NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT en GELDERLAND. DE GELDKOFFER. No. 42 Zaterdag 25 Mei 1889. Achttiende jaargang. verschijnt woensdag en zaterdag. NIET-DIENSTPLIGHTIGEN. binnenland. Feuilleton. AMEBSFOORTSCIE CODliNT. VOOR abonnementsprijs: Per 3 maanden ƒ1.Franco per post door het geheele Kijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekende Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Als de schrijver der hoofdartikelen in dit blad den inhoud had kunnen vermoeden van het, zeer kort na de afzending van zijn vorig stuk open baar gemaakt rapport van de Staats commissie in zake den militairen dienstplicht, dan zou hij niet in ge breke zijn gebleven er op te wijzen, dat ook daarin een krachtige aanbe veling wordt gevonden van 't geen door hem als noodzakelijk werd voor gesteld, n.l. algemeene geoefendheid in het schieten. Die overeenstemming achten wij een bewijs te meer, dat het hooge belang der zaak meer en meer wordt ingezien. Dat geeft hoop voor de toekomst. Aan gezegd rapport zullen wij de aandacht wijden, die het verdient, door nu en dan een gedeelte afzon derlijk te bespreken. Thans bepalen we ons, in verband met het hoofd artikel van verleden week, tot de paragrafen, die tot opschrift hebben «Bestemming van hen, die in tijd van vrede niet geoefend worden," en „Opvoeding der jeugd." Vroeger deden we uitkomen hoe noodzakelijk het is, dat ieder weer baar mannelijk ingezetene de geschikt heid hebbe, in tijd van nood aan de landsverdediging deel te nemenen we meenden te mogen zeggen, dat oefening in den wapenhandel een onafscheidelijk deel moest uitmaken van hetgeen men in Nederland onder een behoorlijke opvoeding der jongens verstaat, onverschillig of men latei- al dan niet tot het actieve leger in vredestijd zal behooren. Is algemeene dienstplicht minder wenschelijk, al gemeene oefenplicht zou ons natio naal weerstandsvermogen, zonder groote vermeerdering van uitgaven, niet weinig verhoogen. De Staatscommissie wil ook dien kant wel uit, maar zij durft er geen verplichting van maken. Zij wenscht alleen voor een zelfde tijd vak, als de geheele verbintenis der dienstplichtigen duren zal, met inbe grip van land- of zeeweer en haar reserve, dengenen die in tijd van vrede niet geoefend worden dendienst plicht op te leggen voor het geval in dat tijdsverloop een oorlog mocht dreigen of uitbreken. Het komt ons tamelijk onverschil lig voor, of deze verplichting in de nieuwe militaire wetgeving wordt opgenomen of niet; aan het laatste zouden we zelfs de voorkeur geven, opdat geen voedsel worde verschaft aan de illusie, dat wij iets hoegenaamd kunnen verwachten van de mede werking dier ongeoefenden. Laat men nu toch eindelijk eens klaren wijn gaan schenken Wat op dit oogenblik de „rustende schutterijen" zijn, be hoeft men niet onder een anderen vorm te bestendigen. Is het goed, de dooden te laten rusten we zul len ons verheugen als men thans van de gelegenheid gebruik maakt om de rustenden te dooden. Of denkt men uit die honderdduizenden onge oefenden één enkele compagnie te kunnen samenstellen, als de vijand de grenzen heeft overschreden en alle krachten vereenigd moeten wor den om hem den voortgang te be twisten? Zal misschien de vijand wel willend genoeg zijn om een poosje te wachten, tot de „vrijgestelden" af- geëxereeerd zijn De Staatscommissie voelt dat ook wel, en daarom zet zij, heel voorzich tig, één voet in ons schuitje. Zij is- van oordeel, „dat de ontwikkeling van de karakterhoedanigheden, de gehardheid en de bekwaamheden, welke de vorming van den soldaat in de hand werken, niet