld den
director aangenaam zijn, hierover inlich
tingen te ontvangen, daar hij vermoedt,
dat in den brief zich geldswaarde heeft
bevonden.
Omtrent de bekende zaak Verstege
de Rochemont, schrijft men uit Den Haag
aan de Midd. Ct.
«De geruchtmakende strafvervolging
tegen den overste Verstege is met een
echten sisser afgeloopen. Tweehonderd
gulden boete voor een zeer gefortuneerd
man De indruk, dien hij op de rechters
maakte, moet wel zeer gunstig zijn ge
weest, om hem, schuldig bevonden zijnde,
Eeiware geschiedenis uit Thüringen,
door
AADRÉ HUGO.
59) Het schel gefluit door de heldere,
zuivre winterlucht wekte een jongen
ma uit de halve sluimering, waarin hem
het eentonig geratel der wielen en
warschijnlijk ook het gemis van den
oc;endslaap had geworpen. De jonge
ml wischte met de toppen zijner ge-
hidschoende vingers den rijp af die
teen het venster van de coupédeur was
algeslagen, om zijne achter een gouden
bl met blauwe glazen schitterende oogen
vrschend te laten glijden over het
sitionsgebouw en de menigte die er
v^ir op- en afging.
Ilij scheen hier bekend te zijn, want
n hij een net gekleeden heer van in
dertig jaren afscheid zag nemen van
eo man met donker uitzicht die de bad-
plats scheen te verlaten, liet hij het
copéraampje neder en boog zich uit
ht venster.
«Goeden morgen, heer collega!" riep1
hij tot den laatste.
De aangeroepene hield de hand boven
de oogen en groette toen terug. «Hoe
gaat het te St. Wolfgang Ingesneeuwd
niet waar?" antwoordde hij lachend
en trad een beetje dichter bij.
«Nog niet geheel en al 1" riep de
reiziger in de coupé terug, «'t Is echter
mogelijk dat, als liet zoo voortgaat met
sneeuwen, wij geheel en al van de wereld
zullen zijn afgesneden."
«Dan wensch ik u nu reeds genoege-
lijke Kerstmis!"
«Dank u zeer
«Apropos, collega Marcuet, ziet gij
daar dien jongen man, die met den
conducteur spreekt?"
«Zeker. Ge meent toch dien, met wien
gij zoo even in gesprek waart
«Juist
«Wat schort hem
«Hij zou een goed patient zijn voor
uw asyl, hij is totaalmaar daar
komt hij laat ons over iets anders
spreken."
De conducteur trad in dit oogenblik
met den jongen man naar de coupé,
maakte de deur open en hielp den laatste
instijgen.
Toen het portier toeviel, klonk het
teeken van vertrek.
«Nogmaals aangename Kerstmis, col
lega I" klonk he' door het coupéraam.
«Eveneens, doctor Braun I" antwoordde
de aangesprokene.
Het raampje werd opgetrokken, de
trein zette zich in beweging en de wielen
rolden weder over de twee zwarte lijnen
totdat de locomotief nogmaals een sneeuw
massa moest doorsnijden en met volle
kracht moest voortstoomen om dien hin
derpaal te boven te komen.
Dokter Marcuet, dien wij als zoodanig
reeds uit zijn gesprek rnet den dokter
Braun hebben leeren kennen, scheen ver
heugd te zijn een reisgezel te hebben
gevonden, zooals uit zijn houding en be
wegingen bleek. Hij kuchte om zijn reis
gezel opmerkzaam te maken op zijne
aanwezigheid, hij sloeg den grooten pels
kraag met meer dan noodig gedruisch
naar beneden, wijl hij hoopte daardoor
de opmerkzaamheid van den vieemdeling
te trekken.
Te vergeefs. Deze keek zonder zelfs
een oogenblik zijn blik omtewenden, door
het venster naar buiten naar het winter
landschap, dat toch in elk geval in dezen
tijd van 't jaar zulk een bijzondere aan
trekkelijkheid niet bezat, om den vreem
deling te kunnen boeien.
Dokter Marcuet stak een sigaar aan
en zette zich, toen hij bemerkte dat de
vreemdeling met opzet stilzweeg, toen
dieper in den hoek van den wagen, van
waar hij alle mogelijke gelegenheid had
zijn zwijgenden reisgezel te kunnen waar
nemen. Hij zag wel is waar het gelaat
des vreerndelings slechts van ter zijde,
maar genoeg om overtuigd te zijn dat
tot dit zwarte haar en die geelbruine
gelaatskleur een paar donkere oogen
moesten behooren. De bewegingen met
de eene blanke en fijnbesneden hand naar
het voorhoofd, die zich telkens herhaal
den, maakten de nieuwsgierigheid des
dokters vooral daarom gaande, omdat de
middelste vinger telkens langen tijd bleef
rusten op het midden van 't voorhoofd,
als om die plaats van 't voorhoofd te
onderzoeken De trein had reeds een
tusschenstation gepasseerd, zonder dat de
raadselachtige vreemdeling zijn houding
had veranderd.
Dokter Marcuet nu had bij het aan-
kleeden in de kille kamer van zijn hotel
een verkoudheid opgedaan, die zich thans
openbaarde door een herhaald niezen.
De vreemdeling keek om, sloeg een
oogenblik zijn reisgezel verwonderd gade
en zeide toen, terwijl hij zich weder naar
het venster keerde «Gezondheid
«Wel bedankt!" antwoordde de dokter.
Nu kwam het hem voor, toen hij op
nieuw zijn zwijgenden reisgezel aankeek
en zag hoe deze de geheele hand op het
voorhoofd legde, alsof de vreemdeling
zich moeite gaf zich iets te binnen te
brengen.
Toen hij nogmaals dokter Marcuet
vluchtig had aangezien, schudde hij
het hoofd, fronsde wederom het voorhoofd,
terwijl hij zijne vingers van tijd tot tijd
aan het voorhoofd bracht en dit voor
zichtig betastte.
Nu kwamen den dokter op eenmaal
de gelaatstrekken van den vreemdeling
bekend voor. Hij dacht na om zich te
herinneren bij welke gelegenheid hij die
gelaatstrekken had gezien. Nauwelijks
echter had hij zijn geest daarmede eenige
oogenblikken bezig gehouden toen de
vreemdeling plotseling opsprong, zich
voor hem stelde, zijn blik op hem liet
rusten en met holle stem sprak
«Mijnheer, gij brandt!"
Thans rook ook de dokter, niettegen
staande zijne verkoudheid, een brandlucht.
Hij sprong op en hekeek zich. Jal Op
een zijner bovenarmen was een vrij gioot
gat met vurige randen. De dokter doofde
de vonken uit en bedankte den vreem
deling met eenige woorden.
De vreemdeling vei langde peen dunk-
betuiging, de dokter bleef bij zijne woor
den en zoo werd allengs het stilzwijgen
verbroken en ving men een onderhoud