alleen van belang is voor die jongelieden, welke in tijd van vrede, hetzij vrijwillig, hetzij door de wet daartoe verplicht, militairen dienst zullen verrichten, maar ook voor de anderen." Deze overtuiging brengt er haar toe de volgende drie voortreffelijke zaken aan te bevelen: 1. meer algemeene beoefening van de gymnastiek door de jeugd 2. onderwijs in de behandeling der wapenen, meer in het bijzonder aan jongelieden van 1719 jaren, mits daarbij alles vermeden wordt wat gelijkt op ijdel etlectbejag, en 3. het vergemakkelijken van schiet oefeningen. Zooals men ziet, van liet opleggen van eenige verplichting isgeen sprake de commissie wil alleen de gelegen heid geopend zien dat ook niet miliciens exerceeren en schieten lee- ren. Of er door dezen veel gebruik van gemaakt zal worden, zou men nog moeten ondervinden; onze ver wachting is in dat opzicht niet hoog gespannen. En toch, als men in aanmerking neemt dat de last die den dienstplichtigen wordt opgelegd, niet gering is acht jaar bij het ac tieve leger of de zeemacht, vijf jaar bij land- of zeeweer, en eindelijk nog bij de reserve zeven jaar, dan zou de billijkheid vorderen dat men ook den overigen ten minste iets liet doen om de verdedigbaarheid des lands te helpen .waarborgen. Het feit alleen, dat de gansche mannelijke bevolking van een land, voor zoo verre ouderdom of invaliditeit geen belemmering zijn in staat is zijn krachten te wijden aan de handhaving onzer onafhankelijkheid, zal andere natiën, die haar mochten willen be dreigen, reden geven om zich niet al te spoedig aan een aanval te wa gen, tot dusver moeten de vrijge stelden, althans in de grootere ge meenten, nog schutterendat is wel niet veel, maar 'tis toch iets. Volgens het stelsel der staatscommissie zal al de zorg voor de defensie worden opgedragen aan het eene deel der mannelijke bevolking, terwijl het an dere deel met de handen in de broek zakken kan toezien. Up die wijze blijft een groot deel van onze weer kracht ongebruikt. Kon men den niet-dienstplichtigen de verplichting opleggen, van de ge legenheid tot oefening in den wapen handel gebruik te maken, dan zouden dezen wellicht, op het tij lstip dat de lichtingen van het actieve leger over gaan tot de land- of zeeweer, daarbij zijn in te deelen, om alzoo gezamen lijk een krijgsmacht van niet te ver smaden getalsterkte te vormen, die een paar malen kon worden opge roepen voor herhalingsoefeningen van niet te langen duur. Het schijnt ons niet onmogelijk toe, die oefeningen te doen houden in de garnizoens plaatsen, behoudens één enkele op roeping tot deelneming aan de zoo genaamde groote manoeuvres. We zullen thans dit denkbeeld niet ver der uitwerkenmisschien komen wij er te gelegener tijd op terug. Bij de gehouden verkiezing van een lid der Tweede Kamer in het kiesdistrict Nijmegen, ter vervanging van wijlen den heer Reuther, werden uitgebracht 1513 stemmen. Gekozen is de heer T. Th. J. H. Dobbelman (R. Kath.) met 1175 stemmen. Op den heer J. de Koning (lib.) wer den 345 stemmen uitgebracht. Te 's Hage is onder leiding des lieeren mr. R. J. graaf Schimmelpenninck van Nijenhuis, eene druk bezochte ver gadering gehouden der «Maatschappij tot bevordering van het Christelijk onderwijs onder de inlandsche bevolking der kolonie Suriname." Deze Maatschappij werd ruim een halve eeuw geleden in het leven ge roepen, uitsluitend tot ondersteuning van het werk der Moravische broeders aldaar. Deze vergadering werd bijgewoond door den heer J. Kersten, hoofdvoorzitter der Moravische broeders, onlangs uit Suriname uitgekomen, die belangrijke mededeelingen deed omtrent het werk der zending. Daaruit bleek dat dit werk zich uitbreidt, maar de belangstelling der Christenen in Nederland in gelijke mate afneemt. Ter voorziening in het tekort der kas werd besloten in de maand Februari 1890 een bazar e houden en reeds voorloopige maatregelen te nemen en daartoe vele artikelen uit Suriname bijeen te bren gen. Bij de Tweede Kamer is ingekomen een wetsontwerp, houdende verbodsbepa lingen tegen het dragen van wapenen. Niet verheden is het dragen van wape nen o. a. door hen, die deel uitmaken van de gewapende macht. In de Oosterkerk te Utrecht werd Woensdag een Provinciaal Diakonaal Con vent gehouden, waarbij 18 der Ned. Ger. (doleerende) kerken in deze provincie ver tegenwoordigd waren, en die door ds. M. J. Bouman van Amersfoort geleid werd. Met gebed, voorlezing van Matth. 28 en eene toespraak van den voorzitter, vingen de werkzaamheden aan. De vraag, of het wenschelijk is een gesticht in het leven te roepen voor deze provincie, waarin ongeneeslijke zieken en ouden van dagen, die moeielijk in ge zinnen kunnen worden verpleegd, ter verzorging worden opgenomen, werd be vestigd beantwoord. Aan de kei k te Utrecht is aanbevolen die zaak ter hand te nemen. Eene vroeger benoemde commissie tot onderzoek van het vraagstuk der Door gangshuizen, achtte het niet wenschelijk tot de oprichting daarvan over te gaan. Zij wilde daarentegen dat te Utrecht en te Amersfoort met enkele huisgezinnen wordt overeengekomen orn gevallen meis jes op te nemen. De kerk, die de opneming vraagt, moet de kokten dragen de diake nen in de gemeente, waar de gezinnen gevestigd zijn, moet toezicht oefenen. De wenschelijkheid werd uitgesproken dat de diakoniën steun verleenen aan ge stichten, die buiten de kerk staande, toch op gereformeerden grondslag rusten. Op volgende conventen zullen ook diakenen van Ned. Herv. kerken genoo- digd worden. De kerk te Driebergen zal het volgende convent in Augustus samenroepen. üs. G. Ringnalda sloot de bijeenkomst met gebed. In het Koning-Willemshnis te Am sterdam werd gister, onder voorzitter schap Ds. A. H. Rooze, van Rotterdam, de achtste jaarlijksche algemeene verga dering gehouden der Nationale Christen- Geheel Cnthouders-vereeniging. Het ledental is in het afgeloopen jaar belangrijk vermeerderd en is nu tot on geveer duizend gekomen. Vijf nieuwe af- deelingen werden opgericht en wel te Een ware geschiedenis uit Thüringen, DOOR ANDRÉ HUGO. 66) Het kleine salon in het asyl te St. Wolfgang straalde in den lichtglans van een rijkgetooiden grooten Kerstboom, die. zooals in Thüringen de gewoonte is, van het midden der zoldering afhing. Onder den boom stond op een gedekte tafel het eenig voorwerp, dat men als een Kerstgeschenk zou hebben kunnen beschouwen. Het was een kleine zwart lederen kof fer. Van verdere geschenken, die de liefde op Kerstmis der wederliefde biedt, was geen spoor te ontwaren. In den haard brandde een goed hout vuur en verspreidde in de kamer een be- hagelijke warmte; doch ook eene moderne kachel in de kamer scheen met zijn ouder- wetschen kameraad te willen mededin gen. Buiten het knetteren van het hout in den haard, was alles stil in het salon, waaraan de kerstboom met zijn vergulde appelén en noten, gekleurd suikerwerk en gekleurde sterren, een feestelijk aan zien gaf. De stilte werd afgebroken door de bin nenkomst van den dokter met nog twee heeren. «Zooals ik reeds de eer had op te mer ken, mijnheer de graaf," sprak de dokter tot een oud heer in uniform van Fransch overste, »U zult den ongelukkige nauwe lijks herkennen. Zijn haar is sedert kort grijs geworden hij gevoelt bitter be rouw «Mij is de wrake, ik wil vergelden," spreekt de Heer." «Gij vergeeft dus den schuldige?" «Van ganscher harte." «Gij zijt niet meer vertoornd op hem?" «Neen «Mag ik hem dus laten roepen «Doe dat, dokter." De dokter verwijderde zich. «Wat zijt ge toch goedhartig!" sprak de andere heer tot den overste, niet zon der ironie. «Mijne grondbeginselen zijn anders. Zoo Martingau nog leefde, die mij indertijd met den sabel op het hoofd sloeg, ik zou vreeselijk wraak op hem nemen." «Neen, dat zoudt ge niet doen!" «Zeker! Eene vreeselijke afrekening." «De beleedigde Christen vergeeft." «Maar er staat ook in de Schrift: Oog om oog, tand om tand. Maar ge rnoogt gelijk hebben, mijnheer de graaf, ik wil hem vergeven, alleen omdat hij dood is. Wonderlijk blijft het dan toch in elk ge val «Wat dan?" «Dat Guilloche zoolang onder den naam van Falkening niet ontdekt kon worden, vooral te Br «Mij verwondert het geenszins. Bedenk, hoe lang ik zelf het landhuis te Ulmho- sen bewoond heb onder den naam Wall- mann, zonder dat het ontdekt werd. Gij zelfs vermoedde niet eens dat de onbe duidende Wallmann uw vroegere overste de Rempart was." Een deur werd geopend en in het zelfde oogenblik klonk een vreeselijke gil door het salon. De overste en de invalide keken naar de deur. Daar stond Falkening. «Vat moed!" fluisterde de dokter hem toe. Falkening deed een paar schreden voor waarts, maar bleef toen bleek en bevend staan. Zijne oogen bleven staren naar den koffer op het tafeltje. De invalide naderde het tafeltje. «Kent gij mij nog, Guilloche?" «Falkening of liever gezegd, Guilloche kon geen geluid geven; hij knikte stil zwijgend met het hoofd. Onderwijl trad de overste nader, legde zijn hand op den schouder van den schuldige en sprak met bewogen stem «Guilloche, ik vergeef u «Hoe, zoudt gij mij vergeven?" «Het is reeds geschied." «O, dank, duizendmaal dankstamelde Falkening, en in zijn oog parelde een hei lige traan, die der erkentelijkheid. Op dit oogenblik werd de deur opnieuw geopend en Arthur trad binnen. De graaf ging liern tegemoet, nam hem bij de hand en voerde hem naar liet tafeltje, waarop de zwarte lederen kolfer stond. «Kent gij dezen koffer?" »Ja!" «En de treurige feiten die zich daaraan vastknoopen?" «Zou ik ze niet kennenDie koffer heeft mij mijne Verena ontroofd, heeft mij tot moordenaar gemaakt. Zie, het Kainsteeken op mijn voorhoofd verraadt mij ja, ik ben een moordenaar. O, wat brandt dat, wat doet dat pijn!" De dokter greep Arthur deelnemend bij de hand en betastte zijn voorhoofd. «Mijnheer Falkening," zeide hij, «ik be loofde u hulp en zal mijn woord gestand doen. Herinnert ge u dat ik sprak van een onfeilbaar middel, dat u genezing zou brengen. Ik achtte het geraden dit niet terstond aan te wenden. Thans ech ter is de tijd gekomen. Kniel neder!" Arthur liet zich, gehoorzaam als een kind, op de knieën neder. Het salon had behalve de deur die op den gang uitkwam, nog een tweede, die naar de vertrekken van Mevrouw Marcuet voerde. Op die laatste deur wees de dokter, terwijl hij Arthur beval daarheen te kij ken, daar de lichten van den Kerstboom te scherp waren voor het oog. «En helpt het middel zeker?" vroeg Attliur naar de deur ziende. «Zeker, want het heet «O, noem mij den naam «Verena 1" Bij het uitspreken van dit tooverwoord openden zich de vleugeldeuren, waarin in een verblindend licht eene vrouwenge daante in 't wit gekleed zichtbaar werd. Naast haar stond tie vrouw des dokters met een lachend kindje op den arm. {Stol in 't volgend' nummer.)

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1889 | | pagina 1